Hoe we de Bijbel vandaag de dag lezen en begrijpen is anders dan 100 jaar geleden. Hoe we ze nu lezen is ook anders dan in andere gemeenschappen. Dat zie je alleen als je verschillende christelijke gemeenschappen van binnenuit leert kennen. Niemand van ons gelooft in een vacuüm, maar we worden beïnvloed door vele ontwikkelingen en door onze omgeving. Daarom “voelt” elke denominatie een beetje anders en zijn er verschillende manifestaties in verschillende landen en culturen. Hetzelfde geldt voor het begrip van geloof door de eeuwen heen. Degenen die zichzelf tegenwoordig beschouwen als “trouw aan de Bijbel” staan met hun denken in een traditie en standpunt dat pas sinds de 19e eeuw bestaat.

Verschillende christelijke culturen

Uitnodiging voor een Arabische gemeenschap

In het voorjaar van 1982 woonde ik samen met anderen een Bijbelstudie bij in een Arabisch dorp in het noorden van Israël. Wat ik die avond meemaakte, maakte een diepe indruk op me. Er zijn veel Arabische christenen in Israël die hun erfgoed al eeuwenlang bewaren. We kwamen bij een privéwoning. Op de begane grond was een grote ruimte voor gemeenschappelijke bijeenkomsten. Toen we aankwamen, waren er al veel.

In de kamer zaten de vrouwen (met hoofddoek) apart van de mannen. Ze hadden allemaal een Bijbel bij zich. Het was gewoon een normale avond van christelijke gemeenschap. Mensen kwamen samen om samen de Bijbel te bestuderen. Er stonden een eenvoudige tafel en een paar stoelen voor. De voorganger (of bijbelleraar) zat daar. Er was ook een vertaler voor ons. De pastoor, ik bedoel, had deze baan parttime.

De taal was Arabisch. Het is speciaal voor ons in het Frans vertaald. Ik had de twijfelachtige eer om vanuit het Frans naar het Duits of Engels te vertalen, wat voor mij als Nederlander niet gemakkelijk was. Ik heb het geprobeerd, maar faalde jammerlijk. Dat was niet essentieel. We mochten een avond lang delen in het leven van deze christelijke gemeenschap.

Ik weet niet meer wat het onderwerp was. Wat me echter bijbleef, was veel belangrijker. Voor het eerst zag ik mensen elkaar bemoedigen met een groot vertrouwen in de Bijbel. De vergadering duurde de hele avond. Er kwam een vraag uit de gemeenschap en de leraar gaf spontaan een studie door de hele Schrift. Hij wist uit zijn hoofd waar de vraag thuishoorde. Hij citeerde tientallen passages om een ontwikkeling in de Bijbel te schetsen en een genuanceerd antwoord op de vraag te geven. Zijn begrip kwam voort uit een constante en decennialange studie van de Bijbel. Het was een uitdrukking van een christelijke cultuur.

Op bezoek bij de Noren

Ongeveer twee jaar later kreeg ik een uitnodiging voor een andere Bijbelstudie, nu in Nederland. De avond werd georganiseerd door de Noorse Broeders (Noorse Beweging). Ook hier had ik een indrukwekkende ervaring. Het thema werd gegeven. De bijbelleraar toonde een verbazingwekkende kennis. De hele avond sprak en las hij uit de hele Schrift, zonder enig model.

Als er op zo’n avond een hagelbui van bijbelpassages valt, spreek je natuurlijk tot een heel kleine kring van mensen. Slechts een paar mensen kunnen dit classificeren. Een gemiddelde kerkganger zou waarschijnlijk na een kwartier gillend naar buiten zijn gerend. Maar dat is niet wat ik heb meegenomen. Het werd me duidelijk dat zijn begrip van de Bijbel gebaseerd was op tientallen jaren studie. Wat de bijbelleraar illustreerde was “zijn” christelijke cultuur en daarin lag – op een bepaalde manier – een grote rijkdom.

Vervuld door de woorden van de Bijbel

Bovenstaande ervaringen zouden aangevuld kunnen worden met andere. Ik noem ze niet omdat ik het in grote lijnen eens ben met de leer van deze groepen. Maar ik was nieuwsgierig genoeg om er gewoon heen te gaan. De ervaring liet me zien dat de omgang met de Bijbel heel anders kon zijn dan wat ik had ervaren in de kerken en vrije kerken om me heen. Dat was mijn “aha!” ervaring.

Er is niets op aanvraag dat men niet eerder in zijn eigen brein en hart heeft opgeslagen.

