Doden leven niet

De uitspraken van de Bijbel over leven, dood en opstanding zijn heel duidelijk en consistent: dode mensen leven niet. Ze zijn dood. Dit is het tegenovergestelde van leven.

Degenen die het niet op deze manier zien, vallen terug op een nogal beperkte selectie van “verschillende” bijbelpassages, waarmee de rest van het bijbelgetuigenis dan ongeldig wordt verklaard. Deze bijbelpassages vereisen speciale aandacht. Dit gaat over zo’n bijbelse passage. Wat staat er echt?

Bijbelpassage

Peter schrijft:

“Hij is naar het vlees gedood, maar naar de Geest levend gemaakt. In Hem ook ging Hij heen en predikte tot de geesten in de gevangenis, die eens ongehoorzaam waren, toen God geduldig verdroeg in de dagen van Noach, toen zij de ark bouwden, waarin enkelen, ja acht zielen, door het water gered werden.”
1Pet 3:19-20, Luther 2017

Predikte Jezus tot de doden (hun “geesten”)?

Traditionele interpretatie

Deze passage wordt zo geïnterpreteerd dat Jezus na zijn dood preekte tot “geesten in de gevangenis”. De geesten van mensen uit de tijd van Noach worden dan herdacht. Dit bewees nu dat de doden leefden.

Tegenargument

Twee dingen spreken deze interpretatie tegen:

  1. Deze prediking gebeurt niet in de dood, maar pas nadat Jezus “levend gemaakt is naar de Geest”, dat wil zeggen, na de opstanding. Levend maken heeft te maken met opstanding voorbij de macht van de dood.
  2. Mensen worden nooit geesten genoemd, maar zielen. Het is ook de hele persoon die sterft en niet slechts een deel van hem. De levensgeest (dat is niet de ziel) keert terug naar God en komt niet op een onbekende manier in een onderwereld terecht.

Rechtvaardiging

In de context wordt gezegd dat het beter is om te lijden omdat je goed doet dan omdat je kwaad doet” (1Pet 3:17). Dan noemt de apostel Christus als voorbeeld, die leed maar ook weer levend werd gemaakt. Dat is het perspectief dat hier wordt overgebracht: Christus had een toekomst, ook al werd Hij gedood. Hij werd levend gemaakt. Hij werd boven alle anderen verheven, zoals twee verzen verder staat: “[Jesus Christus], die aan de rechterhand van God is, aangezien Hij ten hemel is gevaren, en boodschappers, overheden en machten aan Hem ondergeschikt zijn” (1Pet 3:22, vgl. Ef 1:20-21).

Wie er nu bedoeld wordt met de geesten in de gevangenis is moeilijk te zeggen. Mensen niet, want mensen zijn geen geesten. Het is ook niet in de dood, want deze toespraak spreekt over Hem die eerst levend werd gemaakt. In de context wordt verwezen naar Zijn heerschappij over alle machten en krachten.

Bovendien is het geen evangelieverkondiging, geen “goed nieuws”, maar Hij heeft “gepredikt” of “verkondigd”, wat slechts een aankondiging is. De inhoud van de preek wordt hier niet genoemd.

Het gaat in deze passage ook niet om verkondiging – het thema is de ervaring van het kwaad omdat iemand goed heeft gedaan. Christus is slechts het voorbeeld. Zijn “prediking” is onderdeel van dit voorbeeld, niet de kern van de verklaring. Het is als het ware een uitleg van het onderwerp en geen onderwerp op zich. Deze “geesten in de gevangenis” staan dus alleen in een heel grote context, waarin Christus boven alles staat en – zoals Paulus het beschrijft – eens allen naar zijn God en Vader leidt (1Cor 15,24-28).