De rijke man en Lazarus

Beschrijving van de hel of beeldspraak?


Het verhaal van de rijke man en Lazarus is een scharnierpunt in de doctrine van een eindeloze hel. Het is een van de belangrijkste argumenten en verschijnt steeds weer als het ultieme bijbelse bewijs van een hel – Jezus vertelde dit verhaal tenslotte zelf. Wat hier beschreven wordt, wordt verondersteld een correcte weergave te zijn van het hiernamaals, waarin sommigen gered zullen worden, maar anderen eeuwig van God gescheiden zullen zijn. Maar is deze interpretatie correct? Dit zal hieronder worden onderzocht.

Inleidende opmerkingen

Wat zegt de Bijbel over de “hel”? Voorstanders van een hel wijzen graag op het verhaal van de Rijke Man en Lazarus. Het verhaal is een goede test voor de principes van bijbelse exegese. Het lijkt mij dat je alle exegetische regels overboord moet gooien om dit verhaal als “bewijs van de hel” te kunnen gebruiken. Dit is de enige manier om een traditionele kijk te behouden. Maar dit wordt pas duidelijk als je het verhaal van dichterbij bekijkt en de tekst niet vanuit traditie maar vanuit context bekijkt.

De volgende exegese is niet nieuw en niet van mij. Ik heb verzameld en gecontroleerd wat het dichtst bij het verhaal en de context blijft in de vergelijking van verschillende interpretaties. Een eenvoudige zoekactie op internet levert meteen nog meer bronnen op. In talloze gesprekken heb ik deze exegese voorgelegd aan voorstanders van een hel. Niet één keer kon deze exegese weerlegd worden vanuit de tekst of context. Om dogmatische en ideologische redenen is de interpretatie echter vaak volledig verworpen.

Een zelfkritisch onderzoek van de tekst en je eigen begrip is inderdaad een uitdaging. Het is echter niet alleen een uitdaging, maar ook een voorrecht. We moeten opgroeien in het geloof, zodat we niet langer heen en weer geslingerd worden door elke wind van leer (vgl. Ef 4:14-15). Dit vereist een goede differentiatie en de moed om theologische explosieven te gebruiken, niet om te verwarren maar om op te bouwen. Dat dit niet vanzelfsprekend is, blijkt uit Paulus’ herhaalde gebeden voor de kerken om een “geest van wijsheid en openbaring in de kennis van zichzelf” (Ef 1:15-23). Want dat is ook waar dit verhaal over gaat.

De rijke man en Lazarus

Dit is het verhaal zoals we het lezen in het Evangelie van Lucas:

“Er was een zekere rijke man die zich kleedde in purper en cambric en dag na dag leefde in vrolijkheid. En er was een zekere arme man, Lazarus genaamd, die met steenpuisten voor de deur van de zaal lag, verlangend alleen zichzelf te vullen met het afval dat van de tafel van de rijke man viel. Maar de zwerfhonden kwamen en likten zijn steenpuisten op.

Toen gebeurde het dat de arme man stierf en door boodschappers werd meegenomen – naar Abrahams boezem. Maar de rijke man stierf ook en werd begraven. Toen hij in de onbewaakte kwelling was en zijn ogen ophief, zag hij Abraham in de verte en Lazarus in zijn boezem.

Toen riep hij: Vader Abraham, wees mij genadig en stuur Lazarus, opdat hij het topje van zijn vinger in water doopt en mijn tong verkoelt, want ik lijd pijn in deze vlam.

Maar Abraham antwoordde: Kind, denk eraan dat jij je goede hebt ontvangen tijdens je leven en dat Lazarus evenzo het kwade heeft ontvangen; maar nu is hij hier bekroond terwijl jij pijn lijdt. Voor dit alles is er een grote kloof tussen ons en jullie, zodat zij die van hier naar jullie willen oversteken dat niet kunnen, noch zij die van daar naar ons willen oversteken.”

Lc 16:19-31 (Concordantietekst KNT)

Alleen hier vinden we dit verhaal. Er is geen ander vergelijkbaar verhaal in de hele Bijbel. Alles wat we hier lezen is uniek binnen de bijbelse boeken.

Een weerspiegeling van het hiernamaals?

Dit verhaal is geen beeld van het hiernamaals of een bewijs van een hel. Daar zijn verschillende redenen voor, die in dit artikel worden besproken.

