Geloof en religiositeit zijn niet hetzelfde. De woorden en hun betekenis worden vaak verward. Wie religieus is, hoeft geen geloof te bezitten, en wie een levend geloof cultiveert, gedraagt zich misschien helemaal niet religieus.

Kerken en geloofsgemeenschappen hebben vaak een religieuze grondslag. Dit uit zich in een gemeenschappelijke subcultuur. Je gaat naar de kerk, je zingt liederen, je volgt bijbelstudies en je doet aan “stille tijd”. Al deze dingen zijn uitingen van religieus gedrag. Niets meer. Het mag waarde hebben en men kan hier waarden cultiveren, maar deze waarden mogen niet verward worden met een levend geloof.

Geloof is anders. Geloof moet niet verward worden met een subcultuur. Geloof heeft niets te maken met een kerk of met het onderschrijven van bepaalde dogma’s. Geloof is niet ingewikkeld. Geloof heeft te maken met vertrouwen.

Abrahams geloof

Van Abraham, die wordt gezien als de vader van alle gelovigen (Rom 4:16), leren we wat dit betekent:

“En hij bracht hem voort en zei: Kijk op naar de hemel en tel de sterren, als gij ze kunt tellen. En Hij zeide tot hem: Zoveel zullen er uw zaad zijn! En hij geloofde den HEERE, en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.”
Gen 15:5-6

Abraham geloofde God. Zo simpel is het. Hij vertrouwde op God. Hij vertrouwde op wat God hem vertelde. Abraham behoorde noch tot een synagoge noch tot een kerk (beide bestonden nog niet). Abraham was ook geen lid van een Bijbelgroep (de Bijbel was nog niet geschreven). We weten niet eens of hij regelmatige gebedstijden had of anderszins “religieus” was. Maar Abraham geloofde God. Dat was genoeg. Dit heeft zichtbare sporen achtergelaten in zijn leven en tot concrete stappen geleid. Abraham ging een relatie met God aan.

Religieuze subculturen

Abraham kende onze religieuze tradities niet, die ons zicht op wat essentieel is kunnen blokkeren. Abraham vertrouwde niet alleen op God, maar we lezen ook dat God “het hem als gerechtigheid rekende”. Stel je dat eens voor! Hoe onbelangrijk lijken religieuze subculturen die de plaats van deze eenvoudige geloofshouding hebben ingenomen.

Voor Abraham was geloof hetzelfde als vertrouwen. In het Hebreeuws en Grieks is er ook maar één woord voor elk van deze twee termen. Geloof is altijd vertrouwen en nooit iets anders. Vertrouwen is echter een uitdrukking van een relatie. Het heeft niets te maken met dogma’s of instellingen, met vroom gedrag of religieuze gebruiken.

Geloof is een relationele uitdrukking. Religieuze subculturen nemen daarentegen de plaats in van relaties. Hier zou je tegenin kunnen brengen dat het binnen de subculturen, binnen de kerken en congregaties, uiteindelijk om geloof gaat. En inderdaad, levend geloof wordt gevonden onder bezoekers van kerken en vrije kerken. Maar geloof is niet alleen daar te vinden. Niet iedereen die op God vertrouwt gaat naar de kerk. Een kerkelijke affiliatie is daarom niet noodzakelijkerwijs een uitdrukking van levend geloof.

Religiositeit is voor ons, niet voor God

Degenen die religieus zijn doen dat voor zichzelf, niet voor God. God eist geen religiositeit van ons. God wil ons ontmoeten. Hij wil ontmoeting. Hij wil dat we op Hem vertrouwen. Alle ware godsvrucht bestaat niet uit uiterlijke dingen, maar komt voort uit dankbaarheid voor ontvangen genade en uit zich in vertrouwen op God en dienstbaarheid aan anderen (1Tim 6:3-12).

