We gaan allemaal op een dag dood, maar wat gebeurt er daarna? Gaat het door? De opstanding is een centraal thema in de Bijbel, vooral in het Nieuwe Testament. Het is de reactie die tot de dood is geformuleerd.

Er is een probleem met de wederopstanding

Er is een probleem met de wederopstanding. De wederopstanding concurreert rechtstreeks met het geloof in een hemel. Het is algemeen bekend dat men na het sterven (niet: na de dood) naar de hemel gaat. Volgens deze opvatting stopt het leven niet als we sterven, maar gaat het gewoon verder – op een andere manier. Daarom is er een probleem met de opstanding. Je hebt de opstanding niet echt meer nodig – je leeft toch al in de hemel. Als men goed luistert naar wat er op deze manier onderwezen wordt, komt de uitdrukking “opstanding van het lichaam” af en toe voor in deze context. Omdat “de rest van ons” al springlevend in de hemel is, moet alleen de “opstanding van het lichaam” nog plaatsvinden. Dat zou een soort bonus zijn. Het zou leuk zijn, maar niet echt essentieel. Dit is echt een vreemde maar wijdverspreide opvatting. In de Bijbel is er echter niet zoiets als “de opstanding van een deel” van ons.

Wederopstanding in de Bijbel is heel anders. Er is geen leven in de dood. Er is alleen leven na de dood – door opstanding. Opstanding is de overgang van de dood naar een nieuw leven. Zonder opstanding is er geen leven. Als de mens na zijn dood echter helemaal niet dood is, dan is er geen noodzaak meer voor de opstanding. Het is een niet erg subtiele manier om de dood te ontkennen.

Met deze traditionele kijk op een “verder leven in de hemel” is het niet verwonderlijk dat Pasen nauwelijks nog betekenis heeft. Het heeft geen echte relevantie! In de Westerse Kerk staat Kerstmis centraal, niet Pasen. In de oosterse kerk staat Pasen echter centraal. Daar is wederopstanding nog centraler verankerd in het bewustzijn. Deze verschillen hebben gevolgen voor het onderwijs en het leven.

Valse leerstellingen over de opstanding

Naast het traditionele beeld van hemel en hel, volgens welke de mens gewoon verder moet leven in de dood, zijn er andere opvattingen. Het Nieuwe Testament noemt twee valse leerstellingen over de opstanding:

  1. De opstanding heeft al plaatsgevonden (2Tim 2,17-18)
  2. Er is geen opstanding (1Cor 15,12)

Als de wederopstanding verondersteld wordt al te hebben plaatsgevonden, dan hebben we gewoon pech. We hebben het gemist! Geen wonder dat deze leer het geloof van sommigen heeft verbrijzeld, zoals Paulus het beschrijft. Als er niets gebeurt, wat heeft het dan voor zin om te geloven? En als de opstanding al heeft plaatsgevonden en ik die niet heb meegemaakt, maak ik dan nog steeds deel uit van deze geloofsgemeenschap rond Jezus Christus? Dit is een geloofsvernietigende valse leer.

Maar de ontkenning van de wederopstanding zelf gaat nog een stap verder. Want als er geen wederopstanding is, dan heeft dat ook gevolgen. Want dan is er geen einde aan de dood, maar men sterft – en alles is voorbij. Zonder opstanding wordt de kern van “kruis en opstanding” in twijfel getrokken, net als een toekomstig leven na de dood.

Opstanding als kern van het evangelie

Paulus heeft een heel hoofdstuk gewijd aan deze vragen over de opstanding. In 1 Korintiërs 15 spreekt hij uitgebreid over de opstanding. Hieruit volgen enkele verbanden:

“Maar ik maak u, mijn broeders, het evangelie bekend dat ik u verkondigd heb, dat u ook ontvangen hebt, waarin u ook staat, waardoor u ook gered wordt, als u het evangelie vasthoudt in de uitdrukkingsvorm waarin ik het u verkondigd heb, behalve als u alleen in schijn gelooft.

