Inleiding
Het hele hoofdstuk van 1 Korintiërs 15 spreekt over de opstanding. Dit is tegen de achtergrond van de ontkenning van een opstanding door sommigen in Korinthe. Waar contrasteert Paulus dit mee?
- In de passage 1Cor 15:1-11 heeft hij zonder hiaten verklaard dat de opstanding de basis van het evangelie is en dat de opgestane Jezus door honderden mensen is gezien, van wie de meesten toen nog leefden.
- In de passage 1Cor 15:12-19 toonde Paulus de absurditeit van het ontkennen van de wederopstanding aan. Zonder opstanding zouden zelfs zij die in Christus ontslapen zijn verloren gaan (“vergaan” zonder vooruitzicht op leven). Alleen de opstanding is het antwoord op de dood.
Maar dit is niet het einde van de redenering. Paulus staat niet stil bij ons eigen leven of niet-leven, maar hij wil Gods werk in de overwegingen betrekken. Wijzelf zijn niet het doel van deze wereld. Er is een veel grotere context. Daartoe voegt de apostel nu iets toe aan de argumentatie.
Maar nu … (De invoeging)
1 Kor 15:20-28 is een toevoeging aan dit hoofdstuk. Hij onderbreekt de correctie op een valse doctrine om een groots vooruitzicht te schetsen. Hij doet dit onmiddellijk nadat de onhoudbaarheid van de ontkenning van de opstanding is gepresenteerd in de context van het Goede Nieuws:
“… 17 Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nietig, u bent nog steeds in uw zonden. 18 Zo zijn ook zij verloren die in Christus ontslapen zijn. 19 Als we alleen in dit leven op Christus hebben gehoopt, zijn we de ellendigste van alle mensen.
20 Maar nu Christus is opgewekt uit de doden, de eersteling van hen die ontslapen zijn; 21 want omdat de dood door een mens is gekomen, is ook de opstanding van de doden door een mens gekomen. 22 Want gelijk in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23 Maar ieder in zijn eigen volgorde: de eerstelingen, Christus; dan zij die bij Christus horen bij zijn komst; 24 dan het einde, wanneer hij het koninkrijk overdraagt aan God en Vader; wanneer hij alle heerschappij en alle gezag en macht heeft weggedaan. 25 Want hij moet regeren totdat hij alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 De laatste vijand die moet worden weggedaan is de dood. 27 “Want hij heeft alles onder zijn voeten gelegd.” Maar als er gezegd wordt dat alles onderworpen is, dan is het duidelijk dat hij uitgezonderd is die alles aan hem onderworpen heeft. 28 Maar als alle dingen aan hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen zijn aan hem die alle dingen aan hem onderworpen heeft, zodat God alles in allen is.
29 Wat doen anders zij die voor de doden gedoopt zijn? Als de doden helemaal niet worden opgewekt, waarom worden ze dan voor hen gedoopt? 30 Waarom zijn wij ook elk uur in gevaar? …”
Een nieuw perspectief
Met het inbrengen verandert Paul de kijkrichting. Het is niet langer gerelateerd aan de mens, maar aan God. Hij vraagt naar het motief en het doel van God. Dus terwijl sommigen de opstanding ontkenden, maakt Paulus de opstanding de basis van Gods toekomstige verlossing. Met de opstanding van Jezus heeft alleen het startsein plaatsgevonden:
“Maar nu is Christus uit de dood opgewekt:
De eersteling van de overledenen!
Omdat de dood toch door een mens kwam
zo komt ook door een mens de opstanding van de doden.
Want net als in Adam sterven allen,
dus in Christus zullen allen levend worden gemaakt.
Maar elk in zijn eigen speciale afdeling:
- de eersteling Christus,
- dan degenen die bij Christus horen, in zijn aanwezigheid (Grieks: parousia);
- dan [die übrigen bei der] Voltooiing,
wanneer Hij het koningschap overdraagt aan Zijn God en Vader,
wanneer Hij elke suzereiniteit, elke autoriteit en macht zal afschaffen.
Want Hij moet als Koning regeren,
totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten zal leggen.
De laatste vijand die verdreven moet worden is de dood (2Tim 1,10).
Want Hij heeft alles aan Hem ondergeschikt gemaakt: onder Zijn voeten.
Wanneer Hij dan zegt: “Alles is ondergeschikt gemaakt!”,
is het duidelijk dat God is uitgesloten,
die het universum aan Hem ondergeschikt maakte.
Maar als het universum ondergeschikt is aan Hem,
dan zal de Zoon zelf er ook ondergeschikt aan zijn,
die het universum aan Hem ondergeschikt maakte,
zodat God alles in allen is”.
