De brieven in het Nieuwe Testament beginnen met de afzender. Dat is heel anders dan vandaag. Vergeet echter niet dat “het postkantoor” toen nog niet bestond en dat brieven met reizigers werden verzonden. Een duidelijk en gemakkelijk herkenbaar adres was belangrijk.

De afzender en ontvanger moeten gemakkelijk te herkennen zijn. Dit geldt vooral als je op een rol schrijft. Als de afzender aan het einde van de brief staat, moet je de hele rol afrollen om de afzender te vinden. Dat lijkt omslachtig. In de periode waarin het Nieuwe Testament zich afspeelt, werden de afzender en ontvanger daarom direct aan het begin van de brief geplaatst:

“Paulus, een apostel van Christus Jezus door de wil van God, aan alle heiligen die ook in Christus Jezus geloven.”
Ef 1:1

In een eerder artikel is er al op gewezen dat de woorden “in Efeze” een latere toevoeging zijn. De brief is waarschijnlijk geschreven als een algemene circulaire aan verschillende kerken en was niet specifiek gericht aan de kerk in Efeze. Daarom is de correcte doelgroep eenvoudigweg“aan alle heiligen die ook in Christus Jezus geloven“.

Paul

De apostel schrijft niet met zijn Hebreeuwse naam “Saul”, maar met de Griekse variant “Paulus”, die de Handelingen der Apostelen introduceert aan het begin van zijn bediening (Handelingen 13:2, vgl. Handelingen 13:9). Dit komt overeen met het feit dat hij als apostel voor de volken, of niet-Israëlitische volken, op reis was (Rom 11:13). Hij had hiervoor een taak gekregen.

De naam Paulus komt etymologisch van het woord voor “pauze”, “pauze”, “stop” of “ophouden” (Grieks pauō). Het Griekse pauō wordt ongeveer in hetzelfde hoofdstuk gebruikt: “opdat ik niet ophoud voor u te danken en u in mijn gebeden te noemen” (Ef 1:16). Sommige bijbelleraren hebben erop gewezen dat dit te maken zou kunnen hebben met de opdracht van Paulus en de tijd waarin enerzijds de kerk van vandaag wordt geroepen, maar anderzijds Gods wegen met Israël tijdelijk worden “gepauzeerd” of “gestopt”. De apostel schrijft zoiets in Romeinen 9-11.

De speciale missie van Paulus was niet te vergelijken met wat Jezus of de 12 apostelen hadden verkondigd. Het herkennen van het verschil is de sleutel tot een beter begrip van het Nieuwe Testament. Laten we eens luisteren hoe hij vervolgens zijn taak beschrijft.

Apostelen van Christus Jezus door de wil van God

Apostel

Paulus was een “apostel”, d.w.z. een “boodschapper”. Hij was een boodschapper van Christus Jezus en door de wil van God. Als apostel staat hij op één lijn met de 12 apostelen, wat overeenkomt met een bepaalde autoriteit. Deze autoriteit moet echter niet in Paulus zelf worden gezocht, maar in degene die hem heeft uitgezonden: Christus Jezus.

Paul

In het Nieuwe Testament is het vooral Paulus die de functie “Christus” koppelt aan de naam “Jezus” (vgl. Mt 1:16). Hij gebruikt zowel de volgorde “Jezus Christus” als “Christus Jezus”. Buiten de brieven van Paulus komt de uitdrukking “Christus Jezus” slechts een paar keer voor in de Evangeliën en de Handelingen van de Apostelen, terwijl “Jezus Christus” iets vaker voorkomt in andere teksten van het Nieuwe Testament en nog steeds voorkomt na de brieven van Paulus.

Christus Jezus

De link geeft de Jezus aan waarnaar wordt verwezen. Welke Jezus? “Die ze Christus noemen!”. Het is een preciezere aanduiding en specificatie. De naam Jezus is gekoppeld aan een taak. Zo werd hij herkend in Israël.

