Elkaar accepteren in geloof is helemaal niet vanzelfsprekend. In hoofdstuk 14 van de brief aan de Romeinen spreekt Paulus over een ander begrip binnen de kerk. Men denkt dat hij dit of dat niet kan. De ander daarentegen voelt zich vrij om precies dat te doen. Wie heeft er nu gelijk? En: Hoe moeten we ermee omgaan?

Sterk en zwak in geloof

“Maar let op de zwakken in het geloof, maar niet op het oordeel van gevolgtrekkingen.”
Rom 14:1

Zorgen voor de zwakkeren klinkt heel nobel. Mensen zien zichzelf graag aan de kant van de sterken staan. Maar wie is hier sterk of zwak? Wie zijn de sterken, wie zijn de zwakken? De apostel heeft dit nog niet uitgelegd. Eén toevoeging doet echter de oren spitsen: “maar niet voor het beoordelen van conclusies”. Men kan misschien de sterke en de zwakke herkennen, maar het zou geen doel zijn om ze te beoordelen. In de volgende verzen legt hij uit waar dit allemaal over gaat.

“De een denkt dat hij alles mag eten, maar de zwakke eet alleen groente.Wie alles eet, veracht hem niet die niet alles eet; en wie iets niet eet, veroordeelt hem niet die het wel eet.”
Rom 14:2-3

Paulus noemt een voorbeeld uit het dagelijks leven om de eerste zin verder uit te leggen. Sterk en zwak wordt nu in een context geplaatst waarin het gaat over “eenvoudig voedsel”. Mag ik iets doen of mag ik iets niet doen? Mag ik eten of moet ik iets links laten liggen? Of weer gevraagd: Doe ik God een plezier door dit of dat niet te eten? Maakt dit me gehoorzaam en “beter”? Moet ik varkensvlees weglaten uit een religieuze plicht? Of kan ik beter veganistisch leven als ik een goed christen wil zijn? Heeft God Israël niet opgedragen om bepaalde dieren niet te eten? Of eer ik God omdat ik van alles mag eten? Laat dit misschien het beste de vrijheid zien die ik in Christus heb ontvangen?

Paulus noemt de persoon “zwak” die zich van bepaald voedsel onthoudt om aan een religieuze plicht te voldoen. We moeten echter niet te snel oordelen. Want meteen daarna wordt gezegd dat men de ander die niet eet niet moet afwijzen, noch oordelen over degene die wel eet. Dus Paulus’ houding tegenover elkaar is belangrijk. Of je nu iets eet of niet, of je sterk of zwak bent – dit alles is niet echt relevant. Het gaat Paulus niet om het voorbeeld, maar hij wil verklaren: We moeten geen conclusies trekken over het gedrag van anderen, noch oordelen over de ander. We hebben belangrijkere dingen te doen.

Er volgen meer voorbeelden.

Meer voorbeelden

“De een acht de ene dag hoger dan de andere dag, maar de ander acht alle dagen gelijk; laat een ieder ten volle verzekerd zijn in zijn eigen gemoed.Wie iets voor de dag bewaart, bewaart het voor de Heer; en wie iets eet, eet voor de Heer, want daarmee dankt hij God.Wie niets eet, eet het niet voor de Heer, want hij dankt God daarvoor.”
Rom 14:5-6

Binnen de wereldwijde Kerk van Christus zijn er talloze meningen en interpretaties. De een ziet het zo, de ander ziet het anders. De ene persoon houdt een dag van de week, misschien de sabbat of zondag, terwijl de ander dat niet doet. Paulus schrijft dat iedereen dit doet “voor de Heer”. Dus wie iets doet, en dat doet uit eigen overtuiging voor de Heer, is volledig overtuigd voor zichzelf. De religieuze expressie van mijn en jouw leven zou je eigen verantwoordelijkheid moeten zijn. We moeten echter geen conclusies over anderen trekken uit ons begrip of hen zelfs veroordelen. Het is niet gepast dat we oordelen over andermans leven.