Want in de eerste plaats heb ik jullie overgeleverd wat ik zelf ook heb ontvangen:
dat Christus voor onze zonden stierf (volgens de Schriften),
dat Hij begraven werd,
dat Hij op de derde dag werd opgewekt (volgens de Schriften),
dat Hij verscheen aan Cefas [Petrus] en daarna aan de twaalf.
Toen verscheen Hij aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe zijn overgebleven, maar sommigen zijn al ingeslapen.
Toen verscheen Hij aan Jakobus en
dan alle apostelen.
Maar als laatste verscheen Hij ook aan mij, als een vroeggeboorte.”
1Cor 15,1-8

Paulus beschrijft hier de kern van het evangelie. Christus stierf voor onze zonden, Hij werd begraven en Hij werd op de derde dag opgewekt. Dit alles was volgens de Schriften, d.w.z. het was aangekondigd in de Tenach (in het Oude Testament).

In de regel worden alleen deze drie punten benadrukt. Paulus gaat echter verder met een hele reeks ooggetuigen. Dit is om duidelijk te maken dat de opstanding plaatsvond in de werkelijkheid van deze wereld. De levenden hebben de herrezene gezien – en de meerderheid van de ooggetuigen leeft nog. Dus wie kritisch is, moet het gaan vragen aan degenen die het hebben meegemaakt!

Wederopstanding was op zichzelf niets nieuws. Lazarus, bijvoorbeeld, werd opgewekt nadat hij 4 dagen dood was geweest (Joh 11:39). Lazarus was dus langer dood dan Jezus. Er zijn verslagen van herrijzenissen in zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Tekenen en wonderen in de Evangeliën, waaronder opstandingen, waren bedoeld om te wijzen op het komende Messiaanse koninkrijk. Ze getuigden van de koning en het koninkrijk. Maar bijna niemand geloofde dat de Messias zelf gedood was. Toen Jezus op Paasmorgen werd opgewekt (het was een sabbat, Mt 28:1 letterlijk), moest dit bekend worden gemaakt. Paulus spreekt hier over deze tijd en de vele ontmoetingen. Er waren veel ooggetuigen.

De ontkenning van de opstanding en de gevolgen

“Maar als Christus wordt aangekondigd [verkündet] dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat er geen opstanding van de doden is? Maar als er geen opstanding van de doden is, dan is Christus ook niet opgewekt. En als Christus niet is opgewekt, dan is onze herautboodschap zonder inhoud en is jullie geloof ook zonder inhoud. Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, omdat we tegen God getuigen dat Hij Christus heeft opgewekt, die Hij niet zou hebben opgewekt, als de doden niet worden opgewekt. Want als de doden niet zijn opgewekt, is Christus ook niet opgewekt. Maar als Christus niet is opgewekt, is je geloof dat ook niet en ben je nog steeds in je zonden. Dan zijn zij die in Christus ontslapen zijn ook omgekomen. Als we alleen voor dit leven onze verwachting op Christus hebben gevestigd, zijn we de beklagenswaardigste van alle mensen.”
1Cor 15:12-19

Nadat Paulus voor het eerst de opstanding heeft genoemd als een centraal element van de verkondiging, en zelfs in staat was om veel ooggetuigen op te noemen, richt hij zich rechtstreeks tot degenen die de opstanding ontkenden. Merk op dat hij dit schrijft aan de kerk in Korinthe. We kunnen daarom aannemen dat deze ontkenning van de opstanding openlijk werd geopenbaard in de gemeente. Laten we hier zorgvuldig lezen hoe Paulus denkt over de ontkenning van de opstanding als gevolg daarvan. Als we de opstanding ontkennen, dan kan Christus ook niet zijn opgestaan, en als Hij niet is opgestaan, dan is het hele Goede Nieuws weg. Dan is alles voorbij.

Een aantal dingen zijn opmerkelijk in deze sectie:

In 1Cor 15,18 schrijft de apostel dat – als Christus niet is opgewekt – we nog steeds in onze zonden zijn. Want terwijl Jezus “voor onze zonden werd overgegeven”, werd Hij “voor onze rechtvaardiging opgewekt” (Rom 4:25). Alleen de opstanding is als het ware het zegel van de overwinning op de zonde.

