Romeinen 5 beschrijft de gevolgen van Gods rechtvaardigheid. In het hoofdstuk vinden we twee secties. In Romeinen 5:1-11 beschrijft Paulus het effect voor de gelovige, dat daarmee ook van toepassing is op de kerk. Daarna, in Romeinen 5:12-21, verbreedt hij de horizon naar alle mensen. Dit gebeurt echter niet in één keer, maar stap voor stap.

“Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo is tot alle mensen de dood doorgedrongen, waarop allen zondigden…. omdat Tot de wet was de zonde al in de wereld; maar zonde wordt niet gerekend als er geen wet is. Maar vanaf Adam tot Mozes heerste de dood ook over hen die niet in dezelfde overtreding hadden gezondigd als Adam, die model staat voor degene die komt.”
Rom 5:12-14

Adam tot Mozes

De eerste stap betreft een herziening van de wet. Met het woordje “want” voegt Paulus een rechtvaardiging toe voor wat hij zojuist geschreven heeft. Het is een tussenzin die we alleen kunnen begrijpen en waarderen als we het eerste deel hebben begrepen.

We zagen al dat het wijdverbreide idee van de erfzonde misleidend is. Het is niet de zonde die van generatie op generatie wordt doorgegeven, maar sterfelijkheid – en dus de dood. Het is deze dood in ons die ervoor zorgt dat we voortdurend ons doel missen – we kunnen niet anders dan zondigen. We missen de glorie van God.

Het is een gebrek dat sinds Adam in deze wereld is geslopen en waarvan we ons niet kunnen bevrijden. We worden niet slecht of corrupt geboren, we zijn geen zondaars van nature, maar we zijn voorbestemd om te zondigen door “de dood in ons”. Dit blijft ons bij en we kunnen dit niet alleen oplossen. Paulus schrijft dienovereenkomstig: “en zo drong de dood tot alle mensen door, waarop allen zondigden” (Rom 5:12).

Nu komt de tussenzin die begint met “want tot de wet was de zonde al in de wereld”. Dat is één rechtvaardiging. Van Adam tot Mozes was de zonde al in de wereld. Dat is duidelijk. Maar dit feit is veelzeggend, want: “Zonde wordt niet gerekend als er geen wet is”. Dit gaat over de relatie tussen zonde en dood. De doctrine van de erfzonde zegt dat mensen sterven omdat ze zondigen. Maar als zonde niet wordt meegeteld, zou niemand van Adam tot Mozes gestorven moeten zijn, omdat niemand veroordeeld is zolang er geen wet is. Dit is precies wat Paulus hier benadrukt: “Toch heerste de dood, van Adam tot Mozes, ook over hen die niet in dezelfde overtreding als Adam gezondigd hadden”.

Hoewel er geen zonde werd toegerekend, stierven toch alle mensen, van Adam tot Mozes. Er stierven ook mensen die niet dezelfde zonde begingen als Adam. Dit is zogezegd de “doodsteek” voor de doctrine van de erfzonde. Paulus versterkt hier zijn uitspraak uit vers 12. De dood dringt het eerst door.

Inclusie gebaseerd op Gods actie

Paul is een realist. Hij ziet de wereld gewoon veel duidelijker in het licht van Gods openbaring. Laten we altijd goed naar de context kijken. Net als in Romeinen 4 grijpt hij hier weer terug op een situatie vóór de wet. Het thema is niet Mozes, niet de zonde in die tijd, maar de verzoening door onze Heer Jezus Christus (Rom 5:10-11). Het gaat over het effect van de daad van Adam aan de ene kant en de daad van Christus aan de andere kant. Dat is wat de apostel hier duidelijk wil maken. Adam was “een voorbeeld van het toekomstige” (Rom 5:14). Adams daad had gevolgen voor de hele mensheid. Dat geldt ook voor de daad van Christus. In de volgende verzen wordt dit in meer detail gepresenteerd.

Verzoening staat hier centraal, mogelijk gemaakt door Gods rechtvaardigheid. Hiermee leidt Paulus naar de vrijheid. Hij geeft redenen waarom en waarvoor de situatie is veranderd. Als we de Schrift lezen en de woorden van Paulus volgen, worden we door deze overgang geleid. Vrijheid is het resultaat. Gods rechtvaardigheid zal effect hebben. Vertrouwen wordt aangemoedigd. Het evangelie spreekt over insluiting, niet uitsluiting.