Dit zijn de redenen:

  • De tekst zelf spreekt over iets heel anders als we het in de context lezen.
  • De context laat zien dat Jezus het hier niet over het hiernamaals heeft, maar een verhaal citeert met het doel iets heel anders uit te leggen.

De belangrijke vragen zijn: Waarom werd dit verhaal door Jezus verteld en wat werd er uitgelegd? Wie hier de hel leest, moet zich ook bezighouden met bijbelse exegese. Hier zijn regels voor, die ook worden onderwezen waar de hel wordt gehandhaafd. Maar als je deze regels toepast, valt het hele doctrinaire bouwwerk uit elkaar. Men realiseert zich al snel dat de interpretatie als “beeld van hemel en hel” niet juist kan zijn. Maar laten we de dingen stap voor stap bekijken.

Het verhaal van de rijke man en Lazarus was een bekend verhaal voor het publiek. Het komt uit de rabbijnse traditie, die historisch bewezen is. Het is een buitenbijbels verhaal, een culturele referentie. Jezus citeert het verhaal om iets heel anders uit te leggen. Dit is dus figuurlijke taal; het verhaal wordt verteld als een parabel.

Maar niet iedereen ziet dat zo. Velen omzeilen context en context en lezen hier een “correcte” beschrijving van het hiernamaals. Tenminste delen van dit verhaal moeten overeind blijven als beschrijving van de hel. Maar een letterlijke interpretatie is selectief. Zelfs volgelingen van deze letterlijke interpretatie zullen niet alle elementen van het verhaal als “letterlijk” opvatten. Abrahams boezem is bijvoorbeeld figuurlijk en het zal waarschijnlijk niet gaan over het feit dat we allemaal ooit letterlijk in zijn boezem terecht moeten komen.

Er zijn ook duidelijke inconsistenties: Dit verhaal staat dwars op het hele bijbelse getuigenis over een leven na de dood. Heeft Jezus nu de Bijbel op zijn kop gezet? Of verwijst hij niet expliciet naar Mozes en de profeten en roept hij ons op om hen te geloven (Lc 16:29)? Waarom is er dan niets dat ook maar in de verste verte lijkt op de hier beschreven situatie? Hoe je het ook wendt of keert – dit verhaal heeft niets te maken met een hel, wat duidelijk wordt in de massa als je er dieper op ingaat. Het verhaal staat op zichzelf en er zijn geen parallelle passages in de Bijbel, noch voor de afzonderlijke uitspraken, noch voor het hele verhaal. Maar hier, op dit punt in Lucas 16, staat het geschreven, en daarom willen we het hier serieus nemen.

We zullen zo meteen ingaan op deze toespraak van Jezus, waarin nog meer verhalen worden verteld voor een duidelijk genoemd publiek. Ik vind het altijd verbazingwekkend wat voor begrip je krijgt als je de context in twijfel trekt. Wat de betekenis van het verhaal van de rijke man en Lazarus ook is, het moet in deze context passen.

Het lijkt me ook logisch: het verhaal moet iets te maken hebben met de mensen tot wie Jezus sprak. Ook moet het verhaal begrijpelijk zijn voor het publiek. Het moet gaan over iets dat ze begrepen, iets dat ze kenden, en waar Jezus nu naar verwijst. We moeten eerst leren om de tekst in zijn eigen context te begrijpen.

Een parabel in vijf delen

De twee verschillende interpretaties van dit verhaal (de ene letterlijk waar, de andere een buitenbijbels verhaal) moeten worden afgezet tegen de context. Het is één toespraak van Jezus, en het hoort allemaal bij elkaar. Jezus begint de toespraak met de volgende woorden:

“Maar alle tollenaars en zondaars kwamen naar hem toe om hem te horen. En de Farizeeën en Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze neemt zondaars aan en eet met hen! En Hij sprak tot hen deze gelijkenis, zeggende: Wie onder u…”
Lc 15,1-3

Wat volgt is niet één gelijkenis, maar een hele serie die rechtstreeks tot de luisteraars spreekt. Deze toespraak wordt daarom ook gezien als een vijfdelige parabel:

  1. De gelijkenis van de herder en het verloren schaap (Lc 15:3-7)
  2. De gelijkenis van de weduwe en de verloren drachme (Lc 15:8-10)
  3. De gelijkenis van de Vader en de verloren zoon (Lc 15:11-32)
  4. De gelijkenis van de rijke man en zijn rentmeester (Lc 16:1-9)
    (Opmerkingen tussendoor)
  5. De gelijkenis van de rijke man en Lazarus (Lc 16:19-31)

Doelgroep 1: Pubers en zondaars

De eerste drie gelijkenissen gaan voornamelijk over tollenaars en zondaars. Er zijn drie dingen verloren gegaan en ze zijn allemaal teruggevonden. Ze laten zien hoe God blij is als ze de weg naar Hem terugvinden. Ze waren verloren en zijn gevonden.

