In de Brief aan de Hebreeën staat een vers dat vaak wordt aangehaald om het evangelie “serieuzer” te maken. Je zou ook kunnen zeggen dat dit vers misbruikt wordt om het goede nieuws van het Evangelie in een bedreigende boodschap te veranderen. Dat is niet gemakkelijk.

Het vers luidt als volgt:

“En zo zeker als het de mensen eenmaal gegeven is te sterven, zo ook daarna het oordeel.”
Heb 9:27 (Slachter 2000)

De vraag is: Wat staat hier precies? Als je het vers met een open geest leest, zul je merken dat er nog iets aan de zin onvolledig is. Het begin “zo zeker als het is …” introduceert een vergelijking die nog moet worden voltooid. Daarover dadelijk meer. Het vers wordt echter zelden in de context gelezen. In plaats daarvan wordt het gewoon geciteerd zoals het hierboven staat. Dit is problematisch. Maar laten we de dingen stap voor stap bekijken.

Problemen met traditionele interpretatie

Dit is de traditionele interpretatie: Met “de mens” wordt de mensheid bedoeld, dat wil zeggen ieder mens. Dat iedereen sterft is duidelijk. Maar nu – na dit sterven – volgt onmiddellijk het oordeel. Dat zou in de eerder genoemde post staan. Of met andere woorden: Degenen die sterven verschijnen prompt voor de rechtbank. De vraag is nu of deze interpretatie juist is.

Het genoemde vers wordt vaak gebruikt om mensen tijdens kruistochten te overtuigen van de “ernst van de beslissing”. Er is hier niets anders dan een dreiging met een oordeel, gerechtvaardigd door te wijzen op Gods heiligheid en rechtvaardigheid die een oordeel zouden eisen. Hoewel de zojuist geciteerde passage absoluut niet over een geloof in Jezus gaat, en nog minder over het aanspreken van ongelovigen, aarzel je niet om het vers zonder context juist in deze zin te gebruiken. Er wordt een “dreigende boodschap” verzonnen in plaats van dat er “goed nieuws” wordt verkondigd. Een dergelijke formulering probeert God vrij te pleiten van elke schuld of verwijzing naar Zijn schepping. Zo stapelen de tegenstrijdigheden zich op, vooral als het gaat om het juiste begrip van Gods rechtvaardigheid.

Feit is dat aan Gods gerechtigheid al is voldaan (Rom 1:16-17; Rom 3:21-23; Rom 5:18; Joh 19:30), en dat is het goede nieuws (2 Kor 5:18-21). Dat een “oordeel na de dood” Gods gerechtigheid zou kunnen of zelfs moeten bewerkstelligen is een flagrante onwetendheid van het evangelie. Een dreigende boodschap uit Hebreeën 9:27 lezen is niet alleen misleidend, maar loopt ook achter op de feiten. In wezen is de traditionele uitleg van dit vers niets anders dan een ontkenning van het kruis, hoe vroom het ook verpakt is.

Maar er zijn meer inconsistenties. Het idee dat het oordeel onmiddellijk volgt na de dood is in directe tegenspraak met de Schrift. Na het sterven is men in de eerste plaats dood. Om de doden te kunnen oordelen, moet er een opstanding ten oordeel zijn (Joh 5:29, vgl. Openb 20:12-15). Dus pas na de opstanding worden we geoordeeld, en niet na onze dood.

Context in de Brief aan de Hebreeën

De schrijver van Hebreeën heeft een duidelijke context voor dit vers gegeven. Dit geeft informatie over wat er bedoeld wordt met dit vers.

“Want Christus is niet binnengegaan in de heilige plaatsen die met handen gemaakt zijn, die slechts tegenbeelden zijn van de ware, maar in de hemel zelf, om nu voor ons te verschijnen voor het aangezicht van God. Het is ook niet om deze reden dat Hij Zichzelf vaak aanbiedt, zoals de Hogepriester jaarlijks binnengaat in de heiligen der heiligen met vreemd bloed; want anders zou Hij vaak hebben moeten lijden onder de vernedering van de wereld. Maar nu heeft Hij Zichzelf eenmaal geopenbaard (voor de verwerping van de zonde voor de laatste periode van de eonen) door Zijn offer.

