Als je de Bijbel ziet als een serie boeken, dan staat Genesis aan het begin en Openbaring aan het einde. Als we nu aannemen dat dit ook een tijdlijn is, dan verwachten we de vroegste dingen beschreven in Genesis te vinden en de allerlaatste dingen in Openbaring. Dit lijkt plausibel en logisch, maar het is helemaal verkeerd.

Lopen het begin en het einde parallel met de boeken?

Spreekt het eerste boek van Mozes over een absoluut begin en het laatste boek van de Bijbel over een definitief einde? En als dat niet zo is, waaruit kunnen we dat dan afleiden?

Deze overwegingen dienen ons begrip van Gods werk. Uit Efeziërs weten we dat God een “doel van de eonen” heeft dat Hij in Christus Jezus heeft gemaakt(Efeziërs 3:11). Dit is dus een plan voor verschillende leeftijden. God werkt in de geschiedenis. Het plan beschrijft een ontwikkeling en bevat zowel uitspraken uit de vroegste tijden als verwijzingen naar verre tijden. Hij heeft een doel voor ogen en werkt nu aan de voltooiing ervan.

Het boek Openbaring staat helemaal aan het einde van de Bijbel. Het is verleidelijk om te denken dat hier het einde van alle dingen wordt beschreven. Er is zelfs een visioen dat reikt tot in de tijd van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openb. 21:1). In de context van het boek Openbaring is dit de breedste visie. Het boek is echter niet de enige. We lezen hier ook over in het boek Jesaja:

“Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En de vroegere dingen zullen niet meer herdacht worden, noch zullen zij in gedachten komen.”
Isa 66,17

“Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die ik maak voor mijn aangezicht zullen staan, zegt de HEER, zo zullen uw nakomelingen en uw naam staan.”
Isa 66,22

Als nieuwe hemelen en een nieuwe aarde het laatste zouden zijn, dan kun je daar al over lezen in het Oude Testament en niet alleen in het boek Openbaring. Je zou hier ook kunnen zeggen dat Openbaring net zo ver kijkt als Jesaja ooit deed, zij het met veel meer details. Het boek Openbaring sluit aan bij Jesaja, maar ook bij de profetische toespraken van andere profeten en de apostel Petrus (2Pet 3,13). Daarom is het visioen van het Boek Openbaring niet zo uniek als je zou denken.

Begin en einde en verder

Een realistische kijk op de tijden van de Bijbel zou misschien eerder moeten zijn dat de Bijbel niet alles beschrijft. Want daar zijn aanwijzingen voor. Er is een tijd vóór wat in Genesis wordt beschreven en ook een tijd nadat het boek Openbaring is voltooid.

Het begin en einde van de Bijbel zijn niet absoluut, maar relatief. Als Genesis 1:1 bijvoorbeeld zegt “In het begin schiep God de hemel en de aarde …”, dan zou dit opgevat kunnen worden als een absoluut begin. “In den beginne” betekent hetzelfde als “In den beginne …”, alsof het het begin van alle begin is. Er zijn echter enkele argumenten tegen:

  • In het Hebreeuws staat “In (een) begin …”. Het bepaalde lidwoord “de” ontbreekt, dus de uitdrukking moet correct worden weergegeven als “een begin” (in het Hebreeuws“bereshith“, niet“bareshith“/”be ha reshith”). Het is daarom geen absoluut begin.
  • Het begin verwijst hier naar de schepping van hemel en aarde, of gewoon naar het begin waarover Mozes hier wilde vertellen, het begin van het verhaal, om het zo maar te zeggen. Principe: tekst in context interpreteren.
  • In vergelijking met Johannes 1:1-3 wordt gesproken over dat eerst het Woord bij God was, en pas daardoor alles werd. Daarom waren zowel God als het Woord aanwezig vóór de schepping van hemel en aarde. De schepping van hemel en aarde is daarom geen absoluut begin.
  • God zei tot Job: “Waar waren jullie toen ik de aarde stichtte? Deel het als je inzicht hebt! Wie heeft hun massa bepaald, als je dat weet? Of wie de meetlijn boven haar uitstrekte? Waarin zijn hun sokkels verzonken? Of wie heeft hun hoeksteen gelegd toen de morgensterren zich samen verheugden en alle zonen van God zich verheugden?” (Job 38:4-7), waaruit ook duidelijk blijkt dat de “morgensterren” en “zonen van God” al bij de grondlegging van de wereld toekeken. Dit is ook de reden waarom het begin van Genesis 1:1 niet het absolute eerste is wat er gebeurt.

