De zogenaamde “val van Satan” is een theologische poging om de oorsprong van de zonde te verschuiven van God naar een schepsel. Bovendien wordt er gezegd dat er een “smetteloze engel” was die als eerste zondigde. Deze engel zou Satan worden door “de zondeval”. De Bijbel spreekt echter nergens over dit scenario of over een “val van Satan”. Een geval van Satan, als het niet bestaat, moet dus ergens in de Bijbel worden gelezen. Waar gebeurt dit? Dit artikel gaat over Ezechiël 28 en de daar genoemde “prins van Tyrus”. Hebben we het over deze engel van het licht? Wat kun je uit het hoofdstuk afleiden?

Ezechiël 28 en de traditie

Het grootste probleem met veel controversiële kwesties is de beweegreden. Als je een uitspraak direct in de Bijbel vindt, dan kun je met recht zeggen: “Zie je wel, hier staat het!”. Als dit echter niet lukt, dan moet men de moed hebben om te zeggen dat dit niet in de Bijbel staat. De zogenaamde val van Satan gaat over zo’n situatie. Eisegese wordt eerst gedaan (het wordt erin geprojecteerd) voordat een exegese (interpretatie) wordt gedaan. Wat hieruit naar voren komt is – op zijn zachtst gezegd – dubieus, omdat er geen duidelijke verklaringen zijn. Dit is echter noodzakelijk om een doctrine te rechtvaardigen.

De doctrine van de val van Satan is een belangrijke pijler van de zogenaamde orthodoxie. Veel christenen twijfelen hier niet aan. Hoe konden ze? Er wordt zelfs over gepreekt. Ze houden nog steeds vast aan de val van Satan alsof het een bijbelse waarheid is. Het lijkt een kenmerk van het traditionele geloof te zijn dat men er kritiekloos in leest wat niet in de Bijbel te vinden is.

Men leeft hier met een tegenstrijdigheid. Aan de ene kant wordt gezegd dat alle dingen van God zijn (Rom 11:36) en dat Hij alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil (Ef 1:11). Aan de andere kant glipt een engel per ongeluk uit Zijn hand (de val van Satan), wat vervolgens de hele schepping beïnvloedt. Oeps!

Dit is het spanningsveld waar het hier om gaat.

Ezechiël 28 in zijn eigen context

Ezechiël heeft deze prins van Tyrus en zijn stad al verschillende hoofdstukken behandeld.

  • In Ezechiël 26 staat een beoordeling van Tyrus, de stad, en een waarschuwing voor de komende verwoesting door Nebukadnezar, de koning van Babel. “Een droge plaats voor netten zal het worden in het midden van de zee [Tyrus lag op een eiland voor de kust, misschien slechts een schiereiland], want Ik heb gesproken, zegt de HEER, en het zal een prooi worden voor de volken” (Ezech 26:5; Ezech 26:14).
  • In Ezechiël 27 heeft de verwoesting van de stad plaatsgevonden. “Wie is als Tyrus, als de verwoeste[28] in het midden van de zee!” (Ezech 27:32). “Nu bent u verbroken, verdwenen uit de zeeën in de diepten van het water, en uw ruilgoederen en heel uw arsenaal in uw midden zijn gezonken.” (Ezech 27:34)
  • Ezechiël 28 gaat niet langer over de stad, maar over de vorst van Tyrus. Hij is de beheerder en was verantwoordelijk voor het lot van de stad. Het was zijn arrogantie die de vernietiging teweegbracht. In dit hoofdstuk werd uitgelegd dat hij zou sterven. “Zij zullen u in den put doen nederdalen, en gij zult den dood des doods sterven in het hart der zeeën. Zult gij dan ook in het aangezicht uwer moordenaars zeggen: God ben ik, terwijl gij slechts een mensch en geen God zijt, in de hand van hen, die u doorsteken? De dood der onbesnedenen zult gij sterven door de hand der vreemden; want Ik heb gesproken, spreekt de HEERE.” (Ezech 28:8-10).

Ezechiël 28 staat dus niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een groter verhaal.