“En zie, er was een man, Simeon genaamd, in Jeruzalem; deze man was rechtvaardig en eerbiedig. Hij keek uit naar de belofte van Israël en de Heilige Geest was op hem. Nu had hij van de Heilige Geest de opdracht gekregen dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Christus van de Heer had gezien.”
Luk 2:25-26, vgl. Mt 27:22

Het woord Christus komt overeen met het Hebreeuwse Messias, wat gezalfde betekent. In de Tenach, het Oude Testament, werden koningen, priesters en profeten “gezalfd” voor hun taak. Zo lees je:

“Hoe God Jezus van Nazareth zalfde met de Heilige Geest en met kracht, Hij die rondging om goed te doen en allen te genezen die onderdrukt werden door de tegenstander, want God was met Hem.”
Handelingen 10:38

“De Geest van mijn Heer is op mij, daarom heeft Hij mij gezalfd om het evangelie aan de armen te verkondigen; Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te genezen, om de gevangenen bevrijding te verkondigen, en de blinden wederopstanding, om de verdrukten met bevrijding weg te zenden, en om een welbehaaglijk jaar des Heren te verkondigen (vgl. Jesaja 61:1-2).”
Lucas 4:18-19

“Nadat God in de oudheid vele malen en op vele manieren door de profeten tot de vaderen heeft gesproken, spreekt Hij in het laatst van deze dagen tot ons in de Zoon, die Hij tot losprijshouder van alle dingen heeft gemaakt en door wie Hij ook de eonen heeft gemaakt. [ Daarom zalft God, uw God, u met vreugdeolie; ver boven uw medereizigers (Ps 45:7-8).”
Heb 1:1-9

Zoals uit het eerste citaat blijkt, is letterlijke olie geen voorwaarde. Olie heeft alleen een illustratieve functie. Het gaat in wezen over spirit en kracht. Dit is wat Jezus kenmerkte. Dat maakt Hem de Christus. Trouwens, je zalft jezelf niet. Zoals uit de citaten blijkt, werd Jezus gezalfd door anderen, vooral door God.

Ontwikkeling van het bericht

In een Joodse context, volgens de beloften van de profeten, zou een gezalfde, een Messias, het messiaanse koninkrijk vestigen. De profeet Daniël sprak al over een koninkrijk dat op een dag door God op aarde zou worden gevestigd:

“En in de dagen van deze koningen zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten dat in eeuwigheid niet vernietigd zal worden en waarvan de heerschappij aan geen enkel ander volk zal worden overgelaten; het zal al die koninkrijken verpletteren en vernietigen, maar zelf in eeuwigheid standhouden.”
Dan 2:44

“En het koninkrijk en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder de gehele hemel, zullen gegeven worden aan het volk der heiligen van de hoogste plaatsen. Zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk en alle heersers zullen hem dienen en gehoorzamen.”
Dan 7:27

Het is de God van de hemel (Dan 2:44) die dit zal doen onder de hele hemel (Dan 7:27), d.w.z. op de hele aarde. Toen Daniël dit opschreef, was het koninkrijk nog ver weg. Maar wanneer Jezus het toneel betreedt, schrijft Matteüs dat het “koninkrijk van de hemel” nu “nabij is gekomen” (Mt 4:17). Voor de Joodse toehoorders in die tijd was dit een kristalheldere verwijzing naar de beloften in het boek Daniël. Dit is de messiaanse verwachting die Jesaja als volgt beschrijft:

“De toename van heerschappij en vrede zal geen einde hebben op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te vestigen en te handhaven door oordeel en door gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. De ijver van Jahweh der heerscharen zal dit doen.”
Jesaja 9:7

Dit idee is echter niet terug te vinden in Paulus. Paulus leeft na het kruis en heeft een taak voor de volken (Ef 3:1-11), terwijl Jezus zich in de evangeliën expliciet alleen tot Israël richt (Mt 15:24; Rom 15:8). Paulus zegt later ook dat als we Jezus kenden naar het vlees, dat wil zeggen uit de tijd van de evangeliën, we hem niet meer op dezelfde manier kennen (2 Korintiërs 5:16). Dit is geen breuk met de Jezus van de evangeliën, maar een breuk met de tijd van de evangeliën en de boodschap die daarin werd verkondigd.

