De scheiding van schapen en bokken

“Maar wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid, en alle volken zullen voor zijn aangezicht verzameld worden. En hij zal ze van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt, en hij zal de schapen aan zijn rechterhand plaatsen en de bokken aan zijn linkerhand.”
Mt 25:31-33

Het beeld van “schapen en bokken” wordt vaak geïnterpreteerd als een verwijzing naar het laatste oordeel en God die mensen individueel verdeelt in “verloren” en “gered”. Deze interpretatie zal hieronder worden onderzocht.

Volgens deze interpretatie zou de scheiding van schapen en geiten deel uitmaken van een laatste oordeel. Dit is het idee dat er aan het einde der tijden een eindoordeel is. Vaak denken mensen aan slechts één gerecht zonder verdere differentiatie. Deze indruk wordt in veel vertalingen direct bevorderd door de context. De hoofdstukken 24 en 25 van Matteüs bevatten Jezus’ toespraak over de eindtijd. Het wordt uitgesproken op de Olijfberg bij Jeruzalem en is het antwoord op de vraag van de discipelen

“Vertel ons, wanneer gaat dit gebeuren? En wat zal het teken zijn van uw komst en van het einde van de wereld?”
Mt 24,3 (Openb. Elbf.)

Volgens deze vertaling vallen de terugkeer van Jezus en het einde van de wereld samen. In Jezus’ toespraak, die de volgende twee hoofdstukken beslaat, noemt Hij de schapen en de bokken.

De context: Jezus’ toespraak over de eindtijd

Jezus’ lange toespraak is het antwoord op een specifieke vraag van de discipelen. In een vertaling die dicht bij de basistekst staat:

“Toen Jezus uit de inwijdingsplaats kwam en verder wilde gaan, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en wezen op de gebouwen van de inwijdingsplaats. Toen antwoordde Hij hun: “Zien jullie dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u: er zal hier geenszins steen op steen overblijven, die niet zal worden afgebroken.”
Mt 24:1-2 (KNT)

Jezus had het hier over de tempel, waarvan hij de verwoesting voorzag. Toen vroegen de discipelen Hem:

“Toen Hij was neergezeten op de Olijfberg, kwamen Zijn discipelen, toen ze alleen waren, naar Hem toe en vroegen: “Zeg ons, wanneer zal dit zijn en wat is het teken van Uw aanwezigheid en van het einde van de Aeon?”
Mt 24,3 (KNT)

Hier worden drie dingen gevraagd:

  1. Wanneer zal dit zijn? Dit gaat over de verwoesting van de tempel, waar Jezus eerder over had gesproken.
  2. Wat is het teken van uw aanwezigheid (gr. parousia)? Dit gaat over de vestiging van het Messiaanse koninkrijk, waartoe Hij dan komt (vgl. Mt 24:27 Mt 24:37 Mt 24:39).
  3. Wat is het teken van het einde van de aeon? Dit is niet het einde van de wereld, maar het einde van de huidige wereldtijd (het huidige tijdperk of aion) (Mt 13,22 Mt 13,39-40 Mt 13,49 Mt 24,3).

Deze drie vragen worden nu beantwoord in Jezus’ daaropvolgende eindtijdrede. Het gaat niet over een laatste oordeel aan het einde van alle tijden, maar over de afsluiting van het huidige tijdperk en de overgang naar het volgende messiaanse tijdperk. Het contrast tussen deze twee tijdperken was vaak een thema in de evangeliën (vgl. Mt 13,39-40 Mc 10,30 enz.). Jezus beschrijft deze overgangstijd als een tijd van beproeving en oordeel. Het is een tijd van omwentelingen en een tijd van grote nood. Vandaar Zijn belofte aan de discipelen: “En zie, Ik ben met u tot aan het einde van de Aeon” (Mt 28,20).

Jezus’ verhandeling over de eindtijd spreekt niet over het einde van alle tijden, maar over het aanbreken van het Messiaanse tijdperk. Dit gaat over het evangelie van het koninkrijk en de dageraad van het messiaanse koninkrijk (Mt 24:14). De gerechten die hier worden genoemd, passen allemaal in deze context. De allerlaatste rechtbank bevindt zich daarentegen in een compleet andere context. Het laatste gerecht volgt veel later. We kunnen over dit allerlaatste oordeel voor de grote witte troon lezen in Openb. 20, wanneer het Messiaanse koninkrijk (Openb. 20:6) voorbij is en hemel en aarde voorbijgaan (Openb. 20:11-15).

Twee tronen, twee hoven

Matteüs 25 vermeldt een oordeel voor de glorietroon. Daar worden (in figuurlijke taal) de schapen van de bokken gescheiden. In Openbaring 20 wordt de grote witte troon genoemd. Individuen worden daar beoordeeld. Het is heel onthullend om deze twee hoven en deze twee tronen tegenover elkaar te zetten.