Doelgroep 2: Farizeeën en schriftgeleerden

De laatste twee gelijkenissen spreken voornamelijk over de Farizeeën en Schriftgeleerden. Zij zijn de rijke man die twee keer wordt genoemd. De leraren van Israël zijn rijk aan vele dingen en er is veel aan hen overgelaten, maar het lijkt erop dat ze zich niet van hun taak hebben gekweten. Zij begrepen Jezus’ woorden zelf op deze manier (Lc 16:14).

Het zijn deze doelgroepen die in de gelijkenissen worden voorgesteld. In de gelijkenis van de rijke man en Lazarus verwijst Jezus naar iets dat bekend was bij de Farizeeën en Schriftgeleerden.

De essentie van een parabel

Ook al wordt het woord “gelijkenis” maar één keer gebruikt in deze langere verhandeling (Lc 15:3), het is duidelijk dat de daaropvolgende verhalen ook allemaal gelijkenissen zijn. Het begin van de parabels lijkt bijvoorbeeld allemaal op elkaar. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus leest als het typische begin van een sprookje: “Er was nu een rijke man…”.(Lc 16:18).

Een soortgelijk begin van andere gelijkenissen lezen we in Lc 16,1 (“Er was een rijke man”), Lc 15:11 (“Een man had twee zonen”) of in Lc 14:16 (“Een man maakte een groot feest”), en de eerste twee gelijkenissen spreken over “Welke man onder u” (Lc 15:4) en “Welke vrouw” (Lc 15:8).

Er zijn veel gelijkenissen die niet specifiek “gelijkenissen” worden genoemd. Ons wordt geleerd om gelijkenissen te herkennen zonder dat dit specifiek genoemd wordt. Een directe vergelijking met de andere parabels bevestigt dezelfde structuur. Het is een beeldverhaal met een speciaal doel. Elders lezen we dat Jezus tot de menigte sprak zonder gelijkenissen (Mt 13,34).

Maar, zeggen sommigen, zelfs een parabel moet toch een kern van waarheid bevatten? Omdat anders niemand het verhaal begrijpt. Zonder verwijzing naar de werkelijkheid kan het helemaal geen gelijkenis zijn. Dat is natuurlijk waar. Maar we moeten niet te snel concluderen dat dit het verhaal over het hiernamaals maakt. Dat zou kortsluiting zijn. In gelijkenissen is er inderdaad een verwijzing naar echte dingen, en een waarheid wordt inderdaad aangehaald om een andere waarheid te verklaren, maar de gelijkenis is aangepast aan het doel van het verhaal. De vraag is dus: wat is precies het referentiepunt en met welk doel wordt het verhaal zomaar geciteerd?

Wanneer een gelijkenis wordt verteld, gaat het nooit om het verhaal van de gelijkenis, maar om de uitspraak die erin wordt gedaan. Het eigenlijke thema staat centraal, maar niet het figuurlijke deel van de gelijkenis, dat alleen bedoeld is om een bepaald aspect van het eigenlijke onderwerp uit te leggen. Dus als we vaststellen dat dit een gelijkenis is, dan is het meteen duidelijk dat het niet om de vergelijking gaat.

Neem bijvoorbeeld de gelijkenis van de herder en het verloren schaap. In feite zijn er herders en schapen. Het kan ook gebeuren dat een schaap verdwaalt. Maar er hoeft geen echte referentie te zijn. Jezus vertelde niet over een herder die precies 100 schapen had, waarvan er één verdwaald was. Het is geen rapportage.

De verwijzing naar waarheid is er, maar het gebruik in de gelijkenis is aangepast aan het doel van de gelijkenis. De gelijkenis van het verloren schaap gaat niet over het fokken van schapen, niet over het beroep van de herder, noch betekent het dat alle kuddes schapen uit precies 100 schapen bestaan, waarvan er altijd één verloren gaat. Iets soortgelijks kan gezegd worden van de andere gelijkenissen. Ook van de rijke man en Lazarus.