We zijn niet alleen in de wereld en we bezitten de waarheid niet. De broeder of zuster in het geloof doet iets voor de Heer, net als ikzelf. Iedereen moet volledig zeker en dankbaar zijn voor zichzelf. Dit betekent natuurlijk dat je je eigen kennis niet oplegt aan de ander, noch dat je de ander in een kwaad daglicht stelt omdat hij dit of dat anders doet. In termen van kennis is het dus “ieder voor zich” zodat we kunnen leven uit genade en “allen voor allen” in saamhorigheid.

Wij zijn van de Heer

“Want niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand van ons sterft voor zichzelf.Want al leven we, we leven voor de Heer; al sterven we, we sterven voor de Heer. Daarom, of we leven of sterven, we zijn van de Heer.Want daartoe is Christus gestorven en leeft Hij, opdat Hij Heer zou zijn van doden en levenden.”
Rom 14:7-9

Waar we ook staan – of we nu leven of sterven – onze levens zijn verbonden met Christus. Dat is de kern voor Paul. Christus staat centraal, wij horen bij Hem en daarom is Hij onze Heer. We moeten dit nuchter en bescheiden stellen: Als we dit zelf geloven, geldt het ook voor onze geloofsbroeders en -zusters en medechristenen. Ze zien hun leven ook als verbonden met Christus. Hierin zijn we allemaal gelijk. In elke situatie zijn we maar één ding: we zijn van de Heer. Hij stierf voor dit doel en leeft weer, zodat Hij inderdaad verantwoordelijk is voor alles.

Voor Paulus is dit een nivellering van alle uiterlijke verschillen. Hoe verschillend onze kennis ook is, onze roeping is dezelfde. We behoren allemaal toe aan de Heer. Dit in gedachten houden helpt ons te focussen op wat belangrijk is.

Het toneel van God voor de rechters

“Maar gij, waarom oordeelt gij uw broeder? Of gij ook, waarom verstoot gij uw broeder? Want er staat geschreven: Zoals Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal God eer bewijzen.”
Rom 14:10-11 (zie ook Jes 45:23)

Met het oog op Gods werk in de toekomst is er vandaag geen reden om een broeder te oordelen of te verstoten. We zullen allemaal één keer door God geoordeeld worden, zodat ieder zijn prijs van Hem zal ontvangen. Het podium van de rechters is een oordeel over ons ras, over ons leven. Daarin staat iedereen er alleen voor en de beoordeling van deze race volgt in de toekomst. God oordeelt. We moeten de andere lopers niet veroordelen of belasteren. Alles zal op een dag door Hem juist worden beoordeeld. We worden niet uitgenodigd om over anderen te oordelen (Rom 14:1).

“Ieder van ons zal voor zichzelf rekenschap afleggen aan God. Laten we elkaar daarom niet langer veroordelen, maar ervoor waken dat we de broeder geen aanstoot of strik geven.”
Rom 14:12-13

We moeten dus niet oordelen. Iedereen is verantwoordelijk voor zichzelf. Maar wat moeten we doen voor onze medegelovigen?

Paulus schrijft twee dingen voor de gemeenschap:

  • we moeten geen duw geven
  • we moeten geen val geven

Lees een paar verzen verder op deze passage:

“Daarom streven we nu naar de dingen van vrede en opbouw onder elkaar. Vernietig het werk van God niet omwille van voedsel! Hoewel alles puur is, is het slecht voor de persoon die impulsief eet. Nobel is het om geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets anders te doen waarin je broeder kan struikelen of zwak kan zijn.”
Rom 14:19-21

Niets is op zichzelf onzuiver

“Ik weet en ben overtuigd in de Heer Jezus dat niets op zichzelf gemeen is, behalve voor hem die oordeelt dat iets gemeen is; voor hem is het gemeen (onrein, verwerpelijk).”
Rom 14:14

Of iets religieus “onrein” is (wijn, varkensvlees, enz.) kan rechtstreeks in de Bijbel worden vermeld, maar twee dingen moeten hier worden ingevoegd: Voor wie zijn de instructies bedoeld in de context en is er nog een ontwikkeling vanaf dit punt in de geschiedenis? De Jood Paulus verduidelijkt: Niets is op zichzelf onrein of verwerpelijk, maar alleen als iemand het als zodanig classificeert. Het maakt niet uit of men regels voor Israël aanhaalt, want vandaag de dag is niets onrein. Deze uitspraak is heel duidelijk.