Er zijn andere argumenten die dit standpunt kunnen ondersteunen. Het is als het verzamelen van indirect bewijs. Hoe verder een tijdstip in het verleden ligt of hoe verder het in de toekomst ligt, hoe minder informatie we hebben. Laten we het indirecte bewijs dus voorzichtig evalueren.

In een grafische voorstelling kan de informatie-inhoud op een vereenvoudigde manier als volgt worden weergegeven: Tijdens de tijden die in de Bijbel gedetailleerd beschreven worden, is de lijn “dik”. Naar het begin en einde toe wordt het daarentegen duidelijk “dunner” omdat de informatie-inhoud minder is.

(Een soortgelijke presentatie is ook te vinden in de posts“Wat weten we over de laatste dingen?” en“6000 jaar“).

Het idee dat de Bijbel “alle kennis in de wereld” of “alle tijd” omvat, doet geen recht aan het bijbelse getuigenis. God heeft al vóór de aeonische tijd gewerkt (1Cor 2,7) en spreekt over een eindperiode van de aeonen (Heb 9,26, Openb. Elbf. heeft “voleinding der eeuwen”). Er zijn zulke korte verwijzingen naar tijden voor of na een vermeend begin in Genesis of een vermeend einde in het boek Openbaring. Ze suggereren dat de tijd van onze wereld ingebed is in iets groters, zelfs dat de aeonen (eeuwigheden/leeftijden) van de Bijbel alleen de tijd van de wereldgeschiedenis en de heilsgeschiedenis omvatten, niet wat verder gaat. Dit is echter geen actueel thema van de Bijbelse openbaring. De verwijzingen – hoewel weinig – moeten serieus genomen worden omdat ze essentiële elementen van het Evangelie betreffen.

Is alles voorbij met de openbaring?

Nee. Er zijn veel aanwijzingen dat het boek Openbaring niet het einde beschrijft. Het boek beschrijft gewoon wat het beschrijft. Alleen de Bijbellezer kan dit interpreteren als “het absolute einde”. Johannes zelf zegt dit echter nergens.

Johannes zegt dat hij een visioen had: “Ik was in de Geest op de dag des Heren” (Openb. 1:10). Het grootste deel van het boek gaat over deze “Dag des Heren” en vooral over de dageraad van het Messiaanse Koninkrijk. De overgang wordt gemarkeerd door oordelen die het grootste deel van Openbaring in beslag nemen (Openbaring 4-19). Op het koninkrijk zelf wordt slechts kort gezinspeeld in Openb. 20:1-10, onmiddellijk gevolgd door het oordeel voor de Grote Witte Troon (Openb. 20:11-15). De laatste twee hoofdstukken gaan over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde:

“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbijgegaan, en de zee is niet meer.”
Openb. 21:1

Hoe zit het dan met deze nieuwe aarde en nieuwe hemel? Zijn deze perfect? Degenen die dit zien als het einde van de heilsgeschiedenis worden geconfronteerd met een zeer onverloste situatie:

  • Het laatste oordeel voor de Grote Witte Troon kan het grootste deel van de mensheid in de vuurzee hebben gestuurd, waardoor ze opnieuw zouden sterven (Openb. 20:11-15). De dood is er nog steeds.
  • Sommigen zijn nu op de nieuwe aarde. Daar (maar alleen daar) zal de dood niet meer zijn (Openb. 21:4).
  • Er is hier niets over een hemels eindpunt, maar het hemelse Jeruzalem daalt uit de hemel neer op aarde (Openb. 21:2).
  • Wanneer er staat “Zie, Ik maak alle dingen nieuw” (Openb. 21:5), dan is dit een proces dat nog niet voltooid is.
  • De bladeren van het hout des levens, dat daar is, dienen “tot genezing der volken” (Openb. 22:2). Degenen die nog genezing nodig hebben, zijn waarschijnlijk niet perfect.