Een gelijkenis kan zelfs over verzonnen dingen spreken. De gelijkenis van Jotham in Rechters 9 gaat bijvoorbeeld over pratende bomen (Ri 9:7-15). De gelijkenis is beeldend, maar het is geen correcte informatie over het plantenrijk. Evenzo is de gelijkenis van de rijke man en Lazarus geen les over het hiernamaals, maar dient de inhoud een heel ander doel, wat direct duidelijk wordt uit de context.

Opmerking: Een gelijkenis gebruikt bekende dingen om iets anders uit te leggen.
(Het beeld in de gelijkenis is niet het onderwerp en is aangepast aan het doel van het verhaal. Soms is de referentie ook niet echt).

Omdat het verhaal van de rijke man en Lazarus een gelijkenis is, net als de omringende verhalen, moet het ons meteen duidelijk zijn dat dit geen uitleg van het hiernamaals is. Het gaat over andere dingen. Daar komen we later op terug. Bovendien zijn sommige duidelijke uitspraken in dit verhaal erg vreemd. Want als we dit verhaal letterlijk nemen, eindigt de rijke man in de vlammen alleen maar omdat hij rijk was , en Lazarus in Abrahams boezem uitsluitend omdat hij arm was :

“Maar Abraham zeide: Zoon, bedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus eveneens het kwade; nu is hij getroost, maar gij wordt gekweld.”
(Lc 16:25).

Dit komt helemaal niet overeen met de conclusies van een doctrine van hemel en hel die slechts selectief interpreteert. Toch moet deze gelijkenis ook een ware kern hebben, waarnaar wordt verwezen. De vraag is: Waar wijst Jezus naar?

De tekst in twijfel trekken

Als het verhaal waarde heeft, moeten we dat herkennen in de tekst. Laten we dus eerst de tekst zelf ondervragen. Wat leren we? Wat vermelden we en wat niet? En welke vragen blijven er over aan het einde?

 

Vraag Antwoord Bijbelpassage
Wie spreekt er? Jezus. De passage maakt deel uit van een langere toespraak van Jezus. Lc 15,3 tot Lc 16,31
Waarover? a) De hele toespraak is een reactie op het gemopper van de Farizeeën en Schriftgeleerden.
b) Het verhaal van de rijke man en Lazarus volgt op Jezus’ opmerking over de Farizeeën die zichzelf proberen te rechtvaardigen.
c) Jezus vertelt hier een gelijkenis, of een serie gelijkenissen.
a) Lc 15,2
b) Lc 16,14-15
c) Lc 15,3
Met wie? De toehoorders zijn tollenaars, zondaars, Farizeeën en schriftgeleerden, maar ook Jezus’ discipelen. Lc 15,1-2
Lc 16,1
Met welke woorden? De verwijzing naar een “hiernamaals” wordt gedefinieerd door het Griekse woord hades, dat Luther vertaalde als “hel”. Ds. Elberfelder transcribeert eenvoudigweg “Hades”. Schlachter 2000 vertaalt in verwijzing naar de Griekse mythologie als “dodenrijk”. Lc 16,23
In welke context Het is de bediening van Jezus op aarde, vóór het kruis, aan de verloren schapen van het huis van Israël, om de beloften aan Israël te bevestigen. Mt 15,24
Rom 15,8
Met welk doel? Verkondiging aan Israël om juist die verloren schapen te redden die als “tollenaars en zondaars” naar Hem toe waren gekomen “om Hem te horen”. Lc 15,1-7
Johannes 10:3 en verder

 

De antwoorden geven informatie over alle relevante punten van de passage. Alles wat het verhaal wil zeggen moet in deze context worden begrepen.

Het publiek en de oorsprong van het verhaal

Jezus deed zeker een uitspraak die begrijpelijk was voor de luisteraars. Ook al hebben we de eigenlijke verklaring nog niet opgevolgd, we weten al veel meer. Dit gaat over een gelijkenis. We hebben ook ontdekt aan de hand van andere voorbeelden: het verhaal van een gelijkenis is nooit het echte onderwerp. Dit is dus geen beschrijving van het hiernamaals, noch kan dit verhaal geciteerd worden als een les over de hel. Wat is het onderliggende thema in het gesprek?