En aangezien het de mensen voorbehouden is eenmaal te sterven, maar daarna een oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij eenmaal als offerande is gebracht om de zonden van velen te dragen, de tweede keer zonder zonde verschijnen voor hen die op Hem wachten, tot redding door het geloof.”
Heb 9:24-28

Dit is een vergelijking tussen Christus en de hogepriester. De hogepriester ging jaarlijks de tempel binnen met het vreemde bloed van een dier tot in het heilige der heiligen (Heb. 9:7; Ex. 30:10; Deut. 16:15-21). Christus daarentegen ging niet binnen in het beeld van het ware heiligdom (Hebr. 8:5; Hand. 7:44; Ex. 25:9; Ex. 25:40), maar in het enige ware heiligdom, in de hemel zelf, om daar te verschijnen voor het aangezicht van God.

“En aangezien het de mensen voorbehouden is eenmaal te sterven …” trekt de vergelijking tussen de hogepriester en Christus. De mens, in de context, is de hogepriester. Als een hogepriester stierf, golden er speciale regels. De berisping is in overeenstemming met Deuteronomium 35, waar bepalingen voor manslasteraars worden opgesomd.

Tot de dood van de hogepriester

Deuteronomium 35 gaat over verschillende verordeningen als iemand onbedoeld een ander mens doodt. Deze mensenmoordenaar wordt door zijn gemeenschap beschermd tegen de wreker en mag vluchten naar een toevluchtsoord. Daar is hij veilig voor de wreker. Hij moet in deze stad blijven tot de hogepriester sterft. Daarna mag hij terugkeren naar het land dat hij bezit.

“Maar indien hij hem, niet uit vijandschap, onverwachts geduwd heeft, of zonder boos opzet een werktuig op hem geworpen heeft, of, zonder het te zien, een steen op hem geworpen heeft, waardoor hij gestorven is – maar hij was hem niet vijandig gezind en zocht zijn kwaad niet – dan zal de gemeente rechtspreken tussen de doodslager en de bloedwreker volgens deze oordelen: En de gemeente zal oordelen over de en de gemeente zal hem terugbrengen naar zijn toevluchtsoord, waarheen hij gevlucht is; en hij zal daarin blijven tot de dood van de hogepriester, die zij met de heilige olie gezalfd hebben. [ Want de doodslager zal in zijn toevluchtsoord blijven tot de dood van de hogepriester; en na de dood van de hogepriester zal de doodslager mogen terugkeren naar het land, dat hij bezeten heeft. En dit zal u tot een wet zijn in uw geslachten, in al uw woonplaatsen. […]”
4Mo 35,22-34

De dood van de hogepriester resulteert dus in een vrijspraak voor de mensenmoordenaars. Dit is de rechtsorde die in Israël zou moeten gelden. Dit is het oordeel dat in Hebreeën 9:27 wordt genoemd. Of met andere woorden: Waar de traditionele interpretatie er een veroordeling en veroordeling in leest, spreekt de context zelf van een vrijspraak. De boodschap van de tekst werd veranderd in het tegenovergestelde. Het is dus een levendig voorbeeld van de schade die kan worden aangericht wanneer een tekst los van zijn context wordt gezien.

