Eeuwigheid wordt meestal gezien als tijdloosheid of eindeloosheid. Praten over “eeuwige tijden” is al een contradictio in terminis.

Eeuwigheid is geen tijdloosheid

Dat eeuwigheid niet tegenover tijd staat is al aangetoond in een eerder artikel. De aeonen in de Bijbel worden eerder gezien als tijdsperioden. Dit komt overeen met onze term “leeftijd”. Tijdperken hebben elk hun eigen muntsoort, maar het is deze muntsoort die centraal staat en er is geen definitie van duur in de term zelf. Volgens het bijbelse gebruik van het woord zijn er verschillende aeonen, die samen de “aeonische tijden” vertegenwoordigen. De apostel Paulus schrijft bijvoorbeeld over “zijn” evangelie:

“Maar aan hem die in staat is om u te vestigen volgens mijn evangelie en de heraldische boodschap van Christus Jezus, volgens de openbaring van een mysterie dat verborgen was in aeonische tijden, maar nu is geopenbaard…”
Rom 16:25

Aan Timoteüs schrijft hij later:

“God, die ons gered heeft en ons geroepen heeft met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de eonische tijden…”
2Tim 1,9

Wat hier verbazingwekkend is, is dat de genade die we ontvangen hebben al aan ons gegeven is “in Christus Jezus” “vóór de aeonische tijd”. Deze zin moet je even laten bezinken. Het is een buitengewone uitspraak. Er was dus iets “voor” de eonische tijd. Paulus spreekt hier over Gods doel en genade, die hij daar al in Christus Jezus heeft herkend en blijkbaar ook bestemd om te zegenen. Vóór de aeonische tijd, d.w.z. voordat de aeonen begonnen, voordat de tijd die wij kennen begon, zelfs vóór de schepping van de wereld, vóór Adam en Eva en de zondeval. De eonische tijden zullen op een bepaald moment beginnen, maar dit is niet het begin. God had sommige dingen al eerder voorbereid. Dat is waar de apostel het hier over heeft.

Met betrekking tot onze roeping schrijft Paulus bijna hetzelfde in Efeziërs:

“… zoals Hij [Gott] ons uitverkoren heeft in Hem [Christus] vóór de nederwerping van de wereld, opdat wij heilig zouden zijn en zonder smet voor Zijn aangezicht.”
Ef 1:4

Aan Titus schrijft de apostel:

“in afwachting van het aeonische leven, dat de onfeilbare God beloofd heeft vóór de aeonische tijd.”
Tit 1,2

De Aeonische Tijden

De “eeuwige tijd” is een misvatting. Er bestaat niet zoiets als “eindeloze tijd”. De Bijbel kent “aeonische tijden”. Dit zijn de tijden van de eonen. Het zijn leeftijden met een specifiek en individueel karakter. De Bijbelschrijvers hadden zeer grote tijdsperioden in gedachten waarin Gods handelen plaatsvindt. Het is meer een verwijzing naar hoe tijd zich verhoudt tot onze wereld:

“… Ook u die dood bent voor uw overtredingen en zonden, waarin u eens wandelde, volgens de aeon (gr. aion) van deze wereld (gr. kosmos) …”
Ef 2:2

Al deze aanwijzingen ontnemen ons nu niet de eindeloze eeuwigheid. Het is waar dat een eindeloze eeuwigheid geen thema is in de Bijbel. Maar dat betekent niet dat ze niet bestaan of dat er geen aanwijzingen voor zijn.

Wat in de Bijbel selectief vertaald wordt als “eeuwigheid” of “everlasting” heeft niets te maken met een eindeloze duur, maar met meerdere eonen. De eonen kunnen ingebed zijn in een veel groter “concept van eeuwigheid”. Dit kan alleen voorzichtig worden afgeleid uit de opmerkingen die we hierboven hebben gelezen. Hieruit blijkt duidelijk dat er al iets “voor” de eonische tijd gebeurde. Zo zijn er ook aanwijzingen in de Bijbel over de afsluiting van alle eonen en over de situatie die dan bereikt zal worden. Er is een uitzicht voorbij de eonen. Maar daarover meer in een later artikel.

In het volgende artikel zullen verschillende uitdrukkingen naar voren worden gebracht die suggereren hoe deze eonische tijden zijn opgebouwd.