Zoeter dan honing

“Hoe zoet zijn uw woorden voor mijn gehemelte, meer dan honing voor mijn mond!”
(Ps 119:103, Ds. Elbf.)

De Bijbel is rijk aan figuurlijke taal en stijlfiguren. We gebruiken zelf ook vaak figuurlijke vergelijkingen in onze taal. Ze helpen ons om emoties over te brengen of ze verdiepen de uitspraak. Het citaat uit de Psalm hierboven zegt: “Hoe zoet zijn… uw woorden”. Natuurlijk zijn woorden niet echt zoet. Dat is een visuele taal. We kunnen alleen woorden horen, nooit proeven.

De psalmschrijver gebruikt deze beeldspraak om iets te zeggen over Gods woord. Het is hier niet letterlijk bedoeld. We begrijpen intuïtief dat hij hier iets positiefs uitdrukt. De zoetheid is aangenaam, het doet hem goed. Om de vergelijking nog duidelijker en ook persoonlijker uit te drukken, zegt hij “hoe zoet voor mijn gehemelte zijn jouw woorden . Het is een uitbreiding van de verklaring – met behulp van een ander beeld. Het gehemelte staat metaforisch voor de hele persoon van de schrijver. Gods woord is goed voor hem als mens, zoals zoetigheid goed is voor het gehemelte.

In het tweede deel van de zin wordt de vergelijking nog verder doorgetrokken en versterkt:

A. “Hoe zoet voor mijn gehemelte zijn uw woorden,
B. Meer dan honing voor mijn mond!”

Zoetheid wordt vergeleken met honing in de tweede regel. De verbetering zegt: Zoet voor mijn gehemelte zijn uw woorden, meer dan honing voor mijn mond. Nog zoeter dan honing zijn Gods woorden. Dit kan niet verder verhoogd worden (zie ook Prov 16:24).

Als je zo over de Bijbel denkt, dan is dat een grote rijkdom. De vergelijking met honing is figuurlijk, en dit vers wordt in sommige Joodse tradities ook letterlijk gebruikt als voorbeeld om kinderen de waarde van Gods woord te leren. De studie van de Torah en het leren van de Hebreeuwse taal begint rond de leeftijd van acht jaar. Dit begin wordt gevierd met een klein ritueel. De woorden van dit vers zijn in hout gekerfd. De scheur wordt ingesmeerd met honing en de kinderen mogen dit oplikken, wat ze vast graag doen. Hierop kan goed worden gezegd: “Zo zoet als dit smaakt, zo goed is Gods woord”. Op deze manier vond een alledaags voedingsmiddel zijn weg naar de Bijbel als beeldtaal en werd van daaruit als voorbeeld teruggebracht naar het dagelijks leven.

Niet alles is letterlijk

De Bijbel als Gods Woord is betrouwbaar, maar niet alles is letterlijk waar. Dit is ook niet het geval in onze dagelijkse taal. Figuurlijke taal en stijlfiguren leggen belangrijke verbanden op een symbolische manier uit, maar moeten niet verward worden met de essentie. Het voorbeeld hierboven gaat niet over honing en zeker niet over bijenteelt.

Opmerking: Beeldspraak legt het hoofdthema uit, maar is nooit het hoofdthema.

Voorbeelden

“Een land overvloeiend van melk en honing”.
Deut 27:3

Melk en honing symboliseren de vruchtbaarheid van het land en leggen indirect uit dat het een goede plek is om te leven.

Maar het zou niet moeten betekenen (zoals ik iemand heb gekend) dat je als christen alleen van melk en honing zou moeten leven. Als ik de woorden uit hun context haal en ze letterlijk interpreteer, verliezen ze hun oorspronkelijke betekenis. De tekst wordt slechts een projectiescherm. De manier waarop deze man te werk ging, ging enerzijds voorbij aan de beeldspraak en anderzijds aan de context, die spreekt over een belofte voor Israël en over een concreet land. Wanneer dit gebeurt in het geloofsleven, wordt vertrouwen vervangen door projectie.