In dezelfde geest schrijft Paulus aan Titus over een opvoedende genade die onze levens heroriënteert. Er is hier geen sprake van religieuze plichten:

“Want de genade van God is aan alle mensen verschenen tot redding, om ons te leren de ongerechtigheid en de wereldse begeerten te verloochenen, opdat wij in de tegenwoordige tijd verstandig, rechtvaardig en vroom leven, uitziende naar de gezegende verwachting en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Verlosser, Jezus Christus, die Zichzelf voor ons gegeven heeft om ons te verlossen van alle wetteloosheid en om voor Zichzelf een volk te reinigen om rondom Hem te zijn, een ijver voor edele werken. Spreek dit uit, spreek aan en spreek uit met alle decreet. Niemand negeert u.”
Tit 2, 11-15

Dit zijn de dingen die belangrijk zijn. Kerkbezoek of Bijbelstudies, stille tijd en andere religieuze gebruiken spelen hier geen rol. Onze ogen hiervoor scherpen kan ons beschermen tegen valse vroomheid en religieuze dwangmatigheden. Aan de Kolossenzen schrijft de apostel:

“Pas op dat niemand u door wijsbegeerte en lege verleiding afleidt naar de overlevering van mensen, naar de aardse wijsheid, en niet naar Christus”.
Kol 2

Religiositeit heeft geen waarde

De gemeenschap in Kolosse bevond zich in een situatie waarin allerlei religieuze plichten werden gecultiveerd. Paulus spreekt over filosofie en lege verleiding volgens tradities en overleveringen. Het lijdt geen twijfel dat filosofie waarde heeft, en hetzelfde kan gezegd worden van tradities en overleveringen. Toch wijst Paulus erop dat ze van Christus afleiden. De realiteit van het evangelie is deze: “Want in Hem [in Christus] woont al de volheid van de Godheid lichamelijk; en gij zijt vervolmaakt in Hem, die het hoofd is van alle vorstendom en overheid” (Kol 2:9). Als we nu alles hebben, waarom zouden we ons dan nog druk maken om andere dingen?

“Je bent voltooid!” We hoeven dus niets meer toe te voegen om voor God te kunnen staan. Er is niets dat Hij van ons vraagt dat Hij niet al door Christus heeft volbracht. We kunnen niets toevoegen aan onze verlossing. Redding kan niet worden verdiend door goede werken. We kunnen en hoeven onszelf niet bij God in te lijven door bepaald gedrag. We hebben alles in Christus ontvangen om deze relatie met God te kunnen leven. Dit is volbracht – Hij heeft dit volbracht (Johannes 19:30).

Wat er toen in Kolosse gebeurde, gebeurt nu nog steeds. Al deze dingen leiden ons af: filosofie, traditie, het houden van feestdagen en religieuze rustdagen, dieetregels, rituelen, enz. Al deze dingen, zegt Paulus, hebben een uitdrukking van wijsheid, maar ze zijn willekeurig en van geen waarde, behalve voor de bevrediging van het eigen vlees (Kol 2:18-23).

De woorden van Paulus staan haaks op veel tradities en overtuigingen.

God is niet religieus

God is niet religieus. God is. Dat is genoeg. Alleen mensen zijn religieus, of – zoals we zojuist in Kolossenzen lazen – het “vlees” is religieus.

Volgens Paulus is religiositeit een soort zelfbevrediging. Het is iets wat je doet om je goed te voelen over jezelf zonder een relatie aan te gaan. We moeten het daarom nooit verwarren met een relatie. Dit heeft weinig met God te maken. Het is geen uiting van geloof om religieus gedrag te vertonen. Geloof wordt niet effectief door religiositeit, maar door liefde voor de naaste (Gal 5:6).

Religieus gedrag is niet slecht, maar daar gaat het niet om. God is niet religieus en Christus eist geen religiositeit voor de kerk, die zijn lichaam is (Rom 12,5). Religiositeit en geloof staan in contrast met elkaar. Degenen die veel waarde hechten aan bepaald religieus gedrag zullen dat logischerwijs als de kern zien. Relatie en religie spreken elkaar tegen, omdat religiositeit slechts een uitdrukking van een gevoel is, dus alleen met zichzelf bezig is, terwijl geloof in bijbelse zin gericht is op een relatie buiten zichzelf. Religiositeit is op jezelf gericht. Faith heeft belangrijkere dingen te doen.

Geloof is vertrouwen in God, zonder franje. Geloof heeft een effect, zoals Paulus het hier bijvoorbeeld beschrijft:

“Want eens was u duisternis, maar nu bent u licht in de Heer! Wandel als kinderen van het licht (want de vrucht van het licht bestaat uit alle goedheid, gerechtigheid en waarheid), test wat de Heer welgevallig is!”
Ef 5:8-10

Goedheid, rechtvaardigheid en waarheid – evenals het vermogen om helemaal zelf te onderzoeken. Deze kwaliteiten staan centraal bij Paulus. Gedifferentieerde reflectie en wandelen in liefde zijn de kenmerken van het spirituele leven. Dit zijn waarden. Maar ze zijn niet religieus.