Paulus stelt duidelijk Gods werk in Christus centraal. Christus is de eersteling van hen die ontslapen zijn, die uit de dood zijn opgewekt. In relatie tot een “normale” wederopstanding is deze bewering niet waar. Want Lazarus, bijvoorbeeld, of het dochtertje van Jaïrus werden ook al eerder opgewekt, evenals vele anderen. Christus is de eersteling van hen die ontslapen zijn in een speciale betekenis: Hij werd opgewekt tot een onverbrekelijk leven. Hij kan niet langer sterven. Jezus is degene die vandaag de dag als enige onsterfelijkheid heeft (1Tim 6,16).
Van wederopstanding tot animatie
Dit wordt nu niet meer simpelweg resurrect of raise genoemd, maar er wordt een nieuw woord gebruikt: levend maken. Deze opstanding tot een onsterfelijk leven is een tot leven wekken. Daar is Christus de eersteling, en daarvan wordt getuigd:
“Want zoals in Adam allen sterven, zo zullen in Christus allen levend gemaakt worden.”
1Cor 15,22
Het tot leven wekken van alle mensen die in Adam stierven is alleen mogelijk door Christus. De uitdrukkingen “in Adam” en “in Christus” wijzen op de insluiting van alle mensen. Allen waren inbegrepen in Adam, en dezelfde “allen” zullen inbegrepen zijn in Christus. Wat er door Adam is gebeurd, wordt meer dan goedgemaakt door Christus.
Het is veelzeggend dat er in deze context geen voorbehoud wordt gemaakt. De tekst wordt vaak zo geïnterpreteerd dat “in Christus” alleen verwijst naar gelovigen. Ongetwijfeld zullen alle mensen dan gelovig zijn. Maar dat is niet het punt in de context. “In Christus” in 1Cor 15:22 heeft niet de betekenis “gelovigen”, maar “in Adam” en “in Christus” vormen een contrast. Ze zijn representatief voor de hele mensheid. Wat door Adam gebeurde, gebeurt nu door Christus. Het beïnvloedt altijd alle mensen. Gezien de context kan deze uitspraak niet worden beperkt.
Elk op hun eigen speciale afdeling
Het tot leven brengen gebeurt in 3 secties of compartimenten:
- Christus eerst
- Dan degenen die bij Christus horen (kerk + gelovigen uit Israël)
- Dan de voltooiing (van levend gemaakt worden).
De derde sectie wordt vaak vergeten. Maar dan pas wordt de uitspraak vervuld dat allen die in Adam zijn ook levend gemaakt zullen worden in Christus. Voltooiing verwijst naar levend maken. Wanneer dit precies gebeurt, is het onderwerp van de volgende verzen. Hier lezen we de volgorde van argumentatie geïntroduceerd met woorden als “als”, “dan” en “zodat”.
Dit is de breedste visie die ons in de Bijbel wordt gegeven.
Paulus legt dus in detail uit wanneer de voleinding van het levend gemaakt worden plaatsvindt en wat er allemaal voor die tijd moet gebeuren. Het uiteindelijke doel is ook duidelijk geformuleerd: God zal alles in allen zijn. Maar dat zal Hij pas helemaal aan het einde doen. Dat gebeurt alleen als de dood wordt afgedaan als de laatste vijand. Want dan kan de voltooiing van het levend maken plaatsvinden. Alleen dan kan God ook alles in allen worden. Het is God die alles levend maakt (1Tim 3:13). Wanneer de dood is verworpen, heeft hij niet langer macht over de doden. Er komt leven uit voort. Het levend maken vindt plaats, zoals Paulus het beschrijft aan Timoteüs:
“… Christus Jezus… die de dood afschaft en daarvoor in de plaats leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt door het evangelie, waarvoor ik als heraut, apostel en leraar van de volken ben aangesteld.”
2Tim 1:10-11
Dit zal de voorwaarde zijn voor elke knie om zich te buigen, de hemelse, de aardse en de ondergrondse, en elke tong om eer te bewijzen: Heer is Jezus Christus, tot eer van God de Vader (F 2:9-11). Met de opstanding wordt ook de gerechtigheid van God bevestigd (Rom 4:25) en vindt de rechtvaardiging van allen plaats (Rom 5:18). Pas wanneer dit alles door Christus is bereikt, zal Hij het Koninkrijk overdragen aan Zijn God en Vader. Alleen dan zal God alles in allen kunnen zijn. Dit is de breedste visie die ons in de Bijbel wordt gegeven.
Op een dag zal God alles in allen zijn. Dit is het verklaarde doel van God, zoals we erover lezen in de Bijbel. Hij zal dit bereiken omdat Hij niet afhankelijk is van mensen (dit is toch precies wat Hem God maakt?). Vandaag wil God al alles in ons worden. Als we ons afstemmen op Zijn doel, zullen we niet alleen onszelf gezegend zien, maar de hele schepping. Met het oog op dit doel kunnen we vandaag niet alleen dankbaar leven, maar ons ook op dit doel afstemmen.