Figuurlijke taal is een rijkdom van onze taal. We denken in beelden, trekken vergelijkingen, leggen beeldend uit. Dit alles maakt onze taal levendig. Beeldtaal mag niet tot verkeerde conclusies leiden. Om de rijkdom van de visuele taal te benutten, is het de moeite waard om over deze dingen na te denken. Hier is nog een voorbeeld:

“Een lamp voor mijn voet is uw woord, een licht op mijn pad.”
Ps 119:105

De Bijbel geeft “licht” voor onze dagelijkse “wandel”, helpt ons om ons leven te leiden. De beeldspraak zegt ook dat we onze weg goed kunnen verlichten in de donkere “nacht”. Maar dit vers zegt niet dat het Woord (de Bijbel bestond nog niet!) een concrete lamp is.

Metaforen

Beroemd zijn de acht “Ik ben” woorden uit het Evangelie van Johannes:

  1. “Ik ben het brood des levens” (Joh 6:35 Joh 6:48)
  2. “Ik ben het brood uit de hemel” (Joh 6:41)
  3. “Ik ben het licht van de wereld”(Joh 8:12 en Joh 9:5)
  4. “Ik ben de deur”(Joh 10:7)
  5. “Ik ben de goede herder”(Joh 10:11).
  6. “Ik ben de opstanding en het leven”(Joh 11:25)
  7. “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”(Joh 14:6)
  8. “Ik ben de ware wijnstok”(Joh 15:1)

Het zijn metaforen. Dit soort stijlfiguren verklaren contexten en functies. Ze symboliseren belangrijke uitspraken. Letterlijk: Jezus is geen stuk brood, Hij is geen deur, en voor zover we weten oefende Hij het beroep van herder niet uit. De beeldspraak zegt iets over Jezus. Figuurlijke taal kan in een paar woorden het thema aangeven.

Als Jezus zegt: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven”, dan zijn dat geen afzonderlijke delen, maar horen ze bij elkaar. Het is een enkele verklaring. Als we goed luisteren, zegt Jezus: “Ik ben de ware weg naar het leven” (stijlfiguur Hendiatris, “Eén tot en met drie”). Het is een samengestelde verklaring met slechts één thema.

Er zijn ook verschillende metaforen van God zelf, bijvoorbeeld:

  • “God is licht”(1Joh 1,5)
  • “God is liefde”(1Joh 4:8 1Joh 4:16)

In al deze metaforen wordt het werkwoord “zijn” gebruikt als een schakel. Dit is niet altijd het geval in het Grieks. Als het gaat om een vergelijking, zoals hier met de metaforen, wordt het werkwoord gebruikt (“Ik ben…” en“God is…”). Maar er zijn gevallen waarin het werkwoord ontbreekt. Dan is het niet langer een kwestie van vergelijking, maar van een directe verklaring, van essentie, zogezegd. Dit kan niet worden weergegeven in de Duitse taal omdat het woord “sein” hier altijd wordt gebruikt, zelfs als het in het Grieks ontbreekt. Laten we eens kijken naar zo’n geval:

  • “God [ist]Geest”(Johannes 4:24).

Dat is geen vergelijking. Dit gaat niet over een functie, maar over de essentie. In het Grieks betekent het “God Geest”. Het werkwoord “zijn” ontbreekt, wat een gelijkheid van essentie uitdrukt. God is in wezen geest. In het Grieks is er geen werkwoord nodig. Het wordt “vaak weggelaten, behalve wanneer het gebruikt wordt om een metafoor uit te drukken, zoals in ‘Dit is mijn lichaam’. Als het aanwezig is, is het meestal een aanwijzing dat de uitspraak figuurlijk en niet letterlijk moet worden opgevat” (De Heilige Schrift Concordante Versie, I, Lexicon en Concordantie, pagina 28, gr. “eimi“).