Jeruzalem en Tyrus

Het is al duidelijk geworden dat dit verhaal over de prins van Tyrus niet in een vacuüm staat. De voorgaande hoofdstukken wijzen op een historische context en verschillende dingen die over Tyrus zijn gezegd, zijn ook gezegd over de vorst van Tyrus. De arrogantie van de stad komt overeen met de arrogantie van de prins:

“Tyrus, zeg je, ik ben van perfecte schoonheid!”
Ezechiël 27:3

“Mensenkind, zeg tegen de vorst van Tyrus: Zo zegt de HEER: Omdat uw hart is opgeheven en u zegt: ‘God ben ik, de woonplaats van de goden bewoon ik in het hart van de zeeën!’ terwijl u slechts een mens bent en geen God; maar u verheft uw hart alsof het Gods hart is.””
Ezechiël 28:1-2

Het is dus moeilijk om hoofdstuk 28 los te koppelen van de voorgaande hoofdstukken. Bovendien komen deze toespraken over Tyrus niet uit het niets, maar zijn ze een reactie op hun bespotting van Jeruzalem:

“Mensenkind, omdat Tyrus over Jeruzalem zegt: “Haha! De poort der volken is verbroken; zij valt Mij toe; Ik ben vervuld, zij is verlaten!”; daarom, zo zegt de HEERE: “Zie, Ik zal u, Tyrus! En Ik zal vele volken tegen u doen opkomen, zoals de zee haar golven doet opkomen. En zij zullen de muren van Tyrus verwoesten en haar torens afbreken; en Ik zal de aarde daarvan wegvagen en zal haar tot een kale rots maken.”
Ezechiël 26:2-4

Deze hoofdstukken staan dus in een grotere context. Bovendien wordt niet alleen naar Tyrus verwezen, maar zijn er ook dreigende toespraken tegen bijvoorbeeld Ammon (Ezech 25:1-7), Moab en Seir (Ezech 25:8-11), Edom (Ezech 25:12-14) en de Filistijnen (Ezech 25:15-17).

Is de prins van Tyrus Satan?

Nee, de prins van Tyrus is niet Satan. Waarom niet? Het staat nergens in de tekst. Deze observatie is fundamenteel. In de regel gaan studies over dit onderwerp er al van uit dat a) Satan is een gevallen engel en b) Dit hoofdstuk gaat over zijn zaak. Maar als je de tekst met een open geest leest, vind je niets dat over Satan geschreven is. We hebben al naar de context gekeken en gezien dat er een stad is die Tyrus heet en nu wordt de vorst van die stad aangesproken.

De prins van Tyrus is een mens

“Mensenkind, zeg tegen de vorst van Tyrus: Zo zegt de HEER: Omdat uw hart hoog verheven is en u zegt: ‘God ben ik, de verblijfplaats van de goden bewoon ik in het hart van de zeeën!’, terwijl u slechts een mens bent en geen God.””
Ezechiël 28:2

“Zult u dan, in het aangezicht van uw moordenaars, ook zeggen: “God ben ik!”, terwijl u slechts een mens bent en geen God.”
Ezk 28,9

Deze duidelijke aanwijzingen kunnen niet worden genegeerd.

De klacht over de koning van Tyrus

Een gedetailleerde beschrijving vanuit Gods oogpunt volgt in de rest van het hoofdstuk. Deze beschrijving wordt gebruikt voor het idee van een “val van Satan”. Is dit gepast of een verkeerd gebruik van de tekst?

“Mensenkind, klaag over de koning van Tyrus En zeg tot Hem: Zo zegt de HEERE: Gij waart het volmaakte zegel, vol van wijsheid en volmaakt van schoonheid; Gij waart in Eden, de hof Gods; van edelgesteente van allerlei soort was uw bekleding: carneool, topaas en jaspis, turkoois, onyx en nefriet, saffier, robijn en smaragd; en werk van goud waren uw oorringen, en uw paarlen op u; ten dage als gij geschapen waart, waren zij bereid. Je was een cherubijn met uitgestrekte vleugels en ik had je zo gemaakt; je was op Gods heilige berg, te midden van vurige stenen wandelde je. U was volmaakt in uw wegen vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er onrecht in u gevonden werd. Door de veelheid van uw handelen hebt gij uw binnenste met geweld vervuld en gezondigd. En Ik wierp u uit van de berg Gods, en dreef u tot verderf, gij beschermende cherub, uit het midden der vurige stenen. Je hart wilde hoog zweven vanwege je schoonheid; je vernietigde je wijsheid omwille van je pracht. Ik heb u ter aarde geworpen, Ik heb u weggegeven voor koningen, opdat zij hun vreugde in u zouden zien. Door de veelheid van uw zonden, door de oneerlijkheid van uw handelen, hebt u uw heiligdommen ontheiligd. Daarom heb Ik een vuur uit uw midden doen uitgaan, en het heeft u verteerd, en Ik heb u tot as gereduceerd op de aarde in de ogen van allen die u zien. Allen die u kennen onder de volkeren zijn doodsbang voor u; u bent een verschrikking geworden en voor altijd verdwenen!”
Ezechiël 28:12-19