Wie vanuit Gods genade de vrijheid binnengaat, leeft de relatie vanuit deze vrijheid. Dit gebeurt uit vertrouwen. Dit vertrouwen komt voort uit de verkondiging van het evangelie. Dit evangelie vertelt over Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons. Dat is de belofte, de proclamatie. Het is het “JA van God” voor ons, in Christus Jezus.

Dit is de basis voor levend geloof. Het is het begin van geloof en dus het begin van relatie. De band is daarom met God, door Christus Jezus. Deze band maakt iemand vrij van banden met mensen, vrij ook van de angst om zelfstandig te leven, vrij van de angst om zelf te beslissen (zonder kerk, gemeente of religieuze groep).

Met religieuze subculturen wordt het echter problematisch. Als er bijvoorbeeld van parochianen wordt verwacht dat ze kerkdiensten en huisgroepen bijwonen, dan wordt er religiositeit gevraagd – geen geloof. Hier ontstaan religieuze dwangmatigheden die er niet zelden toe leiden dat mensen zichzelf als ontoereikend zien, als gebrekkig, als “niet genoeg geloven”. Ze worden dan misleid door de religieuze cultuur. Geen wonder dat sommige mensen zich dan afkeren.

De hardnekkigheid van slavernij

Wanneer gehoorzaamheid aan het geloof wordt verward met gehoorzaamheid aan religieuze subculturen en hun (ongeschreven) wetten, ontstaat er een puinhoop. De mens wordt niet naar de vrijheid geleid (vgl. Gal 5:1), maar wordt gevangen gehouden door de religieuze voorschriften. Dit verstevigt de subcultuur en het verstevigt de expressie van een bepaalde religieuze gemeenschap. Zo’n gemeenschap leeft van het feit dat mensen erin blijven. Dit heeft niets te maken met spiritueel leven.

Zo’n gemeenschap leeft van het feit dat mensen erin blijven. Dit heeft niets te maken met spiritueel leven.

Juist in deze schijnbaar vrome omgeving is de verkondiging van genade problematisch. Genade schudt de gebondenheid van zich af. Grace zet vraagtekens bij de kerkstructuur, het ideologische bouwwerk dat religiositeit vormgeeft. Genade stelt religiositeit ter discussie. Grace wil bevrijden. Genade is relationeel. Gods genade in Christus Jezus wil zelfs de hele schepping naar buiten leiden in de “vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God” (Rom 8:21). Wanneer het venster van Gods genade wordt opengeschoven, kan de grootte van het landschap erachter zo overweldigend zijn dat sommige mensen het venster zo snel mogelijk weer willen sluiten.

Wanneer het venster van Gods genade wordt opengeschoven, kan de grootte van het landschap erachter zo overweldigend zijn dat sommige mensen het venster zo snel mogelijk weer willen sluiten.

Genade wordt daarom in sommige kringen afgewezen omdat genade deze schijnvroomheid blootlegt en oplost.

Contrasten met genade

Verrassend genoeg wordt er vaak over genade gesproken, maar wordt het niet altijd ervaren. Genade kan angst veroorzaken. Hoe groter de genade, hoe groter de angst. Ik heb dit keer op keer gehoord en gezien.

Als de Bijbel zegt dat God liefde is en dat Hij alle geschapen dingen met Zichzelf verzoent door het bloed van het kruis (Kol 1:20), dan is dat bijvoorbeeld niet verenigbaar met een doctrine van hemel en hel. Het contrast is te groot. De genade is te overweldigend. Het is bijna ondraaglijk. Alles verzet zich tegen het simpelweg geloven van de bewoordingen van de Bijbel hier.

De hele geïnternaliseerde religieuze kennis verzet zich hiertegen: De mens moet presteren, moet zich laten redden, moet… Gods genade heeft er geen plaats in. Dit is misschien de reden waarom Paulus de Kolossenzen in hetzelfde hoofdstuk aanspoort om genade “in waarheid” te erkennen (Kol 1:6).

Op weg naar vrijheid

Religieuze structuren en doctrinaire korstvorming gaan hand in hand. Als iemand religiositeit als norm stelt, verhindert dit levendigheid, net zoals wanneer iemand dogmatisch denken boven een levende relatie met God stelt.