Het is ook bekend van andere groepen en bewegingen dat de Bijbel een belangrijke positie inneemt – veel belangrijker dan in de meeste kerken en gemeenten vandaag de dag. Men neemt de Schrift serieus, leert ervan, onderwijst ervan. Zo wordt een fundament van geloof gebouwd. Dit is echter maar één manier om het christendom te begrijpen. Ik noem dit soort omdat het nog voor de tijd van het internet was. Zo makkelijk als het tegenwoordig is om bepaalde dingen op te zoeken, zo veel moeite kostte het vroeger (daar komen we nog op). Deze mensen zagen de Bijbel als een bron van geestelijke rijkdom, namen het Woord in zich op en waren vervuld van de uitspraken van de Bijbel (vgl. Kol. 3:16). Deze rijkdom kon dus ook worden doorgegeven (Kol 3:17). Men maakt zich de Bijbel eigen, internaliseert de uitspraken. Er is niets op aanvraag dat men niet eerder in zijn eigen brein en hart heeft opgeslagen.

Deze korte verhalen en anekdotes zijn alleen maar bedoeld om te laten zien dat “onze” manier van geloven ons alleen maar iets over onszelf vertelt. De meeste christenen in het Westen leven niet in zo’n cultuur. Wat en hoe we geloven en hoe we ons christendom beleven heeft te maken met onze tijd, met onze traditie, met onze ervaringen. Nu al zijn er in dit land grote verschillen tussen kerken en vrije kerken in de manier waarop het levende geloof tot uitdrukking wordt gebracht. Dit heeft niets te maken met “goed” of “fout”, maar met “anders”. Er zijn veel meer manieren om vanuit een levend geloof te leven. Dit geldt ook expliciet voor de manier waarop we met de Bijbel omgaan en welke rol de Schrift heeft in ons geloofsbegrip. Dit is geen beoordeling of mening, maar een constatering. Dit kan ons echter wel helpen om een context te geven aan ons begrip van geloof.

Uit het hoofd leren

Ik wil kort twee andere verhalen noemen. Ze werden me verteld en ik heb ze niet zelf ervaren. Ze laten echter zien hoe je ook met de Bijbel om kunt gaan.

Een pastor vertelde bijvoorbeeld dat hij een keer door een Joodse vrouw werd geroepen. Ze had over Jezus gehoord en dat deze Jezus een Jood was. Nu wilde ze weten of dit ook voor haar mogelijk was. Wat kon de pastor over deze Jezus vertellen? De laatste vroeg of ze thuis een Bijbel had? Dan kon hij verwijzen naar passages in de Tenach (het Oude Testament). Ze antwoordde ontkennend. Toen viel er een korte stilte voordat ze zei: “Maar ik heb als kind het Boek Jesaja uit mijn hoofd geleerd” . De voorganger gebruikte vervolgens het Boek Jesaja om haar de belofte van de Messias en de verwachting van Israël uit te leggen, en wees ook op de vervulling in Jezus, zoals christenen dit erkennen.

Een andere bijbelleraar vertelde over een ontmoeting in Israël. Hij was te gast bij een Arabische vriend. Ze spraken over de Bijbel. Zijn gastheer zei toen dat hij zijn 12-jarige zoon wilde bellen. De laatste had het Evangelie van Marcus uit zijn hoofd geleerd. De zoon kwam. Er werd thee geserveerd. Daarna werd het Evangelie van Marcus voorgelezen.

Voor mij zijn dit buitengewone verhalen. Je spreekt over een cultuur die niet meer bestaat in de westerse kerken. De Bijbel werd geïnternaliseerd, of eerst (gedeeltelijk) uit het hoofd geleerd.

Toegang tot de Bijbel

Hoe de Bijbel verloren ging voor de kerk

De toegang tot de Bijbel was niet altijd hetzelfde. De eerste kerken hadden geen Bijbel zoals we die vandaag de dag kennen. In de synagogen lagen rollen met de boeken van Mozes, meestal ook andere rollen met andere boeken van de Tenach (het Oude Testament). Er was in de 1e eeuw zelfs geen consensus over welke boeken tot het Oude Testament behoorden. Het Nieuwe Testament zoals we dat nu kennen is net geschreven. Het Evangelie van Lucas en de Handelingen van de Apostelen werden geschreven in opdracht van een zekere Theophilus en Lucas had de twee boeken voor hem opgetekend. Brieven van Paulus waren in omloop, net als de andere brieven. Daarnaast waren er ook talloze “nepnieuwsberichten” in omloop. De canon van het Nieuwe Testament werd pas veel later gedefinieerd.