Er is veel veranderd. Het kruis en de opstanding vonden plaats en Paulus werd geroepen als 13e apostel met een tot dan toe onbekend evangelie, dat hij “mijn evangelie” noemde (Rom 16:25-26). Deze verschillen zouden duidelijk moeten maken dat we niet zomaar teksten uit de Evangeliën moeten mengen met citaten uit de brieven van Paulus, maar dat we juist zorgvuldig aandacht moeten besteden aan de verschillen.

Christus of Messias?

Het concept van Christus had nooit dezelfde klank voor gelovigen in de naties, die geen messiaans koninkrijk verwachtten, als het woord “Messias” in Joodse oren had. Toch gebruikte Paulus deze term, maar de context en dus de betekenis was iets anders. Hij sprak in Efeziërs nooit simpelweg over “Jezus”, maar over “Christus Jezus” (Ef 1:1), “Heer Jezus” (Ef 1:15), of vaak ook over “de Heer Jezus Christus” (Ef 1:2). Evenzo spreekt de apostel regelmatig over “de Christus” (Ef 1:10) en vele dingen die we “in Christus” hebben (Ef 1:3 e.v.). Dit is bijvoorbeeld onbekend in de evangeliën.

Geen van deze plaatsen gaat dus over een messiaans koninkrijk op aarde, waarover de profeten hadden gesproken. Jezus verkondigde een “evangelie van het koninkrijk” (Mt 4,23), maar dit werd uitgesteld na de opstanding (Hand 1,6-8). De apostelen werden allemaal getuigen van de opstanding na de hemelvaart (Handelingen 1:21-22; 1 Korintiërs 15:1-4). Daarom kon Paulus, zoals hierboven vermeld, erop aandringen dat we Jezus niet langer naar het vlees moeten kennen. De verandering in de boodschap wordt zichtbaar door namen als “Christus Jezus”. De term komt voor het eerst voor in Handelingen 3:20, d.w.z. na de evangeliën.

Apostel door de wil van God

Paulus was geen would-be evangelist. Hij wilde niet in de schijnwerpers staan. Hij was een Joodse intellectueel met een goede stamboom en de beste opleiding (Fil 3:4-6). De apostel was echter geen zelfbenoemde goeroe. Paulus was een apostel “door de wil van God”. Hij heeft zijn carrière elders als volgt beschreven:

“Maar toen het God (die mij apart gezet heeft vanaf de moederschoot en mij geroepen heeft door Zijn genade) goed leek om Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem als het evangelie zou verkondigen aan de volken, heb ik het niet meteen onderworpen aan vlees en bloed.”
Gal 1:15-17

Hier zou je kunnen beargumenteren dat Paulus dit zelf heeft bedacht. Je zou kunnen denken aan een zelfpresentatie. Hij benadrukt hier echter, net als op andere plaatsen, dat het uit genade was. Paulus beroemt zich niet op zichzelf, maar hij beroemt zich op zijn God, door zijn Heer. God had hem “geroepen door zijn genade”. God roept. Zo heeft Paulus het ervaren. Dus gaat hij op reis, net zoals Abram ooit op reis ging door geloof. Het was geen eigengerechtigheid in de trant van “Ik heb het zelf gezegd, dus het is klaar!”, maar het was de ervaring van Gods werk, waarna hij kon zeggen: “Gehoord, gedaan!”.