Zonder opstanding zijn zij die in Christus ontslapen zijn ook “verloren”.
-Paulus

Een ander belangrijk punt is de verklaring van de apostel dat – als Christus niet was opgewekt en allen dus nog in hun zonden waren – degenen die in Christus ontslapen waren ook zouden zijn omgekomen. In andere vertalingen staat hier “Zo zijn ook zij verloren gegaan die in Christus ontslapen zijn (Openb. Elbf). Het feit dat “verloren gaan” niets te maken heeft met hemel en hel, maar eerder “vergaan” betekent, namelijk “sterven”, wordt in detail uitgelegd in een ander artikel. In de context gelezen schrijft Paulus hier in Korintiërs echter duidelijk dat er zonder opstanding geen hoop is, zelfs niet voor degenen in de kerk die al in slaap zijn gevallen. Ze zijn dus niet in de hemel, maar ze wachten allemaal op de opstanding. Zonder wederopstanding is er geen uitzicht. Dode mensen zijn gewoon dat: dood. Zonder wederopstanding kunnen we vanaf daar niet verder. Wanneer Christus terugkomt, is er eerst de opstanding van hen die in Christus ontslapen zijn (1Th 4:15-16).

Het slotvers van dit gedeelte vat het samen: Als we alleen voor dit leven onze verwachting op Christus hebben gevestigd, zijn we de beklagenswaardigste van alle mensen (1Cor 15:19). Als de wederopstanding een bedrog zou zijn, en dat zou onze boodschap zijn, dan zou God een mislukking zijn, en wij met Hem. Men zou dit standpunt in alle helderheid rustig moeten overwegen. Het is ook belangrijk om critici van dergelijke standpunten serieus te nemen. Want dit gaat over de kern van het evangelie. Zonder wederopstanding is alles wat Jezus zei weg. Alles wat door de profeten werd gezegd is ook weg (Paulus stond erop dat alles “volgens de Schriften” was). Degenen die de opstanding ontkennen hebben niet alleen een onbeduidende ondergeschikte clausule van het evangelie ondermijnd, maar hebben meteen het goede nieuws zelf geliquideerd.

De eersteling van de overledenen

In de volgende verzen uit hetzelfde hoofdstuk wordt een toevoeging gemaakt. Het is als het ware een perspectief dat volledig op de wederopstanding voortbouwt. Paulus draait de rollen om en legt uit hoe ver de opstanding reikt. Want als de opstanding bestaat (vraag het de ooggetuige!), dan heeft dit besef belangrijke gevolgen.

“Maar nu is Christus opgewekt uit de doden: de eersteling van hen die ontslapen zijn!”
1Cor 15,20

Dit is een proclamatie. Hij hoeft de wederopstanding van Christus niet opnieuw te rechtvaardigen. Hij deed dat in de openingsverzen van dit hoofdstuk. Dit gaat over iets heel anders. Christus is de eersteling van hen die ontslapen zijn. Hij is de eerste die wordt opgewekt tot een onverbrekelijk leven. Hij is niet de eerste die uit de dood wordt opgewekt (Lazarus was dat bijvoorbeeld wel), maar Hij is wel de eerste die buiten de macht van de dood staat. Lazarus stierf opnieuw. Christus sterft niet meer.

Hij is ook de “eersteling van hen die ontslapen zijn”, namelijk de eerste die wordt opgewekt uit allen die gestorven zijn. Hij is het begin. Het is een algemene verklaring. Het gaat hier niet om enkelen die ontslapen zijn, maar Hij is, om zo te zeggen, de eersteling van allen, die opgewekt zijn tot een onverbrekelijk leven. In het oude Israël waren de eerstelingen ook de belofte voor de rest. De eersteling van de oogst was niet de oogst zelf, maar het begin.

De vergelijking met Adam

“Want omdat door een mens de dood kwam, komt ook door een mens de opstanding van de doden. Want zoals in Adam allen sterven, zo zijn ook in Christus allen levend gemaakt.”
1Cor 15,21-22

De vergelijking is eenvoudig: Adam was de oorzaak van de dood die deze wereld binnenkwam. De mensheid werd sterfelijk (Rom 5:12). Maar net zoals Adam de aanleiding was voor de dood, zo wordt Christus de aanleiding voor de opstanding van dezelfde doden. Want zoals in Adam allen sterven, zo zullen ook “in Christus allen levend gemaakt worden”. Dit is de bijbels gefundeerde verwachting dat God het goed zal maken met alle mensen. Hier wordt het beschreven in het licht van dood en opstanding.