Er werden echter wel teksten geschreven en gelezen. Paulus vermeldt bijvoorbeeld dat hij ooit verschillende perkamenten en rollen in Troas had achtergelaten toen hij op doorreis was (2Tim 4,13). Timoteüs moest deze voor Paulus meenemen. Maar niet iedereen kon (goed) schrijven en daarom waren er in die tijd schriftgeleerden (Handelingen 19:35). Zij die niet konden lezen, konden luisteren (vgl. Rom 10:17). Iedereen die kon schrijven en lezen werd beschouwd als een geleerde. Het Griekse woord dat hiervoor gebruikt wordt in het Nieuwe Testament is grammateus. Je zou terloops kunnen spreken van “grammatici”. Het is ook de naam voor Joodse schriftgeleerden (bijv. Mt 7,29, Mt 8,19).

Toen de geestelijkheid aan belang won met de latere staatskerk, werd het lezen en bestuderen van de Bijbel in “professionele handen” gelegd. Er waren praktische problemen voor de toegang tot de Bijbel tijdens de verspreiding van de Kerk: de Kerk verspreidde zich in landen waar Hebreeuws en Grieks niet langer de lokale talen waren. Grieks, Hebreeuws en Latijn waren de talen van de geleerden. De mensen wisten er meestal de weg niet. Deze twee uitdagingen (de opkomst van een clerus en de groeiende onbekendheid met de oorspronkelijke talen) hielden de Bijbel vele eeuwen weg van de meeste gelovigen. Hier moet men in gedachten houden dat er niet alleen staatskerken waren. Door de eeuwen heen is er een levende christelijke gemeenschap geweest buiten de reguliere kerken (zie bijv. John W. Kennedy, “Torch of the Testimony”).

Tot de introductie van de boekdrukkunst en de Reformatie kon de Bijbel alleen via handgeschreven kopieën worden verspreid. Boeken waren daarom duur. Het bezitten van boeken was voorbehouden aan enkelen. Alleen geleerden, kloosters en kerken en welgestelde edelen konden zich kopieën van de Bijbel veroorloven.

Theologische discussie en de opkomst van hulpmiddelen bij de Bijbel

Theologische discussies over de Bijbel waren vaak gebaseerd op de Latijnse Vulgaat, en later steeds meer op Griekse en Hebreeuwse edities. Degenen die goed wilden argumenteren moesten ofwel een solide basis van Bijbelkennis verwerven gedurende tientallen jaren (zoals in de eerder genoemde anekdotes), of een soort gereedschap hebben om Bijbelpassages op te zoeken. Deze bestonden echter nog niet in het begin.

Pas in de 13e eeuw werd in Parijs een eerste bijbelconcordantie met de Latijnse Vulgaat gemaakt, onder Hugo van Saint-Cher (1230, gebruikt vanaf 1239). Hugh of Saint-Cher was een Dominicaanse broeder en abt in de abdij van St Jacques in Parijs. Natuurlijk was dit werk voor geleerden. De leken in de kerk, de gewone gelovigen, hadden nog lang geen eigen Bijbel die ze ook konden lezen.

Hugo de Saint-Cher. Wikimedia Commons.

Een bijbelconcordantie geeft een lijst van alle plaatsen waar een woord voorkomt in de bijbeluitgave. Na de Bijbelconcordantie bij de Latijnse editie volgde in 1437 en 1447 een Hebreeuwse Bijbelconcordantie, en in de 16. en 17e-eeuwse concordanties bij de Septuagint (de Griekse vertaling van het Oude Testament) en het Griekse Nieuwe Testament. Het is erg interessant om over deze ontwikkelingen te lezen. Voor de huidige bijdrage moeten we ons er alleen van bewust zijn dat er tot de boekdrukkunst en de Reformatie geen Bijbel was voor het gewone volk, noch hulpmiddelen voor een beter begrip.

Dus als vandaag de dag een bepaald begrip van de Bijbel wordt gecultiveerd en gelovigen bijvoorbeeld wordt aangeraden om dagelijks een stille tijd te hebben met Bijbellezen, dan is dit slechts een paar honderd jaar (!) mogelijk geweest.

Popularisering van de Bijbeltekst

Luthers vertaling maakte de Bijbel voor het eerst beschikbaar in het Duits. De eerste editie verscheen in september 1522, met alleen het Nieuwe Testament. Een volledige editie inclusief het Oude Testament moest nog enkele jaren wachten.

De boekdrukkunst revolutioneerde en populariseerde de verspreiding van teksten en maakte boeken betaalbaar voor een veel groter aantal mensen. Luthers vertaling was nog steeds gedeeltelijk gebaseerd op de Latijnse Vulgaat, die hem goed bekend was. Er was een eerste Griekse tekst, uitgegeven door Erasmus van Rotterdam en in druk verschenen. Luther had ook toegang tot verschillende Hebreeuwse teksten, maar Hebreeuws behoorde absoluut niet tot het standaardrepertoire van een theoloog. Luther maakte zich Hebreeuws eigen, voornamelijk door zelfstudie. Alles was pionierswerk en veel moest in de loop van de tijd gecorrigeerd worden. (> Meer over de Lutherbijbel).