Deze informatie kan rechtstreeks uit de tekst worden afgeleid. Maar dat zijn niet de enige argumenten. Er zijn nog steeds details uit de rest van de Schrift die tot dan toe onvervuld zijn gebleven. Bijvoorbeeld:

  • De dood is eenmaal weggedaan als de laatste vijand (inclusief de tweede “dood”. 1Cor 15,26), waarna leven en onverbeterlijkheid aan het licht komen door het evangelie van genade, dat Paulus verkondigt (2Tim 1,10)
  • Christus zal het Koninkrijk overdragen aan Zijn God en Vader (1Cor 15,24)
  • Elke knie zal zich buigen en elke tong zal belijden dat Christus de Heer is (Fil 2:9-11)
  • Zoals in Adam allen sterven, zo zijn in Christus allen levend gemaakt (1Cor 15,22)
  • Dienovereenkomstig, zoals er door de ene grief veroordeling kwam voor alle mensen, zo komt er ook door het ene oordeel rechtvaardiging van het leven voor alle mensen. (Rom 5:18)
  • God is Redder van alle mensen, vooral van gelovigen (1Tim 4,9-11)
  • God zal alle dingen met Zichzelf verzoenen door het bloed van het kruis (Kol 1:20)
  • God zal alles in allen zijn (1Cor 15,28).

Dit alles is nog steeds niet vervuld aan het einde van het boek Openbaring. Niet alleen is de situatie in het boek Openbaring zelf minder dan perfect en compleet, zoals vaak wordt gedacht, maar andere delen van de Schrift zijn nog niet vervuld. Een goed begrip van de concepten van tijd en chronologie in de Bijbel helpt om deze dissonant op te lossen.

Wanneer we leren onderscheid te maken tussen “pad” en “doel”, lost de discrepantie op. Sommige dingen gebeuren eerder, andere later. Ze harmoniëren alleen als we kijken naar de respectieve context van de afzonderlijke uitspraken. En het boek Openbaring heeft zijn eigen context.

Het probleem met de leer van hemel en hel

Vertegenwoordigers van de doctrine van hemel en hel hebben al deze teksten natuurlijk in hun Bijbel staan. Wat doen ze ermee? In de regel gebeurt dit:

  1. De teksten zijn verborgen (worden niet gelezen)
  2. De teksten worden geherinterpreteerd (gereduceerd tot “gelovigen”)
  3. De teksten zijn in een andere chronologische volgorde geplaatst (“op onbekende wijze”)

Als gevolg hiervan ontstaan er in series problemen met de bijbelse tekst zelf. Hoewel God “alles in allen” moest worden (1Cor 15:28), omvat dit alleen gelovigen of worden ongelovigen gedwongen ondergeschikt gemaakt. Het is waar dat elke knie moet buigen en getuigen dat Jezus de Heer is (Fil 2:9-11), maar alleen met het mes in de nek, dat wil zeggen gedwongen. In dit proces is er natuurlijk geen glorie voor God. Dat zou duidelijk moeten zijn.

Zulke beoordelingen komen niet voort uit de Schrift, maar zijn conclusies over teksten die niet op een andere manier geclassificeerd kunnen worden. Men verkeert eigenlijk in een staat van verklaringsnood, maar is er desondanks volledig van overtuigd dat God de wereld verdeelt in goed en slecht, gelovigen en ongelovigen, geredden en verlorenen, en toch niet in staat is om deze “slechten, ongelovigen en verlorenen” te redden. Menselijke doctrines zoals “vrije wil” leiden alleen maar af van Gods bevoegdheid.

