Het lijkt niet voor iedereen gemakkelijk om mens-zijn en christen-zijn met elkaar te verenigen. Voor sommigen zijn er zoiets als twee identiteiten die elkaar tegenspreken. In de poging om de twee identiteiten met elkaar te verbinden, kan het soms tot een identiteitscrisis komen. Dit is waarschijnlijk een relatieprobleem. We hebben een relatie met onze menselijkheid en met ons christendom. Het eerste is het gevolg van onze geboorte, het tweede is het gevolg van onze nieuwe schepping in Christus (2Cor 5,17).

Ik ben een mens, ik ben een christen

Er is echter een spanningsveld dat hier meteen aan het begin moet worden genoemd. Dus men zegt: “Nu ik een relatie heb, heb ik problemen die ik niet had toen ik alleen was”. En als christen komt daar ervaring bij: “Nu ik in een relatie met Christus leef, word ik geconfronteerd met beslissingen waar ik geen idee van had toen ik nog zonder Christus was”. Het kan gebeuren dat we ons gevangen voelen – bijvoorbeeld tussen morele concepten aan de ene kant en hormonen aan de andere kant, of tussen de meningen van anderen en onze eigen drang om te leven. Zou mijn mens-zijn nu in strijd moeten zijn met mijn christen-zijn? Een dergelijke spanning wordt door velen gevoeld. Ik voel het zelf ook steeds weer en in veel gesprekken heb ik hetzelfde gehoord van anderen.

Soms komt deze spanning voort uit de christelijke cultuur, waar wij vandaan komen. Ed Young schrijft met name over seksualiteit: “We zijn er “nooit helemaal zeker van hoe onze spontane, ongecensureerde seksuele driften in het weefsel van de christelijke moraliteit passen. We kunnen het niet helpen, maar we vragen ons af of lichamelijke passie op de een of andere manier de liefde voor Christus in de weg staat” (Ed Young, “Pure seks”, pagina 61). Dat zou deprimerend zijn als er geen antwoorden werden gevonden.

Sommige mensen proberen deze spanning te vermijden. De uitersten worden wetteloosheid en wetticisme genoemd. De een gooit elke norm overboord, de ander is supervroom in vermomming. Maar beide zijn niet gratis. Een bevrijd christendom kan ook een bevrijde mensheid inhouden. De relatie met Christus kan en moet ons leven bevruchten. Deze levenshouding is noch wetteloos, noch legaal, maar in elk opzicht levensbevestigend. Idealiter wordt onze menselijkheid ondersteund door ons christendom – en vice versa, want levend geloof is ook een uitdrukking van het ware leven. Als we dit ervaren als een spanningsveld, dan zijn we duidelijk niet vrij.

De ontmoeting met de werkelijkheid

Maar hoe werkt dat? De spanning tussen interne en externe invloeden roept vragen op. Als we ze beantwoorden – als we deze vragen als het ware “ontmoeten” – dan zullen we beslissingen vinden. Bewust beslissen betekent dat we leven en richting geven aan ons leven. Dat is de realiteit. Daar ligt de hoop en vitaliteit van vrijheid.

Elk argument is relationeel werk. Het doet er niet toe of dit de relatie met onszelf betreft, met onze medemensen, onze levenspartner en echtgenoot, of ook de relatie met God. In elke relatie en in elk opzicht kunnen we alleen onszelf bijdragen. Martin Buber zei over relaties: “De vrije mens is degene die wil zonder willekeur. Hij gelooft in de werkelijkheid; dat wil zeggen, hij gelooft in de werkelijke verbondenheid van de werkelijke dualiteit van Ik en Gij. Hij gelooft in het lot en in het feit dat het hem nodig heeft” (Martin Buber, Ich und Du). De vrije persoon is de persoon die gelooft dat het hem of haar neemt in de relatie. Er is dus geen groei en geen vrijheid zonder verbondenheid, zonder relatie. Er zijn zowel beslissingen als toewijding voor nodig, maar niet in afgrensende zin, maar als een relationele realiteit. Betrokkenheid als verbondenheid. Vrijheid openbaart zich juist vanuit de relatie.

Vrijheid in actie

Ware relatie erkent het ware ik en het ware jij, ziet geen scheidslijn tussen twee personen, maar de werkelijkheid die samen wordt ervaren. In dit soort ontmoeting is er geen voorafbepaling, geen verwachting, geen toe-eigening en geen externe bepaling. Het ware “ik” en het ware “jij” zijn beide vrij, hoewel ze zich (ook) tot elkaar verhouden. Vrijheid komt voort uit de relatie. Echte vrijheid komt van Gods bevestiging van ons en onze vrijwillige bekering tot God door Christus. Wanneer we door Gods genade in een relatie met Hem geroepen worden, is dit waar de echte God ons confronteert. Deze ervaring vult de wereld en maakt haar vrij.

Wie geliefd is, kan anderen liefhebben. Zij die bevrijd zijn, kunnen anderen bevrijden. Hij kan handelen vanuit deze vrijheid. We zijn nu geroepen tot vrijheid, zoals Paulus getuigt: “Want jullie zijn geroepen tot vrijheid, broeders. Alleen, gebruik de vrijheid niet als een gelegenheid voor het vlees, maar dien elkaar door liefde!” (Gal 5:13). Vrijheid lijkt hier niet het uiteindelijke doel te zijn. Het is geen bevrijding “van” maar bevrijding “tot” dienstbaarheid in liefde. Zo ontstaat bevrijd leven in onze ontmoetingen en relaties (vgl. Gal 5:6).

Mens zijn en christen zijn – ze kunnen alleen geleefd worden. Ze kunnen alleen geleefd worden in relatie. Alleen ware relatie leidt tot ware vrijheid. Ware vrijheid laat elke volgende ontmoeting kennismaken met dezelfde vrijheid en liefde en dient door dezelfde waarden.