Als we letten op het publiek van dit gesprek en deze toespraak, zien we hoe Jezus zowel gewone als hoogopgeleide mensen confronteert. Parabels hebben het vermogen om complexe zaken terug te brengen tot een goede noemer die iedereen kan begrijpen. Het vierde en vijfde deel van deze serie gelijkenissen spreken over de Farizeeën en Schriftgeleerden. Met de onmiddellijk daaraan voorafgaande vierde gelijkenis over de rijke man en zijn rentmeester voelden de Farizeeën zich direct aangesproken. Want zij zijn de rentmeesters die het huis van Israël voor God moesten beheren. Dat zou hun taak zijn. In de vierde gelijkenis richt Jezus zich op hun hebzucht naar geld en laksheid. De Farizeeën voelen zich direct aangesproken:

“Ook de Farizeeën nu, die begerig waren naar geld, hoorden dit alles, en zij bespotten Hem. En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die u rechtvaardigt voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog geacht wordt onder de mensen, is een gruwel in de ogen van God.”
Lc 16:14-15

Jezus herkende dat de Farizeeën zichzelf probeerden te rechtvaardigen. Al in de Bergrede merkte Jezus op: “Tenzij uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën ver overtreft, zult u het Koninkrijk der hemelen helemaal niet binnengaan!” (Mt 5,20). Als Jezus het over bidden heeft, verwijst hij opnieuw naar de hypocriete vroomheid van veel (niet: alle!) Farizeeën: “En wanneer jullie bidden, zullen jullie niet zijn zoals de huichelaars, want zij staan graag in de synagogen en op de straathoeken en bidden om door de mensen opgemerkt te worden. Voorwaar, Ik zeg jullie, zij hebben hun loon al ontvangen.” (Mt 6,5). Dit is ook de achtergrond van het verhaal van de rijke man en Lazarus.

De rijke man, dat is de zelfingenomen Farizeeër in het verhaal. Arme Lazarus, dat zou de Jood zijn voor wie de Farizeeër er had moeten zijn. Keer op keer gaat Jezus in de evangeliën in op de grieven van de religieuze elite. Laten we ook dit getuigenis van Jezus lezen:

“Toen sprak Jezus tot de schare en tot zijn discipelen, zeggende: De schriftgeleerden en Farizeeën zijn op de stoel van Mozes gaan zitten. Al wat zij u zeggen, dat gij in acht moet nemen, neemt gij in acht en doet gij; maar doet hun werken niet na; want zij zeggen het, maar doen het niet. Want zij binden zware lasten, die nauwelijks te dragen zijn, en leggen ze op de schouders der mensen; maar zij raken ze met geen vinger aan. Maar zij doen al hun werken om door het volk gezien te worden. Want zij maken hun gebedsriemen wijd en de zomen van hun klederen groot, en zij houden van de bovenste plaats bij de maaltijden, en de eerste plaatsen in de synagogen, en de begroetingen op de markten, en wanneer de mensen hen roepen ‘Rabbi, Rabbi’. Maar gij zult geen Rabbi genoemd worden, want één is uw Meester, de Christus; maar gij zijt allen broeders. Noem niemand uw vader op aarde, want één is uw Vader, die in de hemelen is. Noch zult gij meester genoemd worden, want één is uw Meester, de Christus. Maar de grootste onder u zal uw knecht zijn. Maar wie zich verheft, zal vernederd worden, en wie zich vernedert, zal verhoogd worden. Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, dat gij het Koninkrijk der hemelen voor de mensen sluit! Gij zelf gaat niet binnen, en wie binnen wil gaan, laat gij niet binnen. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want gij eet van weduwenhuizen en bidt lang om te doen alsof. Daarom zult gij een zwaarder oordeel ontvangen!”
Mt 23,1 e.v.

De sprong naar de gelijkenis van de rijke man en Lazarus is nu niet langer groot. Zodra we naar de nauwere en bredere context kijken, worden de groepen tot wie Jezus zich richt concreet. De kwesties waar Jezus het hier over heeft, schijnen er ook uit. De vijf gelijkenissen in Lucas 15 en Lucas 16 zijn geen compleet nieuwe situatie, maar een terugkerend thema. De luisteraars worden altijd genoemd in de gelijkenissen. Je bent hier “in beeld”.