Hoe meer religiositeit en religieuze ideologieën de norm worden, hoe meer onvrijheid er heerst. Gemeenschappen die ideologisch religieus zijn, hebben de neiging om in zichzelf gekeerd te leven of de wereld alleen in zwart-wit te zien. In vrije kerken zie ik bijvoorbeeld steeds weer dat dit of dat als “bijbels” wordt gezien, terwijl het in feite een kwestie is van religieuze opvattingen en dogma’s die vreemd zijn aan de Bijbel.

Zelfperceptie (“we zijn trouw aan de Bijbel“) is een obstakel geworden. Dat is een probleem. Gezond bijbels onderwijs kan echter het venster van genade openduwen en openhouden zodat mensen naar buiten in vrijheid geleid kunnen worden. Hoe werkt deze ontsnapping uit slavernij?

Het accepteren van vrijheid in Christus vereist een afscheid van alle religiositeit. Niet mijn doen, maar Zijn doen wordt beslissend. Het is een relatie aangaan met God alleen. Ik verwacht alles van Hem. Vrome rituelen, het houden aan bepaalde regels, religieuze plichten – dit alles leidt af van de essentie. Deze dingen dienen alleen onszelf. Ze geven een schijnveiligheid. We moeten deze loslaten zodat we Gods belofte in Christus kunnen accepteren.

Dit omvat ideeën als “Je moet geloven, anders is God machteloos om je te helpen, om je te redden, om je te redden van de hel”.

Omgaan met de Bijbel

Hetzelfde geldt voor de omgang met de Bijbel. Deze interactie wordt ook vaak religieus beïnvloed. Als we meer vertrouwen op het oude vertrouwde, op religieuze structuren en traditioneel overgeleverde gedachten (van de religieuze groep waartoe we op dit moment behoren), dan kan het moeilijk zijn om de Bijbel voor zichzelf te laten spreken. Dit komt omdat niet de relatie centraal staat, maar een bepaald religieus zelfbegrip.

Maar als we God vertrouwen, kunnen we gewoon luisteren. Als we vrij zijn, zijn we alleen maar gretig om te zien wat er uit Gods Woord komt. We kunnen de Bijbel zelf aan het woord laten. We zijn niet gespannen door “waar” of “onwaar”, maar verheugen ons wanneer Christus wordt verkondigd (Fil 1:18).

Als iemand nieuwe gedachten uit Gods Woord naar voren brengt, kunnen we eerst nieuwsgierig luisteren. We hoeven het niet meteen af te wijzen alleen omdat het anders is. Nieuwe gedachten kunnen getest worden (Handelingen 17:11). De Schrift is slechts een middel om een doel te bereiken. De Schrift voedt onze relatie met God. Je hoeft niet bang te zijn. Dan herkennen we en staan we toe dat God tot ons spreekt (vgl. 1Sam 3:4-10).

De Bijbel onderwijst geen religie

De Bijbel is niet religieus, net zo min als God religieus is. De Bijbel is niet dogmatisch. Dogmatisch kan alleen onze eigen opvatting zijn. Dogmatiek heeft te maken met menselijke interpretatie. Dit kan interessant en nuttig zijn, maar hierin verschilt het van de Bijbel.

In de Bijbel lezen we over religieuze mensen wiens dogmatische visie hen weerhield van een levend geloof. Het hoeft niet zo te zijn. Er is een uitweg. Maar we moeten dit pad zelf bewandelen. We moeten die weg bewandelen, zelfs als onze gemeenschap dat niet doet. Misschien nemen we wel afscheid van een bepaalde religiositeit, maar niet van het levende geloof dat ons gegeven is.

Als we een bepaalde interpretatie van de Bijbel verlaten, betekent dat niet dat we niet meer in de Bijbel geloven – anderen kunnen het ook zo zien. Als we de beperkingen van een bepaalde religiositeit zien en deze verlaten, hoeven we degenen die erin volharden niet te verachten. Maar je eigen beslissing nemen is belangrijker. Want het gaat over echte relaties en de vrijheid waarvoor we door Christus zijn vrijgemaakt.

We hebben alles gekregen wat het nodig heeft voor een gezonde uitlijning. In zijn tweede brief aan Timoteüs schrijft Paulus dat “God ons geen geest van moedeloosheid heeft gegeven, maar van kracht en liefde en gezond verstand” (2Tim 1:7).

Daarmee kunnen we op weg.

