We zijn gewend dat er maar één God is. Deze gewenning brengt ons in de verleiding om de aanduiding “God” te interpreteren als een ondubbelzinnige eigennaam. Dat is begrijpelijk, maar verkeerd. De term “God” is geen eigennaam.

In een poging om meer te begrijpen, kunnen we de Bijbel als bron gebruiken. Ze begrijpen is een uitdaging op vele niveaus. Dit geldt niet alleen voor de Bijbel, maar ook voor de Bijbel. Als je een verhaal wilt begrijpen, moet je de delen, de zinnen en uiteindelijk de woorden begrijpen. Als we de woorden niet begrijpen, hoe moeten we dan de zinnen, paragrafen, hoofdstukken en uitspraken van de Bijbel begrijpen?

Er is nog iets: sommige woorden worden in verschillende contexten gebruikt. We kunnen woorden niet beperken tot één context als kan worden aangetoond dat verschillende contexten van toepassing kunnen zijn. Eén zo’n woord is het woord “God”. God is geen eigennaam, maar een aanduiding.

Paulus zegt bijvoorbeeld dat er weliswaar vele goden zijn, maar dat er voor ons maar één is, de Vader:

“Want hoewel er ook zogenaamde goden zijn (in de hemel of op aarde, net zoals er vele goden en vele heren zijn), toch is er voor ons maar Eén God, de Vader, uit Wie het universum is (en wij zijn naar Hem toegekeerd).”
1Cor 8,5-6

De term “God” is daarom niet exclusief. Paulus erkent dat mensen over het algemeen vele goden kennen (in de hemel of op aarde), maar voor ons is er maar Eén God. Deze ene God is de God die de hemelen en de aarde schiep (“van wie het universum is”). We kiezen ervoor om alleen Hem als de ware God te zien.

De term “God” is niet exclusief.

De term “God” wordt in de wereld en zelfs in de Bijbel op verschillende manieren gebruikt. Het is verre van waar dat de term “God” altijd alleen over de ene God spreekt. We hebben dat zojuist gelezen in het citaat uit de brief van Paulus aan de Romeinen. God is geen specifieke maar een algemene term, die van toepassing is op specifieke situaties.

Wie God genoemd wordt, vervult een functie. Deze functie ontstaat uitsluitend in een relatie. Wie God is, heeft de leiding. In het eerste vers van de Bijbel staat bijvoorbeeld dat God de hemel en de aarde schiep. Dit laat zien dat God verantwoordelijk is voor hemel en aarde. Het gaat over een relatie.

Mensen worden ook God genoemd. Mozes werd bijvoorbeeld tot God aangesteld boven zijn broer Aäron (Ex 7:1). Dit maakte Mozes nog geen “godheid” of “schepper van de wereld”. Mozes kreeg echter een functie ten opzichte van zijn broer Aaron. De aanduiding God is alleen geldig in deze ene relatie. Er zijn nog meer van dit soort opdrachten. Ook Jezus reageert, wanneer hij ervan beschuldigd wordt dat hij zichzelf aan God gelijkstelt, door te verwijzen naar een Psalm waarin mensen “Elohim”, “God”, worden genoemd:

“Jezus antwoordde hun: Staat er niet in uw wet geschreven: Ik zeg: goden zijt gij? (Ps 82:6). Als Hij die goden heeft genoemd aan wie het Woord van God is ge openbaard (en de Schrift kan toch niet worden ontbonden), waarom zegt u dan tegen Hem die de Vader heeft geheiligd en in de wereld heeft gezonden: Gij lastert – omdat Ik gezegd heb: Ik in de Zoon van God?”
Johannes 10,

Afgoden worden ook “God” genoemd. In het Duits kan dit worden onderscheiden. In het Hebreeuws en Grieks (de talen van het Oude en Nieuwe Testament) is er niet zo’n verschil. Er zijn ook de afgoden “God”. Wij zien het misschien anders, zoals Paulus al heeft uitgelegd, maar voor de mensen die erin geloven hebben deze afgoden de functie van God.

De term “God” moet situationeel worden opgevat, niet absoluut. Uit de context blijkt duidelijk wat er bedoeld wordt. Het gaat niet altijd om dezelfde. Er wordt echter altijd een situatie afgebeeld, een functie beschreven. Het is echter nergens een naam.

De term “God” moet situationeel worden opgevat, niet absoluut. Uit de context blijkt duidelijk wat er bedoeld wordt.

Maar deze Ene God, van wie alles is, heeft ook een naam, YHWH:

“Maar Mozes antwoordde God: Zie, wanneer ik tot de Israëlieten kom en tot hen zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij vragen mij: Wat is zijn naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? Toen zei God tegen Mozes: “Ik ben wie ik ben.” Toen zeide Hij: Zo zult gij tot de Israëlieten zeggen: ⟨De⟩ “Ik ben” heeft Mij tot u gezonden. En God zeide voorts tot Mozes: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Jahweh [JHWH], de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden. Dit is mijn naam in eeuwigheid, en dit is mijn naamgeving van geslacht tot geslacht. “
Ex 3:13-15

Functie en naam moeten van elkaar worden onderscheiden. Laten we in een andere vergelijking, voor de duidelijkheid, het woord “God” vervangen door “baas”. Dan wordt het meteen duidelijk dat “baas” geen eigennaam is. Er zijn verschillende bazen, kleine en grote, belangrijke en minder belangrijke. Het woord “baas” duidt echter altijd op een relatie en een taak. Het is een verantwoordelijkheid, een andere positie, maar alleen binnen het kader van de taak. Ook de term “God” in de Bijbel heeft in elk geval zijn eigen kader. Meestal wordt de term natuurlijk gebruikt voor Degene die hemel en aarde schiep. Maar dat is niet overal zo.

Dit is ook het geval met de term “God”. Het is een neutrale term. Dit verandert niets aan het feit dat we met Paulus kunnen zeggen: “voor ons is er maar Eén God, de Vader, van wie het universum is (en wij tot Hem zijn gekeerd)” (1Cor 8,6).

Het belangrijkste is hier aan het einde: We zijn naar Hem toegekeerd.