Gebed perplexiteit

Weet je wat we moeten bidden? Eerlijk gezegd weet ik het vaak niet. Door sommige ervaringen blijven woorden in mijn keel steken. Ik wil me graag tot mijn God en Vader wenden, maar ik sta meestal met lege handen en zonder woorden. Paulus schrijft in de Brief aan de Romeinen:

“… Want wij weten niet wat wij moeten vragen…”
Rom 8,26 Rev. Elbf.

Deze uitspraak staat natuurlijk niet op zichzelf. We kunnen zo’n tekst niet zomaar uit zijn verband rukken en willekeurig interpreteren. Paulus, als een apostel die door God geroepen is (Rom 1:1), weet echter ook niet alles. Als je misschien gewend bent dat sommige gelovigen “alles lijken te weten”, dan neemt Paulus een andere positie in en zegt hij ondubbelzinnig dat hij iets niet weet. En hij is niet de enige die iets niet weet. Hij zegt specifiek: “we weten het niet”. Hieronder verstaat hij ook de gelovigen. Het is een verklaring over de huidige staat van het geloof, maar ook een weerspiegeling van het echte leven. Ik vind dat verbazingwekkend. Het raakt hem en het raakt ook de gemeenschappen waar mensen uit alle lagen van de bevolking samenkomen.

Paulus zegt niet dat je niet kunt weten – hij is geen agnosticus. Er is maar één ding dat hij niet weet en dat beschrijft hij hier in de Brief aan de Romeinen. Daar komen we zo op. Over het algemeen bewegen we ons waarschijnlijk tussen “alles weten” en “niets weten”. Dat is wat ons menselijk maakt. We zijn beperkt in ons begrip. We weten bijvoorbeeld niet wat morgen zal brengen. Iets dat we weten, iets anders dat we niet weten. Omdat dit zo is, kunnen we ook leren, is er groei en ontwikkeling. Teruggebracht tot een specifiek punt in de tijd kunnen we ons echter realiseren dat we nu niet alles weten. Dit geldt ook voor gebed en het kan gelijk staan aan bevrijding.

Gebed voor de bediening

Mensen praten met God. Gebed is de natuurlijke wending van een persoon naar God. Er zijn talloze voorbeelden hiervan in de Schrift. We weten van Jezus dat Hij zich steeds weer terugtrok om te bidden:

“In die dagen gebeurde het dat Hij [Jesus] een berg opging om te bidden; en de hele nacht waakte Hij in gebed tot God”.
Lc 6,12 KNT

Na de nacht in gebed te hebben doorgebracht, werden de 12 apostelen de volgende dag gekozen (Lc 6:13). Gebed was de voorbereiding hierop. Het was een “wakker worden” in gebed tot God. Hoe dit precies gebeurde wordt niet gerapporteerd, maar het is deze dialoog met God, een luisteren en God daarin de ruimte geven, zodat ook instructies voor komende taken werden ontvangen.

Toen Petrus gevangen werd genomen, werd er gezegd dat de kerk zich “vurig” tot God wendde om voor hem te bidden. Hier wordt voor iemand gebeden, waarschijnlijk ook met het oog op Petrus’ bediening en de taak die hij vervulde in de kerk in Jeruzalem.

“Daarom werd Petrus ondertussen in de gevangenis gehouden, terwijl er door de uitgeschakelde gemeente vurig tot God voor hem werd gebeden.”
Handelingen 12:5 KNT

Paulus schrijft aan de Romeinen dat zij ook voor hem mogen bidden, sprekend over zijn bediening:

“Maar ik beloof u, mijn broeders, door onze Heer Jezus Christus en door de liefde van de Geest, om met mij te worstelen tot God in gebeden voor mij, dat ik geboren mag worden voor de overwinnaars in Judea, en dat mijn dienst aan Jeruzalem aanvaardbaar mag zijn voor de heiligen daar, opdat ik door Gods wil met vreugde tot u mag komen en rust bij u mag vinden.”
Rom 15:30-32 KNT

Wat opvalt in deze selectie is de vermelding specifiek voor het uitoefenen van een bediening, in lijn met Gods werk. Het is echter niet altijd zo vanzelfsprekend en soms hebben we zelf heel eenvoudige wensen die helemaal niets te maken hebben met uitstaande taken. Soms is het de dankzegging van een overlopend hart, soms is het de verwondering over Gods werk of de schreeuw uit diepe nood. Dit alles behoort ons toe en vindt een passende uitdrukking in gebed.