Het verhaal van de rijke man en Lazarus is een verhaal uit de traditie van de Farizeeën. We lezen in Matteüs hoe zij zelf “op de stoel van Mozes zaten”. Je hebt jezelf de beste stoel gegeven. Hun zelfingenomenheid werd ook weerspiegeld in hun tradities, waarin ze zichzelf “in Abrahams boezem” waanden terwijl de andere mensen (zoals Lazarus) erbuiten bleven. Jezus draait dit verhaal radicaal om. Op een andere plaats zei Hij: “De tollenaars en de hoeren gaan eerder het koninkrijk van God binnen dan jullie! Want Johannes is tot u gekomen met de weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd. Maar de tollenaars en de hoeren geloofden hem” (Mt 21,31-32).

Flavius Josephus en het Boek van Henoch

Dit rabbijnse verhaal, zoals geciteerd door Jezus in Lucas 16, wordt zowel in Flavius Josephus als in het Boek van Henoch teruggevonden. Josephus schreef een verhandeling voor een Grieks publiek, specifiek over de Joodse gedachten over Hades. Alle elementen van Lucas 16 komen hier terug: De onoverbrugbare kloof, hellevuur, kastijding, Abrahams schoot, enz. Uit zijn verslaggeving blijkt duidelijk dat het een rabbijns verhaal is, een volksgeloof zogezegd, een manier van zelfbegrip van de religieuze leiders. Misschien wel op dezelfde manier als mensen vandaag de dag nog steeds praten over de hemel en de hel.

Delen van het verhaal komen ook voor in het apocriefe Boek van Henoch. Enoch vraagt het aan de engel Rafaël:

“Toen vroeg ik hem en het algemene oordeel, zeggende: Waarom wordt de een van de ander gescheiden? Hij antwoordde: Er zijn drie dingen gemaakt tussen de geesten van de doden, en zo zijn ook de geesten van de rechtvaardigen gescheiden, namelijk een kloof, water en licht daarboven. En op dezelfde wijze worden ook de zondaars gescheiden, wanneer zij sterven en begraven worden in de aarde, het oordeel heeft hen niet achterhaald tijdens hun leven. Hier worden hun zielen gescheiden. Bovendien is hun lijden groot tot de tijd van het grote oordeel, de kastijding en kwelling van hen die eeuwig vloeken, wier zielen voor eeuwig gestraft en gebonden zijn. En zo is het geweest vanaf het begin van de wereld. Daar was dus een scheiding tussen de zielen van hen die grieven voortbrengen en hen die op hun vernietiging wachten, om hen te doden op de dag van de zondaars. Zo’n vat is gemaakt voor de zielen van onrechtvaardigen en zondaars, zij die misdaden hebben begaan en zich hebben aangesloten bij de goddelozen, op wie zij lijken. Hun zielen zullen niet vernietigd worden op de dag des oordeels, noch zullen zij van deze plaats verrijzen.”

Boek van Henoch, hoofdstuk 22, paragraaf 5.

Maar we vinden al deze dingen nergens in de Bijbel beschreven. Noch een spleet, noch de verschillende scheidingen, noch de schoot van Abraham worden ergens genoemd. Het zijn fantasierijke verhalen die terug te vinden zijn in de traditie van de schriftgeleerden – maar niet in het Oude Testament en ook niet in de brieven die tegenwoordig het Nieuwe Testament vormen. Jezus verwijst naar de gedachten van de schriftgeleerden en Farizeeën over zichzelf, maar niet naar een echt hiernamaals. Dit is ook logisch – niets in het gesprek wijst erop dat Jezus hier het hiernamaals uitlegt. Er waren geen vragen over, geen reden.

In deze plaats, die in Lucas 16 “Hades” wordt genoemd, brandt ook geen vuur als we er elders in de Bijbel over lezen. In Hades (hb. Sheol) wordt ook niet gepraat, want daar heerst stilte(Ps 31:18, Jes 38:18-19 etc.). Jezus citeert dus geen bijbels maar een buitenbijbels verhaal – en dat het stil was in Hades/Sheol totdat Jezus dit verhaal vertelt lijkt nauwelijks aannemelijk. Het mist elke context voor een letterlijke interpretatie.