Het is een Christocentrische visie die Paulus hier beschrijft. Christus zal de oorzaak zijn van het opstaan van alle mensen uit de dood. Het gaat hier om meer dan “louter opstanding”, want dat is al verschillende keren eerder gebeurd. Christus was “eersteling” op deze bijzondere manier. Hij werd opgewekt tot een onverbrekelijk leven. Dit wordt benadrukt door een speciaal woord. Dit is ongeveer de maximale betekenis van de opstanding, zoals Paulus verder in hetzelfde hoofdstuk beschrijft: “Zo is het ook met de opstanding van de doden. Gezaaid in verderf, opgewekt in onvergankelijkheid!” (1Cor 15,42). Dit verschil met bijvoorbeeld de opstanding van Lazarus wordt hier gedefinieerd met het woord “levend maken” (Gr. zoopoieo). Hij die levend gemaakt is, is onsterfelijk. Dit is niet de mens op zichzelf, maar de sterfelijke mens sterft eenmaal, is dan dood en ontvangt eenmaal, volgens Gods belofte, onsterfelijkheid. Op dit moment is er maar Eén die onsterfelijk is (1Tim 6:16).

Met andere woorden, je zou hier kunnen lezen: “Want zoals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen [auferweckt und] onsterfelijk worden gemaakt”.

Voorstanders van een doctrine van hemel en hel proberen deze verklaring te verbergen door te benadrukken dat dit alleen geldt voor hen die “in Christus” zijn, d.w.z. alleen voor mensen die “Christus hebben aangenomen”. Maar daar is hier niets van te zien. Het is niet de vraag of iemand “accepteert” dat hij in Adam is, net zo min als het de vraag is of wij “accepteren” dat we in Christus zijn. Paulus beschrijft eenvoudigweg twee kanalen waardoor de hele mensheid wordt beïnvloed. Er zijn geen beperkingen ingebouwd, noch bij Adam, noch bij Christus. Levend maken is Gods verklaarde doel voor de hele mensheid. Paulus schrijft hier dat dit door Christus zal worden bereikt, net zoals hij elders verklaart dat alle mensen gerechtvaardigd (Rom 5:18), gered (1 Tim 4:10), verzoend (Kol 1:20) zullen worden.

Deze verklaringen zijn congruent en geloofwaardig. Ze zijn veelomvattend en getuigen van een wonderbaarlijke God die Zijn doel bereikt door een “doel van de eonen” (Ef 3:11).

In fasen tot leven brengen

Het levend maken van allen in Christus vindt plaats in verschillende stadia.

“Want zoals in Adam allen sterven, zo zijn ook in Christus allen levend gemaakt. Maar elk in zijn eigen speciale afdeling:


de eerstelingen van Christus,

dan zij die bij Christus horen, bij Zijn aanwezigheid (Gr. parousia);
dande [rest bij] de voleinding,
wanneer Hij het koningschap overdraagt aan Zijn God en Vader,
wanneer Hij elke suprematie, elke autoriteit en macht zal afschaffen.”
1Cor 15,22-24

De voltooiing waarover gesproken wordt, verwijst naar het levend maken. De voleinding is de voltooiing van het levend maken van allen in Christus. Het is zogezegd de laatste fase. Alleen dan zal de volle omvang van het tot leven brengen worden bereikt. Uit de Brief aan de Hebreeën leren we dat God van plan is om in de laatste periode van de eonen de zonde helemaal uit te roeien (Heb 9:26). Het is bij deze conclusie van de eonen, de conclusie van alle tijden, dat we hier zijn aangekomen. Dit punt in de tijd ligt achter de laatste hoofdstukken van de Bijbel. Paulus ziet verder dan de openbaring aan Johannes. Zonde en dood zijn hier voor eens en voor altijd verwijderd.