Verwoording en magisch denken

Hoe bidden we? Ik heb al heel andere ervaringen gehad. Zo verschillend als deze ervaringen waren, zo verschillend was ook het begrip van Gods werk erachter. Sommigen zwijgen omdat in de stilte de ontmoeting ligt. Anderen praten omdat krachtig gebed veel lijkt te kunnen doen. Ik hoorde vaak een stortvloed van woorden, zelfs van mezelf, totdat het me op een dag dwaas leek. God weet toch wat we nodig hebben voordat we het zeggen?

“En het zal geschieden: Voordat zij roepen, zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zal Ik horen.”
Jesaja 65:24

“God, je Vader, weet wat je nodig hebt voordat je het Hem vraagt.”
Mt 6,8 KNT

Het ligt dus zeker niet aan de woordenstroom of God ons hoort of niet. Het is niet de hoeveelheid woorden, het is niet de duur van het gebed, het is niet de voortdurende smeekbede die God “in beweging zet”. Het is niet in een stortvloed van woorden dat God ons aanvaardt in onze smeekbeden. Hij is God en staat ver boven zulke opvattingen.

God aanvaardt ons zelfs voordat we bidden. Het gaat er zeker niet om of we “goed” of “fout” bidden, iets doen of niet doen. Degenen die dat denken hebben een magische denkwijze, alsof Gods arm bewogen kan worden als we op deze of gene “knop” drukken. Zelfs degenen die met de beste bedoelingen naar bepaalde Bijbelverzen verwijzen om Gods activiteit “op te roepen”, hebben geen relatie. Jezus heeft nooit zoiets geprobeerd. Hij waakte in gebed voor onderricht, om zijn hart en angst in gebed voor Hem uit te storten (Mt 26:36-46). Jezus onderwierp zich in de eerste plaats aan Gods wil:

“En Hij ging een stukje verder, viel op Zijn aangezicht en bad: “Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan! Niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt!”.
Mt 26,39

Dat was een eenvoudig gebed. Het was geen stortvloed van woorden, zoals ik keer op keer heb gehoord in gebedsbijeenkomsten en op vele andere plaatsen, noch was het een oproep tot Gods tussenkomst. Jezus ging de relatie aan. Al het andere legt Hij terug in de handen van Zijn Vader.

We weten niet wat we moeten bidden

Als Paulus in Romeinen 8 zegt dat we niet weten wat we moeten bidden, dan komt deze uitspraak aan het einde van 8 hoofdstukken waarin de apostel de basisprincipes van het evangelie uitlegt. De ups en downs van de menselijke natuur zijn al behandeld, evenals Gods rechtvaardigheid, de verzoening, de betekenis van Zijn genade en de implicaties in onze levens. Aan het einde van dit hoofdstuk culmineert de verklaring in de volgende samenvatting:

“Wat zullen we hierop zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Hij, die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, hoe zal Hij ook met Hem ons niet al deze dingen in genade schenken? Wie zal de uitverkorenen van God beschuldigen? God, de Rechtvaardiger? Wie zou hen moeten veroordelen? Christus Jezus, die gestorven en uit de doden opgewekt is, die aan de rechterhand van God is, die ook voor ons pleit? Wat zal ons scheiden van de liefde van God die in Christus Jezus is? Verdrukking of druk en vervolging, honger of naaktheid, gevaar of zwaard? (…) Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch boodschappers, noch overheden, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch machten, noch hoogte, noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer.”
Rom 8:31-39

Het is een enorm vooruitzicht, een duizelingwekkend alomvattend vertrouwen in Gods werk. Dit is de kern van de Brief aan de Romeinen, de samenvatting van alles wat Paulus de Romeinen wil zeggen over het evangelie. God is er voor ons. Christus is het bewijs. Niets zal ons van God kunnen scheiden. Zijn uitspraak dat we niet weten wat we moeten bidden ligt op de weg die naar deze uitspraak leidt.

