Volgens de Bijbel is de dood geen vooruitgang maar een terugkeer.

We lezen over de schepping van de mens:

“Toen formeerde de HEERE God de mens uit stof van de grond en blies in zijn neusgaten de levensadem; en de mens werd een levende ziel.”
Gen 2:7

Zo werd de mens een levende ziel. Levend maar sterfelijk. En wanneer hij sterft, wanneer wij sterven, wordt het beschreven als een terugkeer naar de vorige toestand. De dood is een terugkeer. De eerste keer dat de dood in de Bijbel wordt genoemd, wordt het beschreven als een “terugkeer” (hb shuv):

“In het zweet uws voorhoofds zult gij uw brood eten, totdat gij wederkeert (hb shuv) op de grond, want van hem ben je weggenomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren (hb shuv)!”
Gen 3:19

Het Hebreeuwse woord voor “terugkeer” (hb shuv) betekent een terugkeer naar een vorige staat of plaats. Het gebeurt regelmatig. Enkele voorbeelden:

“En de HEERE vertrok, als Hij met Abraham gesproken had; en Abraham keerde terug (hb shuv) naar zijn plaats.”
Gen 18:33

“En Jakob deed een gelofte, zeggende: Indien God met mij is, en mij bewaart op de weg, die ik ga, en mij brood geeft te eten, en klederen om aan te trekken, en ik in vrede(hb shuv) terugkeer tot mijns vaders huis, zo zal de HEERE mijn God zijn.”
Gen 28:21

“En Hij zei: Leg uw hand weer neer (hb shuv) in je badjas! Toen stak hij zijn hand weer (hb shuv) in zijn badjas. En toen hij het uit zijn kledingzak haalde, was het weer als de rest van zijn vlees.”
2Mo 4,7

“En het geschiedde, toen Farao het volk liet gaan, dat God hen niet de weg leidde door het land der Filistijnen, hoewel Hij het dichtstbij was. Want God zeide: Opdat het volk zich niet bekere, als het den strijd voor zich ziet, en het in Egypte wederkeert . (hb shuv).”
Ex 13:17

“Maar als de dochter van een priester weduwe wordt of verstoten wordt en geen kinderen heeft en terugkeert (hb shuv) naar het huis van haar vader zoals in haar jeugd, dan mag zij eten van het brood van haar vader.”
3Mo 22,13

“Toen zei hij ook tegen de mannen van Pnuël: “Wanneer ik in vrede(hb shuv) terugkeer , zal ik deze toren neerhalen!”
Ri 8,9

Job begrijpt de dood ook als een terugkeer:

“Want ik heb het geweten, tot de dood toe leidt Gij mij terug (hb shuv), en in het huis der samenkomst van alle levenden.”
Hoi 30,23

“En hij zei: Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren. De HEER heeft gegeven en de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen! In dit alles zondigde Job niet en beschuldigde hij God niet van iets aanstootgevends.”
Hoi 1,21-22

In dit alles zondigde Job niet, zo wordt gezegd, en beschuldigde hij God niet van iets aanstootgevends. Dit is inclusief Job die de dood beschrijft als een terugkeer. En Salomo schrijft:

“Zoals hij uit de schoot van zijn moeder kwam, zo naakt zal hij weer gaan als hij kwam, en voor zijn moeite zal hij niet het minste meenemen wat hij in zijn hand kan nemen.”
Prediker 5:14

Het lichaam keert terug

“In het zweet uws voorhoofds zult gij uw brood eten, totdat gij wederkeert (hb shuv) op de grond, want van hem ben je weggenomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren (hb shuv)!”
Gen 3:19

“Als hij zijn hart alleen op zichzelf zou richten en zijn geest en zijn adem tot zichzelf zou terugtrekken, zou al het vlees helemaal vergaan en zou de mens tot stof wederkeren.”
Hoi 34:14-15

“Want stof zijt gij”. Dat is wat een mens maakt. Zijn lichaam bestaat uit stof en omdat het ooit uit aarde gevormd is, keert het bij zijn dood terug naar die aarde. In Job staat dat “de mens” terugkeert tot stof. In beide teksten wordt de mens in wezen gelijkgesteld aan zijn lichaam.

“Gij verbergt Uw aangezicht, zij zijn bevreesd. U neemt hun levensadem weg; zij vergaan en keren terug tot stof.”
Ps 104:29

“Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn aarde: op dezelfde dag gaan zijn plannen verloren.”
Ps 146,4

“Vergeet niet dat je mij als klei hebt gemaakt! En nu wil je dat ik terugkeer naar het stof!”
Hoi 10,9

“En het stof keert terug naar de aarde zoals het was, en de geest keert terug naar God die het gaf.”
Prediker 12:7

De geest keert terug

Het woord geest wordt voor verschillende dingen gebruikt. De schepping van de mens gaat over de “levensadem” (Gen 2:7), ook wel de “geest van de levenden” (Gen 6:17) of de “geest van de levensadem” (Gen 7:22) genoemd. Dit is geest zoals God die aan de mens gaf en waardoor hij een levende ziel werd. Deze geest is geen bewustzijn, geen hoger zelf, zelfs geen heilige geest, maar gewoon “levensgeest”. De levensadem werd Adam ingeblazen zodat hij begon te leven. De levensadem uitademen (hb gava) betekent sterven(Gen 6:17 “Alles wat op aarde is, adem uit!” CAT). Maar dan keert de geest van de levensadem terug naar God die hem gaf.