Als er nu staat “God is licht”, dan is dat een metafoor, een vergelijking die we zo lezen: “God is als licht”. Als we lezen “God is liefde”, dan begrijpen we “God is als liefde”. Want: het is geen lamp en het is geen gevoel. Als we onze God ergens mee willen vergelijken, dan is het met licht of liefde. Overal waar in het Grieks het werkwoord “zijn” wordt gebruikt in een samenstelling, is het een vergelijking en kunnen we het mentaal aanvullen met “zoals”. Het drukt kwaliteiten van God uit. Maar wat Hij in wezen is, dat is “geest”.

Voorbeelden

Een goed begrip van figuurlijke taal en stijlfiguren kan ook helpen bij het evalueren van doctrines.

Voorbeeld 1: Leer van de transsubstantiatie

Een voorbeeld is de doctrine van transsubstantiatie (een echte tongbreker en perfect voor een woordspeling) van de katholieke kerk. Hier wordt aangenomen dat in het Avondmaal (Eucharistie) de hostie wordt “veranderd” in het lichaam van Christus en de wijn in het bloed van Christus. Volgens hen is er een transformatie van substantie. De doctrine werd als dogma gecodificeerd in het Concilie van Trente, dat in verschillende fasen plaatsvond tussen 1545 en 1563. De tekst luidde:

“Laat hij die zegt dat in het allerheiligste sacrament van de Eucharistie, samen met het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus, de substantie van het brood en de wijn overblijft, en die de wonderbaarlijke en unieke transformatie van de hele substantie van het brood in het lichaam en van de hele substantie van de wijn in het bloed ontkent, waarbij alleen de vormen van brood en wijn overblijven, aangeklaagd worden met anathema.” (Bron: Wikipedia)

Hier wordt zonder meer verklaard dat iedereen die deze transformatie ontkent, wordt onderworpen aan het “anathema”, d.w.z. gezien als ketter en geëxcommuniceerd. Zo gaat dat met gemeenteraden. Laten we deze leer nu toetsen aan de Bijbel. Er is hier een incident dat als basis moet worden genomen. Het is de uitspraak van Jezus:

“Terwijl zij nu aten, nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan de discipelen, zeggende: Neemt, eet. Dit is mijn lichaam. En Hij nam de beker en dankte die, en gaf hem hun, zeggende: Drinkt allen daaruit. Want dit is mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden.”
Mt 26,26-28

De vraag hier is: Is dit een metafoor, of is dit een consubstantialiteit? Is het brood als zijn lichaam en de wijn als zijn bloed – dat wil zeggen een symbool – of bedoelt Jezus dat het brood en de wijn werden “getransformeerd” in lichaam en bloed? Daarom de al te absurde vraag: Dronk Jezus zijn eigen bloed? Dit kan nu worden bepaald.

We hebben gevonden: Er is sprake van een metafoor wanneer het werkwoord “zijn” wordt gebruikt. Er is een identiteit van essentie als het werkwoord ontbreekt. In deze woorden van Jezus werd het werkwoord zijn gebruikt. Het gaat om een vergelijking. Daarom verwerp ik persoonlijk de doctrine van substantie-transformatie. Er is sprake van een verkeerde interpretatie van de stijlfiguur. Brood en wijn zijn slechts symbolen omdat het metaforen zijn. Dit kan verder worden gestaafd door het gebruik van het werkwoord “zijn”.

Voorbeeld 2: De holle aarde

Het verkeerd interpreteren van figuurlijke taal en stijlfiguren komt ook voor in andere leringen. Een van deze leerstellingen is de doctrine van de holle aarde. Dit is echt bizar. Ik heb er verschillende boeken over gelezen en gesproken met mensen die deze visie als de juiste beschouwen. Het wordt gepropageerd als een “bijbels universum” en wordt verondersteld de Bijbel in het juiste licht te plaatsen, meer dan welke andere visie dan ook. De meter is verkrijgbaar in verschillende varianten.

