Sommige christenen zijn er vast van overtuigd dat deze wereld een voortdurende strijd is. De christen vecht tegen Satan en zijn demonen. Gedreven door valse ideeën worden Bijbelteksten uit hun verband gerukt en worden de gelovigen doodsbang gemaakt. Een sleutelrol voor deze visie wordt gespeeld door een passage uit Efeziërs.

Zijn christenen geroepen om tegen Satan te vechten?

Het idee dat christenen ten strijde moeten trekken tegen Satan wordt meestal gerechtvaardigd met Efeziërs 6. Daar wordt gesproken over de wapenrusting van God. Omdat dit een bijbelse passage is, kan men direct kijken of de interpretatie “ten strijde trekken” correct is (vgl. Handelingen 17:11). De overeenkomstige passage staat in Ef 6:10-17.

Het eerste wat opvalt bij het lezen van dit gedeelte is dat het een visuele taal is. Er wordt gesproken over de “wapenrusting van God” en Paulus adviseert de ontvangers van de brief om “deze aan te trekken”. Er wordt natuurlijk geen letterlijke wapenrusting bedoeld, maar elk onderdeel van de (toen bekende!) wapenrusting komt overeen met een geestelijke component. Paulus gebruikt het beeld van de wapenrusting om iets heel anders uit te leggen. Het gaat om het beschermen van het geloofsleven. Over dit beeld kunnen prachtige preken gepreekt worden: Lendenen omgord met waarheid, wapenrusting van gerechtigheid en voeten gebonden in gereedheid voor het evangelie van vrede. Wacht eens even – van vrede?

Dit gaat over vrede, niet over oorlog. Gelovigen moeten niet ten strijde trekken, maar slechts “standhouden” (Ef 6:11; Ef 6:13) om op hun plaats “weerstand te bieden” (Ef 6:13). Paulus zet deze woorden ook niet op als een oorlogsplan, maar in de context spreekt hij heel eenvoudig en specifiek over de manier van leven (Efeziërs, hoofdstukken 4-6). De apostel ontkent het bestaan van Satan niet, want hij benoemt het kwaad rechtstreeks. Hij maakt ook geen overschatting. Satan wordt hier niet gedramatiseerd voor speciale leringen. Gelovigen moeten nuchter en standvastig zijn. Een paar hoofdstukken eerder had Paulus het erover dat gelovigen “niet langer baby’s zijn, die heen en weer geslingerd worden door elke wind van leer als door opwellende golven, en meegesleept worden door de eigenzinnigheid van mensen, door de sluwheid berekend om dwaling te verspreiden door opzet”. (Ef 4:14). Hij beschrijft deze standvastigheid nu op een andere manier hier in hoofdstuk 6. Degenen die denken dat we de geestelijke strijd moeten aangaan, hebben deze tekst verkeerd begrepen.

Heb je de tekst ooit vanuit dit perspectief gelezen?

  • Lees nu: Efeziërs 6:10-17.

Van kramp naar kracht

Zij die een spirituele strijd aangaan lossen daarmee niets op. Alleen iemands eigen ontoereikendheid kan zichtbaar worden. Als je in deze ideeën blijft steken, kom je al snel in een spirituele kramp terecht. Het gaat van gevecht naar kramp. De mens wordt overschat omdat hij denkt dat hij kan vechten en Gods werk wordt ondergewaardeerd. Ik heb nog nooit een bevrijd christelijk leven gezien waar mensen deze doctrine van strijd aanhingen. Deze leer leek me eerder oude angsten aan te wakkeren en mensen in slavernij te katapulteren.

Gods genade heeft daarentegen een bevrijdend effect. Het leert ons dat alles van Hem is, dat deze wereld van Hem is en dat we alles vol vertrouwen in Zijn handen kunnen leggen. Genade leidt van kramp naar kracht.

“Gelukkig is de man wiens kracht in jou is, in wiens hart paden gebladerd zijn! Zij gaan door het tranendal en maken het tot een plaats van bronnen. Ja, met zegeningen bedekt de vroege regen het. Zij gaan van kracht tot kracht. Zij verschijnen voor God in Sion.”
Psalm 84:6-8