“Er was een man in het land Uz, wiens naam Job was; hij was een onberispelijk en rechtvaardig man, die God vreesde en het kwaad schuwde.”
Job 1:1

Met deze woorden begint het boek en maken we kennis met Job – een onberispelijk en rechtvaardig man die God vreesde en het kwaad schuwde. De wereld lijkt nog steeds in orde te zijn in dit vers. Het is de opmaat. Niets wat Job lijkt te hebben gedaan leek verkeerd.

Het was een man – ook dat geeft al aan dat het een bijzonder menselijk verhaal is. Het is het verhaal van een mens en van menselijk lijden. Maar dat niet alleen. Het is ook het verhaal van menselijke vragen over lijden, en het verhaal laat de strijd om antwoorden zien. Mensen vragen naar God en Gods rol in het lijden en waarom Hij niet (onmiddellijk) antwoordt. Het zijn vragen over schuld en verantwoordelijkheid voor lijden, over oorzaak en verband – kortom, over zin en verlossing in lijden.

Als je het boek leest, zie je deze drie punten:

  • Het boek Job beschrijft het lijden en de ellende van Job
  • Het boek Job beschrijft Gods reactie hierop
  • Job leert dat God echt God is.

In het land van Uz

Job woont in het land van Uz. Waar is dat? Zoals op veel plaatsen in de Bijbel is de naam nauw verbonden met de naam van een persoon. Het is het land van Uz, waar de man Uz woonde.

In het boek Klaagliederen staat “Verheugt u en weest blij, o dochter van Edom, die woont in het land van Uz!”. (Kll 4:21). Hieruit blijkt duidelijk dat “Edom” en “het land van Oez” verwant zijn.

Maar er is meer te leren over dit land: in Genesis 36 staat een gedetailleerd verslag van Esau, die van zijn broer Jakob wegging naar het zuiden. Esau vestigde zich in de berg Seir (Gen 36:6-8). Esau, zo wordt gezegd, is Edom (Gen 36:1 Gen 36:8 Gen 36:19). Het land Edom is het land waar Esau naartoe ging. Toen Esau zich op de berg van Seir vestigde, woonde daar al een andere man, een zekere Seir. Zo zegt het volgende vers: “Dit zijn de zonen van Seir, de Horiet, de inwoners van het land” (Gen 36:20).

Uz wordt ook gevonden onder de afstammelingen van Seir (Gen 36:28). Dus het land van Uz ligt in Edom. Dit gebied ligt net ten zuidoosten van de Dode Zee, in wat nu Jordanië is (kaart).

Job

“Zijn naam was Job” (Hi 1:1). De naam Job betekent in het Hebreeuws “haten, vijandig zijn, verzwakken”. Het is moeilijk voor te stellen dat Job met deze naam graag reisde. Maar geen enkele naam in de Bijbel is zonder doel en betekenis. Laten we deze naam in gedachten houden terwijl we het boek verder lezen.

Buiten Israël

Wat leren we nog meer uit het eerste hoofdstuk van Job? Hoe was de omgeving waarin Job leefde? Laten we proberen het verhaal wat beter te bekijken. Zijn situatie was misschien niet zo verschillend van de onze. In het land Uz bijvoorbeeld leefde hij buiten Israël en tussen mensen die andere ideeën hadden en andere goden dienden.

Het lijkt erop dat Job op een speciale plaats stond met zijn vertrouwen in God. In zijn familie bevond Job zich absoluut in een eenzame positie. Job was vroom. Hij rekende met God. Job bracht na elk feest brandoffers voor zijn kinderen, voor het geval zij gezondigd hadden (Hi 1:2-5). Ook zijn vrouw had blijkbaar niet hetzelfde vertrouwen in God als Job zelf, zo lezen we (Hi 2,9).

Satan, de aanklager

“En het geschiedde op zekere dag, dat de zonen Gods kwamen om zich voor het aangezicht des HEREN te stellen. En ook satan kwam in hun midden.”
Hoi 1,6

Satan is de tegenstander, de aanklager (vgl. Zacharia 3:1) die voor God verschijnt. Hij beschuldigt mensen. Hij is ook de door-elkaar-gooier (gr. diabolos) en de oude slang (vgl. Openbaring 20:2) die Gods woorden en werken probeert te verwarren.

Satan verschijnt onder de zonen van God, Hi 1:1, vgl. Hi 38:7. Satan is niet in de hel – zoals populaire ideeën hem graag afschilderen – maar hij zwerft over de aarde en beschuldigt God in de hemel. In de tijd van Openbaring wordt hij vanuit de hemel op aarde neergeworpen (vgl. Openbaring 12:9).

Satan beschuldigt Job voor God. Als gevolg van dit gesprek is Satan in staat om Job bijna alles af te nemen wat hem dierbaar is (zie Hi 1:6-19). Daarna gebeuren er wat wij een speling van het lot zouden noemen. Catastrofes regen neer op deze rechtvaardige man. In één dag verloor hij zijn vee en bedienden, zijn zonen en dochters. Het ene slechte nieuws na het andere dient zich aan. Hier komt ook de uitdrukking “slecht nieuws” (German: Hiobsbotschaft) vandaan.

