De brief aan de Efeziërs is een van de brieven die Paulus aan het einde van zijn leven schreef toen hij in Rome gevangen zat. In deze brief beschrijft hij zichzelf als een “gevangene van de Heer” (Ef 4:1) en als een “boodschapper in ketenen” (Ef 6:20). Als apostel was hij een boodschapper met een missie en een boodschap. Als gevangene waren zijn reismogelijkheden echter beperkt. Hij zat niet in een gevangenis, maar woonde onder bewaking in een huis dat hij zelf had gehuurd.

“En hij verbleef twee volle jaren in zijn eigen huurhuis en ontving allen die tot hem kwamen, predikende het koninkrijk van God en lerende de dingen aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid en oprechtheid.”
Handelingen 28:30-31

Naast het praten met de mensen die naar hem toe kwamen, schreef hij verschillende brieven waarin hij communiceerde met de gemeenten. Deze brieven zijn zoiets als de spirituele nalatenschap van de apostel.

Inleiding gevangenschapsbrieven

De brieven over gevangenschap werden geschreven nadat de apostel vele jaren had gereisd en gepredikt. Hij is een ervaren man en put uit de rijkdom van zijn ervaring hier. Wat we in zijn laatste brieven lezen is het besef van waar hij is gekomen. Hij schrijft bijvoorbeeld aan de Kolossenzen dat hij “het woord van God heeft voltooid” (Kol 1:25). Voltooid of “geperfectioneerd”, zoals het ook vertaald wordt, betekent zoiets als “het laatste wat toegevoegd is”. Wat ontbrak is hier toegevoegd. Paulus put daarom niet alleen uit de rijkdom van zijn ervaring, alsof hij gewoon iets anders rapporteert dat al bekend was, maar in zijn laatste brieven voegt hij er beslissende gedachten aan toe.

In de Eerste Korintiërs schrijft de apostel bijvoorbeeld: “Maar wanneer dat wat volmaakt is, gekomen is, dan zal dat wat in stukken is, weggedaan worden.” (1 Kor 13:10 ). (1 Kor 13:10). Dit wordt vaak geprojecteerd op een onbekende toekomst. In de brieven over gevangenschap lijkt hij specifiek te verwijzen naar volwassenheid en groei naar volheid (Ef 4:13; Fil 3:15; Kol 1:28), alsof dit vandaag mogelijk zou zijn. Het is nog steeds groei, maar niet langer geprojecteerd in de toekomst. Samen met de voltooiing van het Woord van God (Kol 1:25) werd er concreet verwezen naar een volheid waar allen naar kunnen reiken. Het lijkt de taak van de brief aan de Efeziërs te zijn om hierop te wijzen.

Zo’n volheid voor ons en voor ons is geen speciale leer. Het is niet bedoeld om te impliceren dat iedereen die dit gelooft “perfect” kan worden. Dit gaat niet over wat we zouden moeten bereiken, maar over het erkennen van wat God ons heeft gegeven, wat ons in genade gratis is gegeven. Dit zou ons leven moeten veranderen. De basis hiervoor is uitgebreid. Dit kan weerspiegeld worden in ons leven door meer vertrouwen en dankbaarheid.

De eerste drie hoofdstukken van Efeziërs gaan over de rijkdom en volheid die we “in Christus” hebben ontvangen (Ef 1:3). De laatste drie hoofdstukken van Efeziërs gaan over hoe ons “dagelijks leven” eruit kan zien (Efeziërs 4:1). Als vanzelfsprekend spreekt de apostel over een effect van zijn boodschap. Het is alsof hij ons overplaatst naar een wereld die gekenmerkt wordt door genade en geestelijke zegen. Deze ervaring geeft ons meer helderheid en vertrouwen in ons dagelijks leven. Paul brengt de theorie met een vooruitziende blik in praktijk. Maar dat niet alleen.

In deze brief horen we ook over een nieuwe positie van gelovigen uit alle volken. Hier worden ze voor het eerst op gelijke voet met de Joodse gelovigen opgenomen in de familie van God (Ef 2,4-18). Dat is een verbluffende nieuwigheid en was nog nooit eerder genoemd. Als we deze laatste letters schrappen, is er geen verwachting van de hemel of een hemelse taak. Ook dit wordt pas nieuws in deze laatste brieven. Het was een lange reis vanaf de bekering van de apostel op de weg naar Damascus tot zijn gevangenschap in Rome. Paulus had een transformatie ondergaan, veel nieuwe dingen ervaren en ook steeds weer nieuwe dingen gepredikt.