De onhoudbaarheid van deze doctrine is niet voor iedereen meteen duidelijk (ik heb er zelf jaren over gedaan om het te leren). Aan de ene kant moet je beginnen met het lezen van de Bijbel in je eigen context en de voor- en tegenargumenten bestuderen. Aan de andere kant moet men de valse veronderstellingen over de Bijbel die tot deze beelden leiden aan de kaak stellen (Paulus spreekt in een vergelijkbare situatie over “het afbreken van bolwerken als we de rede afbreken en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God”, 2Cor 10:3-5).

Eén van deze aannames is het onderwerp van dit artikel: “Openbaring beschrijft het absolute einde”. Als men deze aanname als onjuist kan weerleggen, dan neemt dit vaak een struikelblok in het begrip weg. God blijft werken, zelfs nadat het boek Openbaring is gesloten en veel beloften worden pas dan vervuld.

Waar wordt de breedste visie van de Bijbel gevonden?

Wat gebeurt er nadat het boek Openbaring is voltooid? We hebben een aantal teksten gezien die alleen later vervuld kunnen worden, omdat ze geen plaats hebben in het boek Openbaring. Deze teksten ontkennen is eenvoudigweg God niet zijn doel laten bereiken. Maar als Hij komt om Zijn “doel van de eonen” te vervullen, dan zal aan het einde van de eonen vervuld worden wat tot dan toe in afwachting was:

  • De dood is afgeschaft als laatste vijand (1Cor 15,26)
  • Leven en onvergankelijkheid komen dan aan het licht (2Tim 1,10) en de voltooiing van het levend maken van allen (1Cor 15,22-24)
  • Alles is tot Christus gekomen en Christus draagt het koningschap over aan zijn God en Vader (1Cor 15,24)
  • God wordt alles in allen (1Cor 15,28).

Als God “alles in allen” is aan het einde van de eonen, dan is dat de breedste visie die we in de Schrift hebben. De breedste visie staat niet in het boek Openbaring. We vinden deze visie bij de apostel Paulus.

Maar zelfs dit is geen absolute conclusie. Het is slechts de afsluiting of voltooiing van Gods “doel van de eonen, dat Hij in Christus Jezus gemaakt heeft” (Ef 3:11). Alles is uit, door en naar Hem (Rom 11:36). De boog werd getrokken van het begin tot het einde van deze geopenbaarde tijd. Uiteindelijk wordt alles naar Hem teruggeleid. Dit is op zijn beurt slechts het startsein voor wat daarna komt. We lezen hier echter niets over. We weten alleen uit de Schrift: God leidt alles terug naar Zichzelf. Zijn middel hiertoe is Zijn Zoon, Jezus Christus, onze Heer.

De eonen (vaak verkeerd vertaald als “eeuwigheden”) zijn slechts de grootste tijdperken die in de Bijbel worden genoemd. Het is de tijd van de heilsgeschiedenis, of de tijd waarin God tot het doel komt. God is niet beperkt tot de eonen, noch is de tijd beperkt tot de eonen. Er worden dingen genoemd die plaatsvonden “vóór de eonen” (1Cor 2,7) en er wordt ook gesproken over de “voltooiingen van de eonen” (1Cor 10,11).

Het is opvallend hoeveel van deze uitspraken uit 1 Korintiërs komen. Paulus heeft de Korintiërs in deze brief een geweldige context gegeven. Hij heeft deze dingen zelf in het kader van Gods actie geplaatst. De uitdagingen in deze gemeente waren enorm en de apostel liet de Korintiërs op een uitmuntende manier zien dat God veel groter is dan alles wat wij ons direct kunnen voorstellen.

Dit is het vertrouwen van Paulus: onze hemelse Vader is al vóór het begin van de eonen aan het werk en zal op een dag de hele wereld naar Zichzelf terugleiden. Het is een bevrijdende, zekere boodschap, vol verwachting en met een zelfverzekerde blik.

Verdieping