Doden leven niet

De uitspraken van de Bijbel over leven, dood en opstanding zijn heel duidelijk en consistent: dode mensen leven niet. Ze zijn dood. Dit is het tegenovergestelde van leven.

Degenen die het niet op deze manier zien, vallen terug op een nogal beperkte selectie van “verschillende” bijbelpassages, waarmee de rest van het bijbelgetuigenis dan ongeldig wordt verklaard. Deze bijbelpassages vereisen speciale aandacht. Dit gaat over zo’n bijbelse passage. Wat staat er echt?

Bijbelpassage

De apostel Paulus schrijft aan de kerk in Korinthe:

“Wij weten zeker dat wanneer ons aardse huis, deze tentwoning, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, een aeonisch huis, niet met handen gemaakt, in de hemelen.”
2Cor 5,1

Traditionele interpretatie

Als we sterven en ons lichaam (aardse huis nu) wordt afgebroken, zullen we onmiddellijk een ander ontvangen, een eeuwig huis uit de hemel, dat van God komt. Als we sterven, verhuizen we alleen maar, van het ene huis naar het andere. Dus we blijven gewoon leven, zelfs als we sterven. De dood is een illusie. Het is alleen iets voor de nabestaanden, maar de gelovige ziet verder en weet beter – hier is het immers!

Tegenargument

Paulus geeft geen visie op sterven. De apostel zinspeelt op de opstanding, zoals hij een paar verzen eerder uitlegde (2Cor 4,14). Er is een vooruitzicht. Zelfs wie vergaat en sterft in de beproevingen van het leven, zal op een dag opstaan (2 Kor. 4:16-18). De dood is geen vriend, maar nog steeds een vijand, waarop alleen de wederopstanding een antwoord biedt.

Het idee van een huis inde hemelis daarentegen een luchtkasteel.

Rechtvaardiging

De tekst wordt in een bredere context geplaatst. In 2Cor 4:7 spreekt Paulus over geloof als een schat die we in “aarden vaten” meedragen, zodat de buitengewone kracht van God blijkt te zijn en niet van ons. We worden in alles verdrukt maar niet beperkt, verbijsterd maar niet wanhopig, vervolgd maar niet verlaten, neergeworpen maar niet verloren. Dit betreft het leven hier op aarde.

We weten, schrijft de apostel, dat God die de Heer Jezus heeft opgewekt, ook ons zal opwekken door Jezus. Dit is het vooruitzicht na de dood: door opstanding zullen we op een dag nieuw leven ontvangen. We hebben dus een concrete verwachting, namelijk de opstanding. Want wat we hier voor ons hebben is “kortstondig”, maar wat ons daarna te wachten staat door opstanding is “aeonisch” (2Cor 4,18).

“Wij weten toch …” (2Cor 5,1) is een verwijzing van Paulus naar bekende gedachten. In zijn eerste brief schrijft hij uitgebreid over de opstanding. Hij beschreef de verschillen tussen onze huidige ervaring en de heerlijkheid die we verwachten (1Cor 15:42-49). Paulus kan hiernaar verwijzen als hij nu zegt dat wanneer ons aardse huis, deze tijdelijke tentwoning (ons lichaam), wordt afgebroken, we [durch Auferstehung] een gebouw van God hebben, een aeonisch huis, niet met handen gemaakt, in de hemelen.

In 1Cor 5,2 e.v. beschrijft Paulus drie staten van zijn:

  1. Onze toestand nu, een eenvoudige en tijdelijke tentwoning toen
  2. het uitkleden van het huidige lichaam (sterven / dood) en tenslotte
  3. Een gebouw van God in de hemel hebben

Hier wordt duidelijk dat “overgaan” niet gebeurt door de dood, want sterven is “weggaan”. Daarna is het wachten op het “gebouw van God” dat in de context gebeurt door opstanding.

Maar Paulus heeft het ook over een andere mogelijkheid. Paul wil niet sterven. Dood is geen leuke optie. Hij wil “niet ontkleed, maar bedekt worden, zodat wat sterft, opgaat in het leven” (2 Kor 5:4). Dus Paul laat de dood liever weg!

Hoe kon dit gebeuren? Dit zal de realiteit zijn voor iedereen die leeft wanneer Jezus terugkeert. Deze mensen worden direct getransformeerd (1Cor 15:51-53; 2Cor 4:4). Paulus verwacht en verlangt naar de wederkomst van Christus (1Thess 4,13-18) en in samenhang daarmee naar de transformatie van zijn lichaam en de hereniging met Christus.

Dit is eigenlijk de meest aangename optie.