We lezen hier ook dat Christus al het koningschap aan Zijn God en Vader zal geven. Want hoewel het koninkrijk zonder einde zal zijn, is Zijn koningschap beperkt tot de eonen, zoals er staat: “Over het huis van Jakob zal Hij Koning zijn tot in de eonen; en Zijn koningschap zal geen einde hebben” (Lc 1:33). Het is de allereerste voorwaarde voor God om Zijn doel te bereiken. Alles moet tot Christus komen en wanneer dat is volbracht, draagt Christus alles over aan Zijn God en Vader.

De laatste vijand is weggestuurd

De heerschappij van Christus heeft een doel. Het is niet per se het doel. Hij zal niet voor altijd regeren, maar alleen totdat een doel is bereikt. Dan zal Hij het koningschap aan Zijn God en Vader geven.

“Want Hij moet als Koning regeren totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die moet worden weggedaan is de dood.”
1Cor 15,25-26

De laatste vijand. Daarna zijn er geen vijanden meer. De implicaties van deze uitspraak zijn enorm. Logischerwijs zijn er ook geen mensen meer die Zijn vijanden zijn. De dood is de laatste vijand. Dan is er al geen andere. En de dood wordt aan het einde afgewezen, namelijk ineffectief gemaakt. Dit is de grote finale van de wereldgeschiedenis, gezien vanuit Gods perspectief. Aan Timoteüs schrijft Paulus:

“Onze Verlosser Christus Jezus … Die de dood afschaft en leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt!
2Tim 1,10

Wanneer de dood geen macht meer heeft, komen leven en onvergankelijkheid aan het licht. Dit is de voltooiing van het levend maken. Laten we ons hier niet laten misleiden door het “totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten zal leggen”. Hier wordt niets martials bedoeld, vol geweld en onderdrukking, zoals vaak wordt onderwezen in een hemel en hel doctrine. Wanneer vijanden onder Zijn voeten worden gelegd, zijn het de voormalige vijanden. Het is de beschrijving van hoe zij die ooit vijanden waren nu vrede kunnen hebben met God als de gerechtvaardigden. Daarom zijn de (voormalige) vijanden onder Zijn voeten.

Hier zal worden vervuld dat “voor de naam van Jezus alle knie zich moet buigen, de hemelse, de aardse en de onderaardse, en alle tong hulde moet brengen (van ganser harte belijden): Heer is Jezus Christus, tot eer van God de Vader” (F 2:11). Merk op dat dit voor iedereen geldt, zonder enig onderscheid, voor hen die nu gelovig zijn en hen die dat nog niet zijn – maar dan! – Gelovigen.

Alles bij elkaar

“Want Hij heeft alle dingen aan Hem ondergeschikt gemaakt: onder Zijn voeten. Als Hij dan zegt: “Alle dingen zijn ondergeschikt gemaakt!” is het duidelijk dat God uitgezonderd is die het Al aan Hem ondergeschikt maakte. Maar als het Al ondergeschikt is aan Hem, dan zal de Zoon zelf ook ondergeschikt zijn aan Hem die het Al aan Hem ondergeschikt heeft gemaakt, zodat God alles in allen kan zijn.”
1Cor 15,27-28

Onderwerping en “onder Zijn voeten” lijken hier grotendeels dezelfde betekenis te hebben. Er wordt geen onderdrukking bedoeld, maar een heilzame relatie. De zoon zelf zal zich ook aan de vader onderwerpen. Want alleen op deze manier zal God het eigenlijke doel van deze schepping bereiken: Hij zal alles in allen zijn.

God zal niet alles in enkelen zijn, zoals de hemel- en helleer zegt, noch zal hij iets in enkelen zijn, zoals misschien de ontkenners de opstanding zagen. Juist de opstanding en het levend maken van Christus als eersteling bevat een belofte van Gods alomvattende verlossing. Christus is de eersteling van hen die ontslapen zijn, en eens zullen allen worden opgewekt tot onverbrekelijk leven, levend gemaakt, zodat onze God en Vader aan het einde alles in ons kan zijn, en alles in alle anderen.

Vragen

  • Welke vooruitzichten en verwachtingen vormen jouw leven?
  • Wat is het goede nieuws, hoe ver reikt het?
  • Wat doet deze verwachting met jou?
  • Wat doet deze verwachting met jouw beeld van God, de mensheid en de wereld?
  • Hoe beïnvloedt deze verwachting de manier waarop we met anderen omgaan?