Het is de bedoeling dat hier wordt gezegd dat de koning van Tyrus die hier wordt genoemd iemand anders is dan de prins van Tyrus die net daarvoor werd genoemd. De koning van Tyrus was “eigenlijk” een engel, een cherub. Meestal wordt gedacht dat dit een soort geestelijke realiteit is, dat de beeldspraak voor de koning van Tyrus een realiteit is van Satans oorsprong. Hoe is dat nu? Kan deze scheiding worden gemaakt?

Meestal wordt terecht erkend dat het om een visuele taal gaat. Het hele verhaal is stevig ingebed in de historische realiteit, waarover al twee hoofdstukken zijn geschreven. Het gaat over de “koning van Tyrus” (Ezech 28:12) en het spreekt over “de veelheid van uw handel” (Ezech 28:16). Deze verwijzingen schetsen precies wat er al bedoeld wordt in de hoofdstukken 26-28. Ezechiël 28 gaat niet over twee mensen, maar over dezelfde heerser van Tyrus. Dus de passage tussen verzen 12 en 16 is de beeldspraak die spreekt over de opkomst van deze prins en zijn stad.

“Ik heb u ter aarde geworpen, Ik heb u overgegeven voor koningen, opdat zij hun vreugde in u zien”. (Ezech 28:17) wijst op verovering door andere naties. Hetzelfde klinkt in de laatste verzen: “Door de veelheid uwer zonden, door de oneerlijkheid uwer handelingen, hebt gij uw heiligdommen ontheiligd. Daarom heb Ik een vuur doen uitgaan uit het midden van u, en het heeft u verteerd; en Ik heb u tot as teruggebracht op de aarde voor de ogen van allen, die u zien. Allen, die u kennen onder de volken, zijn verbaasd over u; gij zijt een verschrikking geworden, en zijt voor eeuwig vergaan.” (Ezechiël 28:18-19).

Het verhaal wordt nergens in de steek gelaten. Er is geen plotselinge verandering in een Satan. Het gaat nog steeds over deze prins die over de stad Tyrus heerste. Alleen wanneer je geen visuele taal herkent, ontstaat er een discrepantie.

Visuele taal

De doctrine van de val van Satan, mocht deze hier genoemd en gerechtvaardigd worden, creëert een direct probleem met de feitelijke tekst van het hoofdstuk. De context heeft dan geen zin meer. De discrepantie die zo ontstaat kan nooit worden opgelost. Maar als je de beschrijving ziet als een visuele taal, lost de discrepantie op. Dit lukt echter alleen als we de tekst voor zichzelf laten spreken en niet alles blindelings “letterlijk” nemen. Want zelfs als we de figuurlijke taal achterwege laten en alles “letterlijk” interpreteren, is er geen verwijzing naar Satan.

Dus hoe moet de visuele taal worden begrepen? Ezechiël spreekt hier in Gods plaats en beschrijft de opkomst en ondergang van deze prins. Vandaag zouden de beursgang en de enorme winsten gemeld kunnen zijn. Dat zou toepasselijk zijn voor onze tijd, waarin geld is opgeklommen tot de allesoverheersende god. In de tijd van Ezechiël waren de dingen nog anders. Welke beelden zou je op dit moment voor Ezechiël kunnen gebruiken? Er was wel rijkdom, maar die was gekoppeld aan religie. De ene verwijst naar bijna bovenmenselijke rijkdom en succes.

Hoe kun je concluderen dat Ezechiël 28 toch over Satan spreekt? Nou, eerst neem je aan dat er hier sprake is van een val van Satan en dan probeer je dat uit te lezen. Daarbij worden de picturale beschrijvingen zo geïnterpreteerd dat ze “onmogelijk” op een persoon van toepassing kunnen zijn. Dan komt de conclusie: “Dit hoofdstuk spreekt dus over de val van Satan”. Dit is echter een cirkelredenering. Je kunt niet eerst iets vooronderstellen om het daarna te vinden. Zo werkt Bijbelstudie niet. We kunnen alleen uit de Bijbel halen wat er werkelijk staat.