Glorie Troon

  1. Bijbeltekst: Matteüs 25:31 e.v.
  2. Waar: Op aarde, in het dal van Josafat (Mt 25:31Joel 4:2)
  3. Wanneer: Vóór de vestiging van het Messiaanse Koninkrijk, wanneer de Mensenzoon in Zijn heerlijkheid komt (Mt 25:31; Zach 14:5).
  4. Wie: Hele volken zullen geoordeeld worden (Mt 25:32)
  5. Criterium: De volken zullen geoordeeld worden naar hoe zij de Joden, de broeders van de Heer, behandeld hebben (Mt 25,40; Mt 25,45).
  6. Resultaat: verdeling volgens schapen of geiten (Mt 25,33)
    1. Schapen zijn de “gezegenden van de Vader” (Mt 25:34)
    2. Geiten zijn de “vervloekten” (Mt 25:41)
  7. Gevolgen voor de volken (Mt 25:46)
    1. Geiten Naties gaan in Aeonische Bestraffing
    2. Schapenvolkeren gaan het eonische leven binnen.

Grote Witte Troon

  1. Bijbeltekst: Openbaring 20:11-12
  2. Waar: de huidige hemel en aarde zijn niet meer (Openb. 20:11 vgl. 2Petr. 3:7-10)
  3. Wanneer: Na het messiaanse koninkrijk, wanneer de huidige hemelen en aarde voorbijgaan.
  4. Wie: Dood, individuen, opgewekt in de opstanding van het oordeel (Openb. 20:12-13Joh. 5:29).
  5. Criteria: De werken gedaan in het leven (Openb. 20:12-13)
  6. Resultaat: Wie niet gevonden wordt in het boek van het leven, zal in de poel van vuur geworpen worden (Openb. 20:15).
  7. Gevolg: opnieuw sterven, tweede dood (Openb. 20:14-15)

Kwelling of straf?

In oudere Luthervertalingen luidt dit vers heel anders: “En zij zullen gaan in de eeuwige pijniging, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven”. Geen wonder dat deze passage lang een centrale betekenis heeft gehad in een leer over hemel en hel. Maar alle recente edities, zowel van de Luthervertaling als van andere vertalingen, hebben het Griekse kolasis gecorrigeerd met “straf”. Dit is natuurlijk niet hetzelfde als kastijding (Gr. ponos, zoals in Openb. 16:10-11).

Het Griekse kolasis, dat in Matteüs wordt gebruikt, heeft de betekenis van “straf voor correctie”. Het is geen eindeloze kwelling, noch in het Woord, noch in het gebruik van het Woord in de Bijbel. Hetzelfde woord wordt verder alleen gebruikt in 1Joh 4,18, waar staat: “Angst is niet in de liefde, maar volmaakte liefde drijft angst uit, want angst heeft met straf te maken. Maar wie vreest is nog niet volmaakt in de liefde”. Het heeft niets met pijn te maken.

In 2Pet 2,4 wordt het werkwoord “straffen” als volgt gebruikt: “Want als God boodschappers die zondigden niet spaarde, maar hen in donkere kerkers van Tartarus stopte, en hen zo weggaf om bewaard te worden voor het oordeel als degenen die gestraft moeten worden …”. Hier is de straf dus geen gevolg van het oordeel, maar de voorbereiding of overbrugging tot het oordeel. Alleen de rechtbank kan bepalen hoe de zaken er werkelijk voor staan. De straf hier is opsluiting tot de rechtbank.

Schapen en geiten als een hof van naties

Het laatste vers van Jezus’ toespraak over de eindtijd vat samen: “Dezen zullen de aeonische straf ondergaan, maar de rechtvaardigen het aeonische leven” (Mt 25,46). Het is veelzeggend dat dit niet over individuen gaat, maar over naties. “Alle volken zullen voor Hem verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt”. Het centrale punt hier is niet het geloof in Jezus van individuele mensen, maar het gedrag van de naties ten opzichte van de “broeders van de Heer”. Dit onderscheid is onmisbaar voor een exegese die dicht bij de Bijbel staat.

De volken zullen allemaal voor de glorietroon voor de Koning worden gebracht en beoordeeld naar hoe zij de broeders van de Heer, de Joden, hebben behandeld. Dit is als het ware de afsluiting van dit tijdperk en de voorwaarden voor het nieuwe tijdperk. Het gevolg is “aeonisch”, d.w.z. met betrekking tot de komende aeon of het komende tijdperk. Een eonische straf is een straf met het oog op dit komende tijdperk. Zo is ook het eonische leven het leven van het komende tijdperk (vgl. Lc 18:30). Alles wat verder gaat vindt geen steun in de basistekst of context – een eindeloze eeuwigheid is nergens in zicht. Niet kwantiteit (eindeloze duur), maar kwaliteit (de leeftijd van de Messias) staat centraal. Hoe lang dit messiaanse tijdperk zal duren is niet het onderwerp van de verklaring. In elk geval kijkt Jezus’ verhandeling over de eindtijd niet verder dan het messiaanse tijdperk, zoals vaak wordt geïnterpreteerd. Er wordt hier niet gesproken over het laatste oordeel, noch over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zoals in Jesaja of aan het einde van het boek Openbaring.

De dageraad van het messiaanse koninkrijk is de omverwerping van de huidige tijd tot de dageraad van een nieuwe tijd. Het is een krachtige gebeurtenis, zoals beschreven in de toespraak van Jezus. Als een waardevolle uitspraak in zijn eigen context kan deze passage nu met winst gelezen worden.