Voor Paulus is het houden van regels geen teken van gehoorzaamheid, maar eerder een uiting van religieuze zelfgenoegzaamheid (zie Kol. 2:20-23). Daarom moeten we niet naar onszelf kijken, noch naar onze naaste, maar naar God. Paulus wil een gezonde levensrichting en ware spiritualiteit zoals hij verkondigt in het evangelie van genade.

De passage Rom 14:14-23 verklaart nu deze houding. Lees en bespreek!

Hij die zelf niet vrij is

“Heb het geloof dat je voor jezelf hebt tegenover God! Zalig hij die zichzelf niet hoeft te beoordelen in wat hij goedgekeurd acht. Maar wie twijfelt als hij eet, wordt veroordeeld omdat hij niet uit geloof handelt; maar alles wat niet uit geloof is, is zonde.”
Rom 14:22-23

Wie twijfelt of hij iets wel of niet mag doen, is niet vrij. Hij veroordeelt zichzelf omdat hij niet op God vertrouwt. Het is niet belangrijk of je het ene of het andere doet, maar alleen dat je Hem dankt. Uiting van geloof, van vertrouwen is de richting die we kunnen nemen. Alles wat niet op deze manier gebeurt, mist zijn doel (dat wil zeggen: “zonde”). Iedereen moet volledig zeker zijn van zichzelf, zonder de ander – of zelfs zichzelf – te veroordelen.

Zwakken zijn volgens dit hoofdstuk in Romeinen degenen die zichzelf of anderen verwachtingen opleggen, regels maken en Christus, die boven alles staat, niet in ere houden. Religieuze ijver uit zich in regels, de poging om een “staat van God” te vestigen, ongeacht of die christelijk, joods, islamitisch of radicaal politiek is. De mechanismen hierachter zijn overal hetzelfde. Zwakke mensen zijn instabiel, onvrij en onzeker. Ze moeten naar de vrijheid van Christus geleid worden door het hart in Gods genade te versterken en gezond verstand te cultiveren. Nuchterheid is een goed uitgangspunt voor een gezond geloof (zie ook 2Tim 1,7).

Sterk, volgens Paulus, zijn de nuchtere gelovigen die de basis van gemeenschap herkennen in de gemeenschappelijke roeping en niet in religieuze plichten. De verbinding tussen gelovigen wordt gegeven door God, die ons tegemoet komt met genade in Christus. Sterk, dit zijn de mensen die niet oordelen, veroordelen en afleiden over anderen. Hun harten werden wijder en ze begrepen hoe ze de liefde van God praktisch konden uitleven in plaats van eisen te stellen aan andere mensen. Sterke mensen redeneren niet over het gedrag van anderen, maar dragen alles over aan Gods zorg.

Is alles nu “toegestaan”?

Men zou nu kort kunnen sluiten dat alles is toegestaan? Dat is niet wat Paulus hier zegt. We zullen altijd mensen tegenkomen die verslaafd zijn aan magisch denken, die meer waarde hechten aan rituelen dan aan eenvoudig vertrouwen in God, die vroom en spiritueel lijken maar ook proberen hun manier van leven op te leggen aan andere mensen. Er zijn heel wat mensen die een religieuze drang naar erkenning hebben. Als dit bijvoorbeeld in een gemeente gebeurt, ontstaan er echte problemen. Ik heb verschillende keren meegemaakt hoe vrome mensen de overhand proberen te krijgen. Ze verleiden anderen om precies hun eigen interpretatie van het geloof over te nemen. Wanneer dit gebeurt, vraagt dit om duidelijke woorden en een onmiskenbare focus op Gods genade alleen. Nuchterheid moet dan gepredikt worden en waar nodig moeten verhelderende en corrigerende maatregelen genomen worden.

