Vrij uitgevonden, duurzaam geteeld

In sommige theologieën wordt de oorsprong van het kwaad toegeschreven aan Satan. Hij wordt verondersteld de oorzaak te zijn van alle ellende in deze wereld. Deze gedachte is wijdverspreid en leidt af van het feit dat God boven alles staat. Het is een poging om God schoon te wassen van alle kwaad. Dit kan echter niet gedaan worden zonder de goddelijkheid van God te verliezen.

Is Satan nu moreel gevallen? Er zijn geen directe uitspraken hierover in de Bijbel (integendeel!), maar het idee wordt in sommige teksten met plezier gelezen. Deze interpretatie zegt dat Satan ooit een onberispelijk wezen was, maar toen “moreel viel” door hoogmoed (vgl. “Hoogmoed komt voor de val”, Prediker 16:18). Voor deze beweringen moeten twee bijbelpassages worden gebruikt: Ezechiël 28 en Jesaja 14: Ezechiël 28 en Jesaja 14. Er is al een artikel over de beweringen in Ezechiël 28 (“Is de vorst van Tyrus een beeld van Satan?”). We gaan nu naar de tweede passage. De interpretatie is fictief, maar wordt vandaag de dag nog steeds door velen “geloofd”. Daarom is het belangrijk om de baan zorgvuldig te bekijken.

Jesaja schrijft uitgebreid over de koning van Babel. Je leest onder andere het volgende:

“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij stralende ster, zoon van de dageraad; gevallen op de aarde, overwinnaar der volken! En gij hebt in uw hart gezegd: ‘Ik zal opstijgen naar de hemel, hoog boven de sterren van God zal ik mijn troon verheffen, en ik zal neerzitten op de berg van samenkomst in het uiterste noorden. Ik zal opstijgen tot de hoogten der wolken, mijzelf gelijkvormig maken aan de Allerhoogste.””
Jesaja 14:12-14

Vanwege deze figuurlijke taal wordt nu aangenomen dat dit over een geval van Satan zou gaan. Of met andere woorden: Jesaja vermeldt zoiets niet, maar wij weten hoe het echt is! Dit wordt eisegese (invoeging) genoemd, in tegenstelling tot bijbelse exegese (interpretatie). In dezelfde passage vinden we ook de term “Lucifer” genoemd in de Latijnse vertaling van de Bijbel (“quomodo cecidisti de caelo lucifer” Jesa 14:12, volgens de Vulgaat). Lucifer wordt verhandeld als een andere naam voor Satan. In dit hoofdstuk komen dus verschillende gedachten samen die we allemaal kunnen toewijzen aan het onderwerp “Satans val”.

De “val van Satan” is vrijelijk uitgevonden, maar het wordt nog steeds zorgvuldig gecultiveerd als een leerstellige mening en aan nietsvermoedende mensen opgedrongen als “bijbelse leer” met steeds weer dezelfde argumenten. Helaas is het echter een hoax, een vrij verzonnen vals verhaal.

Tekst in context lezen

Als we niet in de verdenking willen komen dat we willekeurig met de Bijbel omgaan, moet er een interpretatie uit de context zelf naar voren komen. Iemand kan niet zomaar willekeurige gedachten in de Bijbel projecteren. Wanneer dit gebeurt, kun je de regels van inductieve Bijbelstudie toepassen, waarmee je weer op het spoor kunt komen van de boodschap van de Bijbel zelf. Iedereen kan dit zelf controleren en dit artikel gaat over eenvoudige tips die precies dat stimuleren.

De tekst in Jesaja 14 over de koning van Babel (Js 14:4) staat niet in een vacuüm. Het gezegde over Babel begint al een hoofdstuk eerder.

“Uitspraak over Babel, die Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwde”.
Isa 13,1

Vanaf Jesaja 13 begint een nieuw gedeelte van het boek Jesaja, waarin verschillende steden, koningen en landen en hun relatie tot de geschiedenis van Israël worden gepresenteerd. Het zijn “gezegden”, in de zin van waarschuwingen en profetieën van een profeet over deze steden, landen en koningen. In volgorde gaat het over Babylon (13:1-14:23), Moab (15:1-16:14), Damascus (17:1-14), Ethiopië (18:1-7), Egypte (19:1-20:6), de woestijn van de zee (21:1-10), Doema/Seir (21:11-12), Arabië (21:13-17) en het dal van de visioenen (22:1-14).