De eerste variant gaat als volgt: De aarde is niet langer een schijf, en het is waar dat ze rond is, maar… we lopen niet aan de buitenkant, maar aan de binnenkant. De aarde is hol en het hele universum is als het ware ingesloten in deze bol, met de hemel en Gods troon in het midden. Het is een gesloten universum. Dus voor ons om te visualiseren zou Australië niet “Down-Under” zijn, maar “Up-Above”. Een echt ongewoon uitzicht! Hoe dichter je bij de hemel komt, hoe meer je krimpt, zodat er zelfs genoeg ruimte is voor maanlandingen en dergelijke, omdat de planeten nog steeds tussen de hemel en de aarde vliegen. Deze zienswijze wordt waarschijnlijk gerechtvaardigd door Bijbelverzen. We komen er wel.

Voor zover bijbelpassages worden geciteerd, gaat het bijna zonder uitzondering om figuurlijk taalgebruik dat letterlijk wordt geïnterpreteerd, bijvoorbeeld:

“En God zei: Laat er lichten zijn in de uitgestrektheid van de hemel”.
Gen 1:14

De interpretatie betekent dan dat het gaat om lichten die vastzitten aan een vaste hemelvlakte. Lampen hangen als het ware aan het plafond. Je kunt je voorstellen dat andere aanwijzingen over de hemel en de aarde net zo concreet zijn. De conclusie van alle gevolgtrekkingen is dan dat de aarde hol is, met God in het centrum, en dat wij rondom aan de binnenkant van de bol lopen. Maar het zijn gevolgtrekkingen, want nergens wordt de aarde beschreven als hol.

Hoe lezen we de Bijbel als we zulke dingen horen? Het bijbelse verhaal is voor mij feitelijk correct. Het is echter geen poging tot wetenschappelijke beschrijving. Er staat hier niet: “Ik zal je nu objectief wetenschappelijk uitleggen hoe het universum werkt”, maar er is een heel andere kwestie aan de orde. Het thema is dat God lichten in het leven roept door Zijn Woord. Hij handelt. Vanuit ons standpunt op aarde wordt terecht opgemerkt dat de lichten “in” de uitgestrektheid van de hemel zijn (hb. b-rqi, “in” de uitgestrektheid, d.w.z. niet “aan” de uitgestrektheid). Dat is onze perceptie.

Deze woorden leggen iets uit over de oorsprong van onze wereld, maar het onderwerp is God zelf. De eerste woorden van de Bijbel zijn “In den beginne schiep God”. Dit zegt waar het allemaal om draait. Het gaat over God. Hij staat centraal in deze zin. En de schepping, waarin wij staan, vertelt over Hem(Rom 1:20). Dat is de link met onze werkelijkheid. De schrijver van de Psalmen zegt: “De hemelen vertellen de heerlijkheid van God, en het uitspansel verkondigt het werk van zijn handen”.(Ps 19:2). Dit is beeldspraak, geen wetenschappelijke verklaring – en zo moeten we het ook opvatten.

De tweede variant ziet de aarde ook als rond, en we lopen eigenlijk aan de buitenkant, maar aan de binnenkant lopen anderen weer. De aarde is hol, maar bewoond. Het zou een binnenwereld van de Aarde zijn, met twee ingangen, één op de Noordpool en één op de Zuidpool. Op Google Earth zijn een paar kloven gemarkeerd als toegangspoorten tot de binnenwereld. Verbeelding kent geen grenzen. In de context van onze beschouwing is het de vraag of we deze overwegingen kunnen herkennen en beoordelen als afwijkend.

De laatste opvatting wordt ook bijzonder sterk bepleit door een mormoon. Een buitengewone combinatie, versterkt door het feit dat deze man een andere doctrine voorstaat, die van de British Israel Movement, volgens welke alle westerse volken de verloren stammen van het volk Israël zouden moeten zijn. Hij heeft daarom zijn eigen stamboom getraceerd tot aan de Vikingen. Voorkomen is beter dan genezen.

Niet overal waar “Bijbels” op staat, staat ook echt Bijbel in.