Wat kun je bedenken? Dit is wat ik keer op keer heb gezien:

  • Vrome verleidingen, bijvoorbeeld door de kledingstijl te willen beïnvloeden, gedragsregels proberen af te dwingen en daarbij zichzelf in de schijnwerpers zetten (denk aan manipulatie, narcisme en groepsdynamiek als mogelijke zeer menselijke uitingen).
  • Deze of gene denkt dat het Gods wil is om zonder mankeren een gebedskring te beginnen, waarbij dan leiders van de gemeente aanwezig moeten zijn. Dit is niets anders dan een vrome opstand en een couppoging.
  • Charismatische broeders en zusters zien de redding van de kerk vaak in de verspreiding van bepaalde “geestelijke gaven”. Ik heb er nooit iets goeds uit zien voortkomen, maar eerder meer chaos, Sturm und Drang en een valse “geestelijkheid”. Vooral als het gaat om het afdwingen van profetie en waarzeggerij (nog een machtsgreep). Spreken in tongen wordt niet zelden beschouwd als een speciaal bewijs van spiritualiteit. Dit is een vrome verleiding.
  • Als iemand enigszins duidelijk wordt in zijn begrip, kan dit gemakkelijk uitmonden in speciale doctrines en stokpaardjes in de discussie. Ze helpen niemand. Paulus beschrijft heel duidelijk dat als we waarachtig zijn in liefde, we gewoon alles naar Christus leiden (Ef 4:14-16). Degenen die dat niet doen, maar aandringen op speciale bevindingen, kunnen maar beter hun mond houden.
  • Ontelbare mensen worden beïnvloed door “spirituele” gevoelens, meesters en meningen, evenals magisch denken. Zou het niet mooi zijn als iedereen in de gemeenschap het net zo zag als zij? Men denkt bijvoorbeeld aan: Helende stenen, homeopathie, spagyriek, Bachbloemen, energievelden en talloze andere dingen. Allemaal onzin en aantoonbaar niet effectief. Toch zijn mensen er dol op. Het zijn hulpmiddelen die worden geloofd. Het gaat om een plaatsvervangend geloof en in het beste geval om een placebo-effect. Zwakken in geloof zoeken zulke dingen. Hij die het hart in genade sticht heeft het niet nodig, maar zoekt moedig werkelijke hulp. Maar degenen die deze dingen willen blijven koesteren, moeten zich vrij voelen om dat te doen, zelfs als het niet helpt. Iedereen leeft zijn of haar persoonlijke geloof voor God. Het wordt pas problematisch als anderen ermee worden verleid alsof het “de zuivere waarheid” is.
  • Elke vorm van zelfingenomenheid, orthodoxie, betweterigheid leidt nergens toe. Meestal begrijpen deze mensen de Bijbel niet en weten ze niet wat ze zeggen, noch wat ze willen bewerkstelligen. In mijn ervaring zijn het meestal projecties van hun eigen onzekerheden.

Zulke dingen vermelden is niet hard, maar nuchter. In een gemeenschap is het de taak van een gemeenschapsleider om deze dingen duidelijk en zonder gevolgtrekkingen en veroordelingen te vermelden wanneer dat nodig is. Het enige doel zou zijn om de gemeenschap op te bouwen. Dit moet ook praktische vragen omvatten: Waar kan men zich aan houden? Wat leidt verder? Iedereen moet de geloofsruimte van de ander respecteren, maar voor zichzelf duidelijk weten in welke richting de eigenlijke reis leidt. De sterken mogen de zwakken dragen en moeten het af en toe met ze doen. Maar ze mogen ook naar Christus kijken, van wie al onze roeping komt.

Elkaar accepteren in geloof is het doel. Het is niet belangrijk en niet gepast om “sterk” tegen “zwak” uit te spelen.