Je zou eigenlijk de Brief aan de Romeinen tot dit punt moeten lezen om stap voor stap de rijkdom ervan te ontdekken. Helaas is daar niet genoeg ruimte voor in deze korte recensie. We kunnen op zijn minst enkele van dezelfde hoofdstukken benadrukken als suggestie voor onze eigen reflectie. Zo schrijft Paulus:

“Want jullie hebben niet de geest van slavernij ontvangen, opnieuw om te vrezen, maar jullie hebben de geest van het zoonschap ontvangen, waarin we luid roepen: Abba, Vader! – De Geest zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn …”
Rom 8:15-16

Gods Geest getuigt met onze geest dat we kinderen van God zijn. We erkennen onszelf als deel van de familie van God. Het komt tot een ontmoeting met de levende God, tot het besef van Zijn genade in Christus Jezus. Meteen daarna beschrijft de apostel echter onze positie in deze wereld. Ondanks onze hoge positie in het Zoonschap staan we in een wereld vol lijden. Wijzelf hebben geen geest van slavernij, maar de wereld is in een slavernij van vergankelijkheid. Terwijl onze geest bevrijd mag worden, staan we aan de andere kant net zo stevig in en op deze wereld. Beide zijn waar. Paulus is hier heel nuchter in. De wereld zucht en heeft weeën, net als wijzelf, om bevrijd te worden uit deze slavernij (Rom 8:21-22). Er is al veel in zicht, maar bevrijding is er nog niet. Er is een verwachting, maar nog geen vervulling.

Tegen deze achtergrond wordt nu gezegd:

“Maar op dezelfde manier helpt de Geest ook onze zwakheid; want wat we zouden moeten bidden (in overeenstemming met wat moet zijn) weten we niet, maar de Geest zelf gebruikt Zich voor ons met onuitgesproken gekreun.”
Rom 8:26

We weten niet waarvoor we moeten bidden, omdat we niets echt kunnen waarderen in het aangezicht van deze wereld en het vele lijden daarin. Het gaat onze verbeelding te boven. We kunnen andere mensen helpen, we kunnen een positieve bijdrage leveren, maar als het aankomt op wat er echt aan de hand is, wat er nodig is, weten we het niet. We hebben geen idee. En deze houding past bij ons. We missen het overzicht. We weten niet wat er in het grote weefsel van de wereldgeschiedenis moet zitten.

Leg alles in Gods handen

We staan als veel kleinere mensen in het hier en nu. Woorden noch magisch denken zullen helpen. Dit is gewoon proberen om God te controleren. Dit werkt echter niet. We weten niet wat morgen echt het beste zal zijn. We missen de woorden voor onze eigen nood en voor de nood van de wereld. Maar we hebben een trooster en een steun van God zelf. Want Gods Geest gebruikt Zichzelf voor ons, staat er, “met onuitgesproken gekerm”. Dat heeft iets troostends. Omdat niet alles gezegd kan worden. Zelfs Gods Geest kan of wil niet alles zeggen. Zelfs de Geest zelf pleit voor ons met onuitgesproken gekreun.

Op dit moment kunnen we leren om los te laten. Wanneer woorden tekortschieten, wanneer de vooruitzichten somber lijken, wanneer ontberingen onze kracht te boven gaan, wanneer onze wijsheid niet genoeg is voor de uitdagingen op onze weg, dan gebruikt de Geest Zichzelf voor ons. Nu Paulus deze woorden heeft uitgesproken, begint hij met de samenvatting. Hij wil duidelijk maken dat God er voor ons is. Daar wordt het lijden van deze wereld veilig opgeheven, want God werkt naar een doel toe, namelijk “dat ook de schepping zelf bevrijd wordt uit de slavernij van het verderf tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God” (Rom 8:21).

God is voor ons, nooit tegen ons. God is er voor jou en mij en Hij zal alles uitwerken naar Zijn liefde in Christus Jezus.