Abraham

Omdat de zelfingenomen leiders van het volk zichzelf in de stoel van Mozes en in de schoot van Abraham zagen in hun eigen verhalen, kan Jezus een echte verbinding maken. Hermann Lichtenberger schrijft over de betekenis van de naam Abraham:

“De kwestie van het vaderschap van Abraham en zijn wettige afstammelingen wordt nu echter in verschillende opzichten betwist in het vroege Jodendom en in het opkomende Christendom. Wiens vader is Abraham? En wie mag zich Abrahams zoon of dochter noemen, Abrahams zaad of zijn kind? Wat betekent deze status? Hoe bereik je het en hoe kun je het herkennen?

In Joh 8,39 stellen “de Joden” zich tegenover Jezus op met het belijdende zelfbeeld: “Onze vader is Abraham”. In zijn antwoord geeft Jezus toe dat ze “Abrahams zaad” zijn, maar niet “Abrahams kinderen”, omdat ze zijn “werken” niet doen. Hij maakt dus onderscheid tussen genealogische afstamming en ethisch-religieuze verbondenheid en legitimiteit.

We vinden dezelfde differentiatie in het evangelie van Lucas. De zin “Wij hebben Abraham als onze vader” is op vergelijkbare wijze nadrukkelijk aanwezig in de doperspreek in Lc 3,8 par. maar wordt hier polemisch omgedraaid doordat de doper deze fictieve zelfverheerlijking van het Joodse publiek onmiddellijk ontkent: “God kan uit deze stenen kinderen voor Abraham verwekken”. Aan de andere kant geeft Jezus in Lc 13,16 een zieke Joodse vrouw de eretitel “dochter van Abraham”. Evenzo krijgt de tollenaar Zacheüs in Lc 19,9 de eretitel “Zoon van Abraham”. Bijzonder interessant is het idee van Abrahams boezem in Lc 16:19-31, het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus. De rijke man, een Jood, spreekt Abraham aan als “Vader Abraham”, vanuit zijn standpunt even correct als vertrouwensvol. Abraham antwoordt dienovereenkomstig door hem als “kind” aan te spreken, maar kan feitelijk niets voor de rijke man doen. Al deze zinnen laten zien dat in het evangelie van Lucas de vanzelfsprekende predicatie van alle Joden als Abrahams kinderen wordt opgeschort ten gunste van een individuele differentiatie.”

Hermann Lichtenberger en Ulrike Mittmann-Richert, Deuterocanonieke en cognate literatuur. Jaarboek / Bijbelse figuren in de Deuterocanonieke en Cognate literatuur, Walter de Gruyter, 2009, p. 570.(Directe link). Nadruk toegevoegd.

Jezus citeert een rabbijnse traditie

Het populaire en traditionele verhaal is de kern van de waarheid waar Jezus in de gelijkenis naar verwijst. Hij past het bekende rabbijnse verhaal aan het doel van Zijn verklaring aan, waardoor de Farizeeën (de rijke man) in Zijn versie in de vlammen eindigen, terwijl Lazarus (het verloren schaap van het huis van Israël) in Abrahams boezem terechtkomt. De toespraak was onmiskenbaar in de oren van het publiek. Het is echter geen bijbelse leer over het hiernamaals. Vragen over het hiernamaals, het oordeel, de dood en de opstanding moeten vanuit andere Bijbelteksten worden beantwoord.

Aan de hand van dit voorbeeld zien we hoe culturele verwijzingen heel logisch en gepast in de bijbelse verhalen voorkomen. Voor het toenmalige publiek, dat bekend was met de genoemde referenties, was dit duidelijke taal. Maar wat er in de loop der tijd van de gelijkenis van de rijke man en Lazarus is gemaakt, is huiveringwekkend. Alleen de hierboven genoemde contexten leggen de tekst uit in zijn eigen context – een principe voor gezonde Bijbelstudie.

Een les over een eeuwige hel kan daarom niet uit dit verhaal worden afgeleid. Als je dit toch doet, theologisch gesproken, kom je in de problemen. Letterlijk geïnterpreteerd gaat dit verhaal niet over “leven door geloof”, omdat geloof geen thema is in het verhaal. Het is voldoende om “rijk te zijn” om verdoemd te worden, of “arm te zijn” om in Abrahams schoot te belanden. Het verhaal heeft helemaal niets te maken met het evangelie van genade waaruit we vandaag kunnen putten. Alleen het begrip uit de directe context is echt aannemelijk. Jezus pakte grieven en zelfingenomenheid in zijn luisteraars heel direct aan.