Beeldtaal is nooit (!) het onderwerp. Beeldtaal legt alleen het thema uit. Het idee dat bloemrijke beschrijvingen niet van toepassing kunnen zijn op een mens is een vals oordeel. Hier wordt beeldtaal stilzwijgend tot reportage verklaard. Maar dat is iets heel anders. Bovendien zijn veel van deze beelden niet nauwkeurig.

  1. Satan is niet de prins van de kleine kustplaats Tyrus, maar hij is “God van deze eeuw” (1Cor 4:4) en alle koninkrijken van de wereld staan tot zijn beschikking (Mt 4:8-10).
  2. “U was in Eden, de tuin van God” (Ezech 28:13) verwijst naar de rijkdom van de stad die een hoofdstuk eerder beschreven wordt als “Tyrus, zegt u, ik ben van volmaakte schoonheid! Uw gebied ligt in het hart van de zeeën; uw bouwers hebben uw schoonheid volmaakt gemaakt” (Ezech 27:3-4). Geen wonder dat het paleis van de koning nu vergeleken wordt met Eden, de tuin van God.
  3. “Op de dag dat je werd geschapen” (Ezech 28:13) verwijst in de context naar de opkomst van de koning in deze prachtige omgeving.
  4. “U was een … cherub” (Ezech 28:14) spreekt van een lichtende opgang en hoge positie. Een toepassing op Satan is niet toegestaan door de context alleen – en dit is een belangrijke observatie. De hoge positie was door God aan de prins gegeven. De visuele taal past. In de vertaling van Martin Buber en Franz Rosenzweig wordt een mogelijke andere vertaling genoemd: “Met de uitgestrekte, beschermende cherub heb ik je samengebracht, op de berg van Gods heiliging was je”. (Ezech 28:14). Deze andere lezing is gebaseerd op de Hebreeuwse tekst vóór de Masoretische vocalisatie. Volgens dit voorbeeld was de prins zelf geen cherub, maar werd hij “vergezeld” door een cherub. Cherubs hebben zulke functies omdat ze onder Gods troon dienen. Dit betekent dat het in de hemel over deze prins was beslist en dat alles wat hij op aarde had niet mogelijk zou zijn geweest zonder Gods belofte en werk (vgl. Rom. 13:1).
  5. “Volmaakt was u in uw wegen vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd.” (Ezechiël 28:15). De schepping is de houding van een prins. Er is geen aanwijzing dat dit vers niet verwijst naar de prins van Tyrus. De man begon duidelijk goed (perfect waren jullie in jullie doen en laten). Maar dan komt er een andere kant naar voren, “totdat er onrecht in je gevonden werd”. Dit kan niet van toepassing zijn op Satan. Johannes zegt over de antichrist “Hij was een mensenmoordenaar vanaf het begin en stond niet in de waarheid, want er is geen waarheid in hem” (Johannes 8:44). Hoewel het mogelijk is voor een mens om op een dag “verkeerd gevonden te worden” en tot die tijd “perfect” te zijn, heeft dit geen zin in relatie tot Satan. Andere mensen die “volmaakt” waren: Noach (Gen 9:6), David (Ps 18:23).
  6. Het verdere verloop van de geschiedenis laat zien hoe God deze vorst op aarde vernedert. Er is geen vergelijking met Satan.

Geen afbeelding van de val van Satan

Het mag nu duidelijk zijn dat we hier niet te maken hebben met een vermeende val van Satan. Het draait allemaal om de Prins van Tyrus. Dit spannende verhaal kan ons veel leren over trots, over Gods heerschappij en over hoe de mens denkt maar God leidt. Het verhaal zegt echter niets over de oorsprong van de zonde.

Trouwens, iedereen die denkt dat de oorsprong van de zonde bij Satan gezocht moet worden, denkt te kort door de bocht. Wie heeft het Satan dan mogelijk gemaakt om te zondigen? Was dit niet God zelf? Was het ook niet God die de boom van de kennis van goed en kwaad plantte? Het begrip van deze wereld en van Gods handelen wordt er niet beter op als we Satan de schuld geven van de zonde. Dit leidt eerder tot nieuwe vragen die altijd maar in één richting wijzen: Alles is van God (1Cor 8,6) en alles is ook door Hem en tot Hem (Rom 11,36). Dit is precies waar het vertrouwen en de hoop voor deze wereld ligt.