Het verhaal over de koning van Babel is er dus maar één uit een hele reeks soortgelijke verhalen. Jesaja verwees naar concrete situaties. Er zijn aanwijzingen dat niet alleen Babel als stad werd bedoeld, maar ook een hele regio (vgl. “uit een ver land… van het einde van de hemel” Jesa 13,5). “Van het einde van de hemel” verwijst waarschijnlijk gewoon naar de horizon, omdat deze mensen van ver weg hierheen kwamen. Het is geen verwijzing naar de hemel, alsof deze onderdrukkers “uit de hemel” komen, of alsof dit “in de hemel” gebeurt. Wat hier nodig is, is een basiskennis van beeldtaal. In hetzelfde hoofdstuk noemt Jesaja Babylon met de woorden “trots van de hoogmoed van de Chaldeeën” (Jesaja 13:19), waarbij Chaldea de regio is waar Babylon ligt.

Jesaja’s waarschuwingen worden afgewisseld met glimpen van een positieve toekomst voor Israël. Het gezegde over de koning van Babylon, met al zijn verschrikkingen, houdt dus ook hoop in voor Israël:

“Want de Here zal Zich ontfermen over Jakob, en zal Israël nog verkiezen, en zal hen vestigen in hun land… En het zal geschieden ten dage, dat de Here u rust zal geven van uw zwoegen, en van uw moeite, en van de zware dienst, die u opgelegd wordt, dat gij dit gezegde zult opheffen tegen de koning van Babel, en het zult uitspreken.”
Isa 14:1-4

De onderdrukking van Babel, vanuit Jesaja’s perspectief, zal op een dag voorbij zijn en dan zal men in staat zijn om een verklaring af te leggen, een beoordeling te maken. Direct na deze woorden komt de inhoud van dit gezegde over de koning van Babel. Voordat we nu bij de eigenlijke verzen komen waaruit sommigen een val van Satan afleiden, kunnen we goed naar de tekst luisteren. Waarom werkt het eigenlijk? Wie spreekt tot wie, met welke woorden en met welke bedoeling? Waar hebben ze het over? Wie staat er centraal? Waar gaat het over?

De man die de aarde deed beven

Als je de twee hoofdstukken 13 en 14 doorleest, leer je veel over deze koning van Babylon en wat hij deed, je leest over zijn arrogantie en hoe hij ten val werd gebracht. We vinden echter geen verwijzing naar Satan. Dit is een fundamenteel en belangrijk inzicht. Er is hier geen verwijzing naar een hemels wezen, maar wel een duidelijke verwijzing naar een menselijk wezen:

“Is dit de man die de aarde deed beven, die koninkrijken deed schudden; die de cirkel van de aarde desolaat maakte, wiens steden werden neergehaald, wiens gevangenen niet naar huis werden vrijgelaten? Al de koningen der volken liggen tezamen met eer, een ieder in zijn huis; maar gij zijt nedergeworpen ver van uw graf, als een verafschuwde jonge boom, overdekt met doden, door het zwaard doorboord, die zijn neergedaald tot de stenen van de kuil, als aas dat onder de voet wordt vertreden.”
Jes 14:16-19

Deze koning van Babylon was een man (hb. gever), een machtige maar gewone man. Jesaja vergelijkt de koning van Babel met andere koningen van andere naties en spreekt over gedode mensen op het slagveld. Het gaat niet over hemelse wezens, maar over gewone mensen. De koning van Babel is de man die de aarde deed beven door rampspoed te brengen over Israël en andere volken en niet in de laatste plaats over zijn eigen volk (Js 14:20).

Zijn er twee interpretaties?

Degenen die hoofdstuk 14 van Jesaja willen zien als een uitleg van de val van Satan doen dat op grond van het feit dat er meerdere betekenissen kunnen plaatsvinden. De verklaring is dan dat er een “eerste” betekenis is die recht doet aan de directe historische context en een andere “profetische” interpretatie die vervolgens de “val van Satan” vaststelt.