Waarom geef ik deze voorbeelden? Niet alles waar bijbels op staat, is ook echt bijbels. Bij de tweede variant is het speculatieve karakter gemakkelijk te doorzien. Maar de eerste variant roept ook vraagtekens op. Beide varianten leiden niet naar Christus. We moeten dit herkennen: Ze richten zich op iets anders, namelijk een aanname over deze wereld. Het is meer een wereldbeeld dan een Christusbeeld en dat zou ons alert moeten maken.

Figuurlijke spraak

Er zijn nog veel meer voorbeelden van visuele talen. Ze gaan de lengte van dit artikel te boven. Daarom moeten er maar een paar dingen worden genoemd. We vinden vaak informatie in de Bijbel die overeenkomt met onze menselijke waarneming. Bijvoorbeeld in het volgende verslag uit de Handelingen van de Apostelen, waar Paulus op weg naar Rome per schip in een storm terechtkwam:

“Maar toen de veertiende nacht was aangebroken en we in de Adriatische Zee dobberden, dachten de matrozen tegen middernacht dat land hen naderde.”
Handelingen 27:27

In werkelijkheid zal het waarschijnlijk andersom zijn geweest: Niet het land naderde het schip, maar het schip naderde het land. Voor de mensen op het schip doemde het land echter op aan de horizon, steeds dichterbij komend. Vanuit het oogpunt van perceptie was de verklaring correct. Objectief gezien was de uitspraak echter verkeerd. Het is vergelijkbaar met andere bijbelpassages.

Laten we ons tijdens het lezen voorstellen hoe de mensen die de bijbelse woorden opschreven het zagen. De tekst vertelt. Om aan te nemen dat er “verborgen waarheden” in zitten en dat we “op zoek moeten gaan naar de waarheid achter de woorden” is net zo vergezocht als aannemen dat woorden een magische kwaliteit hebben en daarom altijd en overal “letterlijk” genomen moeten worden. Als we de tekst eerst lezen als een verslag of tekst die geschreven is voor andere gewone mensen, dan kunnen we luisteren, in gedachten houdend dat er steeds weer figuurlijke taal wordt gebruikt, die we niet moeten vervormen als “letterlijk”.

Bovendien moeten we niet verder gaan dan wat er staat, want er wordt gezegd:

“Veroordeel dus niets voor de tijd, totdat de Heer komt, die zelfs de verborgen dingen van de duisternis aan het licht zal brengen en de bedoelingen van de harten zal onthullen! En dan zal iedereen zijn lof van God krijgen. Dit nu, broeders, heb ik om uwentwil aan mijzelf en Apollos medegedeeld, opdat gij in ons leert niet verder te denken dan wat geschreven staat, opdat gij u niet ophitst tegenover elkander.”
1Cor 4,5-6

Verdieping

Vragen voor het gesprek

  • Heb je ooit gehoord over figuurlijke taal in de Bijbel?
  • Lees de fabel van Jotam(Ri 9:7-21) en bespreek de figuurlijke taal (Wat is figuurlijk, wat is letterlijk? Hoe begrepen de luisteraars het?)
  • Als Paulus schrijft “niet verder te denken dan wat geschreven staat”(1Cor 4:5-6), wat bedoelde hij dan?
  • Sommige mensen raken in de war als je het hebt over figuurlijke taal. Men is bang dat de Bijbel niet betrouwbaar is. Differentiatie is hier nodig. Vertel hoe de betrouwbaarheid van de Bijbel en het thema van figuurlijke taal bij elkaar passen.
  • Andere mensen wantrouwen de Bijbel fundamenteel en verklaren de hele Bijbel kortweg tot figuurlijke taal. Dit bevrijdt ons natuurlijk van elke uitdaging vanuit Gods Woord – het relativeert allemaal tot legenden en mythen. Vertel waarom ook hier een duidelijk onderscheid nodig is.
  • Waarom is figuurlijke taal in de Bijbel een verrijking voor Bijbellezen?

Leestip

E.W. Bullinger, Spraakfiguren.
Standaardwerk over stijlfiguren en figuurlijk taalgebruik in de Bijbel.
Online beschikbaar of als boek.