Sterk en zwak in geloof

In hoofdstuk 14 en 15 van Romeinen spreekt Paulus over de sterken en de zwakken in het geloof. Dit gaat ook over religiositeit. Sommigen eten vegetarisch om dichter bij God te zijn, terwijl anderen God danken dat ze alles kunnen eten. Sommigen houden een sabbat, terwijl anderen alle dagen van de week hetzelfde houden. De zwakken, schrijft Paulus, zetten zichzelf apart. Ze hebben een religieuze manier van leven die wordt gevormd door insluitingen en uitsluitingen. Het is opmerkelijk dat Paulus wel een oordeelvelt, maar niet veroordeelt.

“Maar zorg voor de zwakken in het geloof, maar niet voor het oordeel van conclusies. De een denkt dat hij alles mag eten, maar de zwakke eet alleen groente. Wie alles eet, verafschuwt niet wie niet alles eet; en wie niets eet, oordeelt niet wie het eet. Want God heeft zich over hem ontfermd.”
Rom 14:1-3

Dat God zowel de sterken als de zwakken accepteert, zou voor ons een voorbeeld moeten zijn. We delen dezelfde roeping en zijn er niet op uit om anderen te minachten.

“De een acht de ene dag hoger dan de andere dag, maar de ander acht elke dag gelijk; laat ieder volledig verzekerd zijn in zijn eigen gevoel van denken.”
Rom 14:5

Paulus laat ruimte voor verschillende religieuze interpretaties. Zij mogen niet dienen, maar ieder moet zich houden aan zijn eigen mening, zijn eigen religiositeit. Hij schrijft bijvoorbeeld:

“Wie iets op een dag bewaart, bewaart het voor de Heer; en wie iets eet, eet voor de Heer, want daarvoor dankt hij God. Wie niets eet, eet het niet voor de Heer, want hij dankt God daarvoor.”
Rom 14:6

Paulus erkent dat mensen in hun zelfgekozen religiositeit dit alles voor de Heer doen en God daarbij danken. Misschien deelt hij de beweegredenen voor deze of gene religieuze handeling niet. Hij hoeft ze ook niet goed te keuren. Hij kan ze zelfs afwijzen. Desalniettemin prijst hij het feit dat mensen ze uit overtuiging doen. Hij houdt zich aan de intentie. Tegelijkertijd laat hij deze intentie echter bij elk individu. Omdat deze intenties privé intenties zijn. Iedereen moet voor zichzelf overtuigd zijn, maar mag zijn eigen mening niet aan anderen opdringen. We hoeven de specifieke religieuze opvattingen van anderen niet te onderschrijven, maar we mogen ze wel verdragen.

“Ieder van ons zal voor zichzelf rekenschap afleggen aan God. Laten we elkaar daarom niet langer veroordelen, maar ervoor waken dat we de broeder geen aanstoot of strik geven.”
Rom 14:12-13

We moeten niet mopperen, maar elkaar dienen tot opbouw:

“Daarom streven we nu naar vrede en opbouw onder elkaar.”
Rom 14:19

“Maar wij, de sterken, zijn verplicht de zwakheden van de zwakken te dragen en niet onszelf te behagen. Ieder van ons probeert zijn naaste te behagen, voor zijn welzijn, voor zijn opbouw.”
Rom 15:1-2

“Neemt dan elkander aan, gelijk ook Christus u tot Zich genomen heeft tot eer van God.”
Rom 15:7

Paulus had al te maken met religiositeit in de kerken in zijn tijd. Hij heeft hier niet alleen afstand van genomen, maar er ook duidelijk een privézaak van gemaakt. We moeten elkaar hier dragen. Het belangrijkste hier is echter het besef dat religiositeit geen betekenis heeft in Paulus.

Aan de Korintiërs schrijft hij bijvoorbeeld dat Christus hem niet heeft gezonden om te dopen (een religieuze handeling te verrichten) maar om het evangelie te verkondigen (1Cor 1:17). Tegenwoordig maken veel kerken het echter een daad van gehoorzaamheid om gedoopt te worden. Zo herken je het verlangen naar een bepaalde religiositeit. Zelfs als de doop een persoonlijke belijdenis is, kan niet gedoopt worden ook een teken zijn van iemands eigen vrijheid van geloof in Christus. En mocht de doop een religieuze dwang worden, dan is er niets op tegen om je uiteindelijk van deze dwang te bevrijden en God ervoor te danken.

Het gaat niet om religiositeit. Het gaat over God. En deze God houdt van je. Hij heeft hiervan getuigd. We kunnen maar één ding doen: de relatie aangaan en dan de relatie in al haar verscheidenheid uitleven.