Er zijn zelfs verschillende voorbeelden van zulke interpretaties in de Bijbel. Ze zijn vaker te vinden in de citaten. Er is echter een groot verschil met betrekking tot de doctrine van de val van Satan. Bij alle onderwerpen moeten er ergens ondubbelzinnige verklaringen zijn die het idee rechtvaardigen. Andere passages worden dan extra genoemd als profetische interpretaties. Er is ook een voorbeeld hiervan in deze hoofdstukken, dat de genoemde oordelen nog steeds een toekomstige component kennen die verder gaat dan de directe geschiedenis (vgl. Jesa 13:10 en Mt 24:29 als uitspraak over de toekomstige Dag van de Heer, waarnaar Jezus verwijst, in tegenstelling tot de Dag van de Heer die in het hoofdstuk wordt genoemd, Jesa 13:9). Maar dit is niet het geval met deze doctrine over de val van Satan.

Er is geen directe leer dat Satan moreel gevallen is. In het Evangelie volgens Johannes verklaarde Jezus dat de tegenstander (Satan) een “mensenmoordenaar was vanaf het begin, en niet in de waarheid stond”(Johannes 8:44). Er was geen “perfect begin” van Satan gevolgd door een “morele val”. De Bijbel schetst duidelijk een ander beeld.

Het oordeel van de koning van Babylon

Babel zal worden beoordeeld. We lezen hierover in Jesaja 13:17:

“Zie, Ik verhef tegen hen de Meden … En Babylon, de versiering van koninkrijken, de trots van de hoogmoed van de Chaldeeën, zal zijn als de omverwerping van Sodom en Gomorra door God.”
Jesaja 13:17-22

De machtspositie van Babylon zal dus worden doorbroken. Jesaja spreekt hierover en houdt dit de Israëlieten voor. Wanneer dit eenmaal geschied zal zijn, zal Israël tegen de onderdrukker zeggen:

“En het zal geschieden ten dage als de Here u rust zal geven van uw zwoegen en van uw moeite en van de zware dienst, die u opgelegd wordt, dat gij dit gezegde zult opheffen tegen de koning van Babel en zult zeggen.

Hoe de onderdrukker is opgehouden, de aanval is gestopt! De Heer heeft de roede van de goddelozen gebroken, de roede van de heerser, die volken in razernij sloeg met slagen zonder ophouden, volken in toorn onderwierp met vervolging zonder terughoudendheid. De hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust, de hele aarde is in rust. Ook de cipressen verheugen zich over u, de ceders van Libanon: ‘Sinds u daar ligt, is niemand gekomen om ons om te hakken'”.

Sheol beneden is in beweging vanwege jou, naar jouw komst; het verstoort de schaduwen vanwege jou, alle machtigen van de aarde, het doet opstaan van hun tronen, alle koningen van de naties. Zij verheffen zich allen en zeggen tot jou: “Ook jij bent machteloos geworden zoals wij, geworden zoals wij! Uw pracht is in Sheol gevallen, het geluid van uw harpen. Maden liggen onder je en wormen zijn je deken.”
Jesaja 14:3-11

Het is opnieuw een figuurlijke vergelijking. In dit “gezegde” (Js 14:4) moet duidelijk worden dat hoogmoed tot de val heeft geleid en dat de koning nu gedood is. Alle koningen en volkeren tegen wie hij vocht, getuigen als het ware (figuurlijke taal!) dat zijn val nu zeer groot was. Terwijl de andere koningen met eer waren gestorven, was dit niet het geval voor de koning van Babylon. Maden en wormen verslinden zijn lichaam. Weg is zijn arrogantie en zijn pracht.