Dit alles gebeurde nadat Satan Job had beschuldigd voor God, hoewel Job zelf niets wist van dit gesprek en niets “verkeerds” had gedaan. Satan viel Job aan omdat hij onberispelijk was. De essentie van dingen moet zichtbaar worden. Job zelf kan er niets aan doen. Het lijden is niet aan jezelf te wijten. Dit is de kern van het begin: Hoe moeten we omgaan met lijden, waar we vaak zonder onze hulp mee geconfronteerd worden?

Het zijn heel menselijke vragen. In het verhaal van Job horen we dat er achter de schermen – voor God – dingen gebeuren waar Job zelf geen idee van heeft. Hij wordt gewoon geconfronteerd met de gevolgen. We kunnen hieruit afleiden dat het boek Job het lijden in de wereld probeert te koppelen aan God die boven de wereld troont.

Satan kan slechts zoveel doen als God toestaat

Uit het eerste hoofdstuk van het boek Job leren we dat Satan heeft slechts zoveel macht als God hem toestaat. Zelfs als Satan de slagen van het lot voor Job veroorzaakte, erkent Job zelf correct: “De HEER heeft gegeven en de HEER heeft genomen. De naam van de HEER zij geprezen!” (Job 1:21). Job schrijft zijn slagen van het lot niet toe aan Satan, maar weet dat God zelf daar ver boven staat.

De Bijbel kleineert het kwaad of Satan als persoon niet. Ook worden er geen goddelijke eigenschappen aan hem toegeschreven. Satan is – zoals we kunnen zien in het verhaal van Job – altijd gebonden aan de uitspraken van God. En het is God die Satan hooguit wat speelruimte geeft met duidelijke grenzen.

Op dit moment zijn deze grenzen van Satans activiteit breed, want Paulus beschrijft Satan als de “god van deze wereld” (2Cor 4,4 beter: tijdperk of aeon, gr. aion). Onze tijd wordt dus in verwarring gebracht door deze “verwarringstichter” (gr. diabolos).

God is groter

In het boek Job wordt duidelijk dat ondanks alle macht van Satan, God zelf veel groter blijft. Hij wil Zijn verlossing in deze wereld bewerkstelligen en stuurt Zijn Zoon. Johannes schrijft: “Hiertoe is de Zoon van God verschenen, opdat Hij de werken van de duivel zou vernietigen.” (1Joh 3,8). Gods wijsheid is veel groter dan wij – of zelfs Satan – ons ooit hadden kunnen voorstellen. Als Satan had geweten welke verlossing het offer van Jezus teweegbracht, dan zou hij Jezus niet hebben gekruisigd. Want dat is wat Paulus schrijft:

“Wij spreken Gods wijsheid in mysterie, de verborgene die God voorbestemd heeft tot onze heerlijkheid vóór de eeuwen der wereld, die geen van de heersers van dit tijdperk gekend heeft – want als ze het gekend hadden, zouden ze de Heer van de heerlijkheid niet gekruisigd hebben.”
1Cor 2,6-7

De reactie van Job

Nadat alle onheilsboodschappen Job hadden bereikt, wordt er gezegd:

“Toen stond Job op en scheurde zijn bovenkleed en scheerde zijn hoofd, en hij viel op de grond en aanbad. En hij zeide: Naakt ben ik uit den schoot mijner moeder gekomen, en naakt zal ik wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft weggenomen; gezegend zij de Naam des HEEREN! In dit alles zondigde Job niet en beschuldigde hij God niet van iets aanstootgevends.”
Job 1:20-22

Job doet twee dingen:

  1. Hij stond op, scheurde zijn kleren, scheerde zijn haar, wierp zich op de grond en aanbad. Hij was “kapot”, zoals we die uitdrukking kennen. Maar daarin aanbad hij, wendde hij zich zonder woorden tot zijn God.
  2. Toen kwam de tweede stap: hij sprak en sprak over wat hij had ervaren en gevoeld. Ook hier prijst hij de naam van de Heer.

Er zijn situaties in het leven waarin er geen woorden meer zijn. Job was geschokt, maar hij doet iets kostbaars: hij kan zijn verdriet uiten. Hij scheurde zijn kleren, schoor zijn haar en wierp zich op de grond. Het is een heel proces. Dat kost tijd. Pas in een tweede stap vindt hij ook de weg terug naar woorden.

Als Job spreekt, erkent hij dat God boven alles staat. Hij beschuldigt niemand van schuld, maar “De Heer heeft gegeven en de Heer heeft genomen! Een bijna nuchtere uitspraak.

Hij heeft uiting gegeven aan zijn verdriet en nu werpt hij zich neer voor zijn God. Zonder oordeel, zonder klacht of veroordeling. Er is nog niets opgelost in deze belijdenis van Job. Maar het vertrouwen in zijn God, hoe onbegrijpelijk de situatie ook is, scheurt niet.

Verdieping

Vragen voor gezamenlijke uitwisseling:

  • Ligt alles in Gods handen? (vgl. Ef 1:11)
  • Waarom zouden de “heersers van deze wereldtijd” Jezus niet gekruisigd hebben als jullie van Gods wijsheid hadden geweten? (vgl. 1Cor 2,6-7)
  • Waarop is Jobs vertrouwen in God gebaseerd?
  • Hoe ziet Job God? En andersom: Hoe ziet God Job?
  • Job leefde door geloof. We leven door geloof. Vergelijken.