Het is nu deze vrijspraak van de mensenmoordenaar waaruit de vergelijking met Christus naar voren komt. Er waren twee belangrijke situaties waarin de hogepriester voor vrijspraak stond: één keer op de jaarlijkse Verzoendag (Yom Kippur), toen hij het Heilige der Heiligen binnenging om bloed op de Ark van het Verbond te sprenkelen. Als hij dan weer voor het volk verscheen, kwam dat neer op vrijspraak (Heb 9:11-17). Terwijl de hogepriester in het binnenste heiligdom diende, wachtte het volk buiten (Heb 9:28). Hoewel de jaarlijkse herhaling de grens aangaf, werd de vrijspraak toch gegeven als een vooruitzicht op een betere oplossing. (Zie ook het artikel “Waarom Jezus?” over waarom dit mogelijk was). De tweede situatie betrof de vrijspraak van de mensen die zich schuldig hadden gemaakt aan mishandeling na de dood van de hogepriester. De schrijver van Hebreeën verbindt beide situaties vanuit het ene perspectief van vrijspraak.

Vrijspraak en afwijzing van zonde

Jesus war «eines neuen Bundes Mittler, damit aufgrund eines Todes, geschehen zur Freilösung der Übertretungen unter dem ersten Bund, die Berufenen die Verheissung des äonischen Losteils erhalten mögen» (Heb 9,15). De verwijzing naar de verbonden en beelden van het Oude Testament komt overeen met de doelgroep en het lezerspubliek. In de Brief aan de Hebreeën staat meteen aan het begin dat “God vanaf de oudheid vele malen en op vele manieren door de profeten tot de vaderen heeft gesproken”. De schrijver richt zich tot een Joods lezerspubliek. Evenzo spreekt Hij “in het laatst van deze dagen tot ons in de Zoon” (Heb 1:1-2), die “de reiniging van de zonden volbracht” (Heb 1:3).

Deze “reiniging van zonden” uit het verleden wordt de “verwerping van zonde” in de toekomst in het 9e hoofdstuk. Daar staat dat Christus zich eenmaal openbaarde door zijn offer”, en dat “voor de verwerping van de zonde voor de eindperiode van de eonen” (Heb 9:27). Dat is een soort vooruitblik. Zonde zal op een dag volledig worden verworpen. Het is er nu nog steeds, maar dat zal veranderen. Het tijdsbestek is ook gegeven, namelijk in de “eindperiode van de eonen”, om zo te zeggen in het laatste deel van Gods plan (vgl. Ef 3:11). Veelzeggend is hier dus niet alleen het volledige en retroactieve effect – vergelijkbaar met de offerdienst in het Oude Testament, maar ook het anticiperende, beslissende effect van Zijn offer aan het einde der tijden.

Het woord voor verwerpen (Gr. athetêtis) komt verder alleen voor in Heb 7,18, terwijl het werkwoord “verwerpen” (Gr. atheteo) vaker wordt gebruikt. Wie iets verwerpt, verwerpt het (Mc 7,9; Mc 7,30). Maar het heeft ook de macht om iets te verwerpen, omdat het verouderd is (dus de “verwerping van het vorige gebod” in Heb 7:18). De afwijzing van zonde is de eliminatie van zonde. Zonde is niet langer een probleem na verwerping. Ze is er niet meer. Dit is het uitzicht dat we hier krijgen. Het laat zien dat het offer van Jezus inderdaad voldoende is om de zonde voor eens en voor altijd weg te nemen, niet alleen “de jure” (juridisch) maar ook “de facto” (feitelijk).

Geschil

Bij nader onderzoek kan Hebreeën 9:27 niet gebruikt worden als argument voor of tegen het volgende:

  • Het is geen argument tegen een alles verzoenende leer, noch een argument voor een hemel en hel doctrine.
  • Het is gewoon verkeerd om deze tekst te gebruiken voor evangelisatie.
  • Het is misleidend om deze tekst te misbruiken als rechtvaardiging voor een zogenaamde eeuwige verdoemenis.

Zodra je de tekst in zijn context leest, verdwijnen de tegenstrijdigheden van een traditionele interpretatie. Zeer gebruikelijke benaderingen van gezonde bijbelstudie werden hier toegepast. Bijbelse argumenten voor of tegen een bepaald standpunt – van welke aard dan ook – moeten altijd aan dezelfde criteria worden getoetst. De discussie over verschillende doctrines is belangrijk omdat argumenten als deze concreet kunnen worden aangepakt.