“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij stralende ster, zoon van de dageraad; gevallen op de aarde, overwinnaar der volken! En gij hebt in uw hart gezegd: ‘Ik zal opstijgen naar de hemel, hoog boven de sterren van God zal ik mijn troon verheffen, en ik zal neerzitten op de berg der samenkomst in het uiterste noorden. Ik zal opstijgen tot de hoogten der wolken, ik zal mij maken als de Allerhoogste.
Jes 14:12-14

Dit is de centrale passage om de “val van Satan” te rechtvaardigen. Er is echter niets dat erop wijst dat het over iets anders gaat dan de koning van Babel. De koning, met al zijn glorie, had de bijnaam “Schijnende Ster, Zoon van de Dageraad” gekregen. Dit was de naam voor de planeet Venus, die de Assyriërs vereerden als vrouwelijk bij zonsopgang en mannelijk bij zonsondergang (Companion Bible, noot bij Jesa 14:12). De Assembly Hill in het uiterste noorden is ook een verwijzing naar de religieuze praktijken van de Chaldeeën. De koning wilde opstijgen naar goddelijke hoogten. Dat was zijn arrogantie. Het gaat echter om een menselijk wezen, niet om een hemels wezen. Er kan niets anders worden afgeleid uit de tekst.

“Maar in Sheol zult gij geworpen worden, in de diepste put. Zij die u zien, kijken u aan en zeggen: ‘Is dit de man die de aarde deed beven, die koninkrijken deed schudden, die de wereld desolaat maakte, wiens steden werden verwoest, wiens gevangenen niet naar huis werden gezonden? Al de koningen der volken liggen met eer, ieder in zijn huis; maar gij zijt ver van uw graf neergeworpen, als een verafschuwd jonge boompje, overdekt met slaven, door het zwaard doorboord, die zijn neergedaald tot de stenen van de kuil, als aas dat onder de voet wordt vertreden.”
Jes 14:15-19

Er is nu ook een rechtvaardiging voor deze schande:

“Gij zult niet met hen in de graven worden opgenomen, want gij hebt uw land verwoest en uw volk vermoord. Het nageslacht van de overtreders zal in eeuwigheid niet genoemd worden.”
Isa 14,20 Elberfelder

“Verenigt u niet met hen die in het graf zijn. Want jullie hebben Mijn land verwoest, jullie hebben Mijn volk gedood; jullie zullen niet genoemd worden voor de eon, jullie zaad van boosdoeners!”
Jesaja 14:20 Concordant Oude Testament, Jesaja

Nu kun je de rest van het hoofdstuk lezen en het in je eigen context interpreteren. Het is unaniem over de koning van Babel, over Assyrië en het oordeel van God over dit volk, vanwege de vele wrede daden van de koning. Dit is echter geen afbeelding van Satan. Want daar is geen link naar.

Gods werk

Dit hoofdstuk gaat niet alleen over de koning van Babel en de verschrikkingen die van Assyrië kwamen. Het gaat vooral over de God van Israël, die boven alles staat en alles in zijn handen heeft. Hij zal zijn volk bevrijden. Dat geeft vertrouwen en dat is de echte les die we hier vandaag uit kunnen trekken.

“En Ik zal tegen hen opstaan, zegt de Heer der heerscharen, en Ik zal uit Babylon naam en overblijfsel en zoon en zaad uitroeien, zegt de Heer. En Ik zal het uitvegen met de bezem der verwoesting, zegt de Heer der heerscharen.

De Heer der heerscharen heeft gezworen en gezegd: Ja, gelijk Ik tevoren voorgenomen heb, zo zal het geschieden, en gelijk Ik besloten heb, zo zal het geschieden; dat Ik Assyrië in mijn land zal slaan [Israel], en het op mijn bergen zal vertrappen. En zo zal zijn juk van hen weggaan [vom Volk Israel] en zijn last van hun schouder. Dit is de raad die over de hele aarde is uitgevaardigd, en dit is de hand die over alle volken is uitgestrekt. Want de Heer der heerscharen heeft het verordend, en wie zal het tegenwerken? En zijn uitgestoken hand – wie zou die kunnen afwenden?”
Jesa 14:24-27

Iets anders dat we hiervan kunnen leren: boven alles, ook boven elk begin van Satan, staat God Zelf. De theologische poging om iets van Gods almacht over te dragen aan Satan lijkt een dwaze menselijke poging om de wereld in te richten volgens je eigen ideeën. De Bijbel spreekt vrijer, radicaler en duidelijker dan menig theologie. Dit ontdekken kan een voortdurend lezen en leren zijn, vertrouwend op Hem die alles in Zijn handen heeft.