“En het stof keert terug naar de aarde zoals het was, en de geest keert terug naar God die het gaf.”
Pr 12,7

“Gij verbergt Uw aangezicht, zij zijn bevreesd. U neemt hun levensadem weg; zij vergaan en keren terug tot stof.”
Ps 104:29

“Als hij zijn hart alleen op zichzelf zou richten en zijn geest en zijn adem tot zichzelf zou terugtrekken, zou al het vlees helemaal vergaan en zou de mens tot stof wederkeren.”
Hoi 34:14-15

“Maar Jezus schreeuwde opnieuw met luide stem en gaf de geest.”
Mt 27,50

“En zij stenigden Stefanus, die bad en zei: Heer Jezus, ontvang mijn geest.”
Handelingen 7:59

De ziel keert terug

De ziel is geen ingrediënt van onze menselijkheid, maar het product of het samenkomen van het lichaam en de levensgeest. De mens kreeg geen ziel, maar werd een levende ziel toen het lichaam en de levensadem samenkwamen (Gen 2:7). Daarom kan wat er bijvoorbeeld met het lichaam gebeurt, niet met de ziel gebeuren. Er zijn geen onderdelen die uit elkaar vallen. De ziel verdwijnt, net zoals het licht verdwijnt als de lamp kapot is of als de elektriciteit wordt onderbroken. Waar gaat het licht naartoe? Toch kan ook van de ziel gezegd worden dat ze terugkeert. Ze keert terug naar Sheol(hb sheol, Oude Testament) of Hades (gr hades, Nieuwe Testament). Dit kan in combinatie worden afgeleid uit twee verzen:

“Moge naar Sheol keren ( hb shuv) de goddelozen, alle volken die God vergeten.”
Ps 9:18

“Want mijn ziel zult Gij niet aan Sheol overlaten, zult Gij niet toelaten dat Uw vrome de put ziet.”
Ps 16:10, vgl. Handelingen 2:27-31

In de dood zijn allen gelijk

In de dood zijn alle mensen gelijk, ook al wordt dit vaak anders beschreven. In de dood zijn er geen verschillen:

“Want ik heb het geweten, tot de dood hebt Gij mij teruggeleid. en in het huis van samenkomst van alle levenden.”
Hoi 30,23

“Want dit alles heb ik ter harte genomen, en dat is om dit alles te toetsen: dat de rechtvaardigen en de wijzen en hun daden in Gods hand zijn. Of het nu liefde is of haat, niets ervan wordt door de mens erkend. Alles ligt voor hun tijd, alles ligt voor hun tijd – zoals bij alle mensen. Eén bestemming is er voor de rechtvaardige en voor de onrechtvaardige, voor de goede en voor de reine en voor de onreine, en voor hem die offert en voor hem die niet offert; zoals de goede, zo de zondaar; hij die zweert, zoals hij die de eed schuwt. Dit is een kwaad in alles wat onder de zon geschiedt, dat hetzelfde lot allen overkomt. Ook is het hart van de mensenkinderen vol boosheid, en waanzin is in hun hart tijdens hun leven; en daarna gaat het naar de doden.”
Prediker 9:1-3

“Ik zei in mijn hart: God zal de rechtvaardigen oordelen en de onrechtvaardigen, want er is een tijd voor elk doel en voor elk werk. Ik zeide in mijn hart: De mensenkinderen zijn opdat God hen zou beproeven en opdat zij zouden zien dat zij niets dan vee zijn. Want het lot van de mensenkinderen en het lot van het vee – zij hebben één en hetzelfde lot – is dit: zoals deze sterven, zo sterft dat, en één adem hebben zij allen. En er is geen voorkeur voor de mens boven het vee, want alles is niets. Alles gaat naar één plek. Alles is van stof geworden en alles keert tot stof terug.
Prediker 3:17-20

Er zijn verschillen in de opstanding

De dood is een terugkeer en alle mensen keren terug naar de dood, zoals Job zei (Hi 30:23). In de dood zijn alle mensen gelijk. De dood is niet “bekleed” maar “ontkleed” (2Cor 5,4). In de dood is er geen verwachting. Bij de dood worden alle mensen precies hetzelfde “geparkeerd”. Maar er zijn verschillen in de opstanding. Er is een verschil in hoe en wanneer de doden de “parkeergarage” uitrijden. Net zoals er een opstanding ten leven en een opstanding ten oordeel is (Johannes 5:29), zijn er ook grote verschillen in levend gemaakt worden (1 Korintiërs 15:22-24a).

Iemand sterft niet omdat hij gelovig of ongelovig is, rechtvaardig of onrechtvaardig, man of vrouw of iets anders. Een mens sterft omdat een mens sterfelijk is. Als we Gods werk ook maar een moment veronachtzamen, is de dood de eindbestemming. De Bijbel is hier heel nuchter. Alle mensen sterven “in Adam” (1Cor 15,22).

Wat gebeurt er nu? Als we de belofte van eeuwig leven hebben, dan sluipt dat niet voorbij de dood. Wanneer Jezus terugkeert, schrijft Paulus, zullen de doden in Christus als eerste worden opgewekt (1Th 4:13-18). De doden in Christus zijn ook dood. Daar wordt op indrukwekkende wijze getoond dat de dood voor iedereen een terugkeer is, dat er in de dood geen verwachting is, maar dat alleen de opstanding en het levend gemaakt worden de deur opent naar onsterfelijkheid (1Cor 15,53-54). Daarom is er troost in de woorden dat de doden in Christus “eerst” worden opgewekt.