De uitspraak “volgens de wil van God” zou ook kunnen verwijzen naar de tijd “toen het God goed leek om zijn Zoon in mij te openbaren”, zoals in Galaten staat. De “wil van God” komt dan overeen met Zijn werk in de tijd, d.w.z. Gods besluit om iets tot stand te brengen door deze Paulus. Hier wordt later in de brief ook op gezinspeeld als Paulus schrijft:

“Want als u gehoord hebt van de toediening van Gods genade die mij voor u gegeven is, omdat mij door een openbaring het geheimenis bekend is geworden.”
Ef 3:2-3

Paulus aan alle heiligen die ook in Christus Jezus geloven

Dit gaat over de ontvanger. Paulus richt zich tot “heiligen die ook in Christus Jezus geloven”. Dit is geen uitsluitingscriterium, alsof er heiligen zouden kunnen zijn die niet in Christus Jezus geloven, maar alle gelovigen worden ook heiligen genoemd en alle heiligen zijn gelovigen “in Christus Jezus”. De term “heilige” voor gelovigen komt op veel plaatsen voor.

Wat schrijvers en ontvangers verbindt

In het eerste vers van Efeziërs komt de term “Christus Jezus” twee keer voor. Aan de ene kant zegt Paulus dat hij een “apostel van Christus Jezus” is en meteen daarna richt hij zich tot de “heiligen die ook in Christus Jezus geloven” (Ef 1:1). In beide gevallen gaat het om een relatie. Aan de ene kant Paulus als “apostel”, aan de andere kant de mensen van de gemeenten, die “heiligen, ook gelovigen” zijn. Ze worden geplaatst in relatie tot “Christus Jezus”. Wat deze mensen en ook Paulus zelf kenmerkt, plaatst hij in deze brief in een heel specifieke relatie tot “Christus Jezus”. Dat is wat ons verbindt in deze brief. Het is dit aspect dat de kijk en het inzicht beschrijft. De reden waarom Paulus, als apostel, deze brief kan schrijven is omdat het belangrijk is voor de ontvangers.

De term “Christus Jezus” is daarom niet alleen een persoonlijke aanduiding, maar staat voor alles wat hier wordt verkondigd, geloofd en gedeeld. Het gaat over de Jezus die Christus wordt genoemd, maar ook over meer dan dat. Het gaat over de werkelijkheid na het kruis, over het evangelie van genade en over het feit dat de volken nu “in de Geest deelgenoten en een gemeenschappelijk lichaam zijn en deelgenoten van de belofte in Christus Jezus” (Ef 3,6), d.w.z. samen met de gelovigen uit Israël. Dat is veel meer dan ooit in de evangeliën werd gedacht. Maar het is ook meer dan werd uitgelegd in de eerdere brief aan de Romeinen.

Wanneer Paulus in Efeziërs begint met de term “Christus Jezus”, is dat een inleiding tot een heel breed en nieuw begrip. Wat zich voor onze ogen afspeelt is een focus op een specifieke boodschap. Als we deze boodschap in Efeziërs leren kennen, kunnen we ook herkennen dat deze boodschap uniek is en voorheen onbekend was.

Die in Christus Jezus is

De heiligen zijn ook gelovigen in Christus Jezus. Dus heiligen (apart gezet) en gelovigen (vertrouwend) zijn één en dezelfde en ontvangen deze dingen omdat ze “in Christus” zijn. De mensen daar en wij hebben deze benamingen niet als kwaliteiten van onze eigen daden, maar ontvangen ze als resultaat omdat we “in Christus” zijn. Alleen in Christus hebben deze benamingen een reden en een mening. Degenen die zelf “heilig” en “trouw” willen zijn, willen misschien voortbouwen op hun eigen prestaties. Paulus plaatst de kerk in afhankelijkheid van Christus. Wat we hebben, hebben we “in Hem”. Wat in Christus is, is bij Hem en daar veilig. We hoeven niet te presteren, maar we vertrouwen erop dat alles in Hem voldoende is. Dit bevrijdt ons van onze eigen inspanningen en komt dus overeen met de aard van genade, een boodschap waar Paulus specifiek mee bezig was (Ef 3:1-2).