Nu konden mensen voor het eerst zelf de Bijbel lezen. Er waren echter geen hulpmiddelen. Bijbelconcordanties zouden dat kunnen veranderen. De eerste Engelse bijbelconcordanties verschenen in de 16e eeuw. Een beroemde versie is de Crudence Condordance uit 1737. Het werk was uitgebreid, gemakkelijk toegankelijk in het Engels, maar niet zonder fouten. Herziene edities kunnen vandaag de dag nog steeds worden gekocht.

Honderd jaar later, in 1839, publiceerde George V. Wigram zijn eerste bijbelconcordantie, “The Englishman’s Greek and English Concordance to the New Testament”, en in 1843 “The Englishman’s Hebrew and Chaldee Concordance to the Old Testament”. Het zijn fenomenale werken die vandaag de dag nog steeds verkrijgbaar zijn. Ik gebruik ze zelf ook altijd. Alle voorkomens van een woord, gerangschikt naar Hebreeuwse woorden en gegroepeerd naar grammaticaal verschillende groepen, zijn hier weergegeven in het Engels. Hierdoor kan iedereen die het Engels beheerst ook woordstudies doen in het Hebreeuws en Grieks. Als je je voorstelt hoe zulke boeken zijn ontstaan, is het verbazingwekkend. Men schreef elke invoer met de hand op kaarten en ordende ze, stelde de informatie vervolgens samen in lijsten en drukte ze af.

We moeten ons hiervan bewust zijn: We zijn aangekomen in het midden van de 19e eeuw. Het is nog geen 200 jaar geleden dat zulke hulpmiddelen in grotere aantallen werden gedrukt. We leven niet alleen in een bevoorrechte tijd, maar het was onlangs ook heel anders. Sindsdien zijn er nog veel meer gereedschappen geproduceerd.

Opwekkingsbewegingen in de 19e eeuw

In 1814 begon het réveil in Zwitserland, voornamelijk in Franstalig Zwitserland. De opwekkingsbeweging binnen de gereformeerde kerken in West-Zwitserland verspreidde zich al snel naar Frankrijk. De volgelingen zagen de staatskerk als afgevallen van het ware christelijke geloof. De beweging heeft tot innovaties geleid. Als gevolg daarvan zag de Gereformeerde Kerk weer een grote toename (zou dat vandaag de dag nog werken?).

Een van de verworvenheden van deze tijd was dat Bijbelstudie weer een plaats kreeg, omdat in de opwekkingen een grotere prioriteit werd gegeven aan de leer. Uit deze beweging ontstonden later de vrije kerken in Zwitserland.

Parallel aan het Réveil waren er ook opwekkingsbewegingen in andere landen. Terwijl deze vernieuwing in Zwitserland plaatsvond binnen de gereformeerde staatskerk, verlieten in de VS, Engeland en andere landen veel mensen de kerken en ontstonden er nieuwe bewegingen of zelfs nieuwe denominaties.

Voorbeeld:

Eerder werden de bijbelconcordanties van George V. Wigram genoemd. Hij verliet de Anglicaanse kerk en werd actief in de Plymouth Brethren (waaruit de Brethren kerken voortkwamen). Hij was een tijdgenoot en aanhanger van John Nelson Darby, die wordt gezien als de grondlegger van het dispensationalisme, ook al baseert hij zich op veel eerdere inzichten van sommige kerkvaders. (Meer over Dispensationalisme in het artikel: “Wat is Dispensationalisme?”).

In de tweede helft van de 19e eeuw werd opwekking gekoppeld aan meer Bijbelstudie. De nadruk op de leer leidde er enerzijds toe dat Wigram bijvoorbeeld zijn concordanties maakte (omdat het belangrijk was om de fundamenten van het geloof te kunnen onderzoeken). Aan de andere kant leidden de concordanties ertoe dat steeds meer mensen de Bijbel konden onderzoeken (omdat we nu kunnen controleren of “deze dingen zich zo gedragen”, Handelingen 17:11).

Veel “Bijbelgetrouwe kerken” en ideeën die vandaag de dag actief zijn, stammen uit deze tijd. Veel bewegingen buiten de staatskerken in het bijzonder hebben het dispensationalisme geërfd. “De bijbelteksten worden door dispensationalisten meestal beschouwd als vrij van fouten, en hun interpretatie wordt geleid door het principe van mondelinge inspiratie.” (Wikipedia). Veel conservatieve christenen zullen het eens zijn met zo’n uitspraak over de Bijbel. Dit zelfbeeld stamt dus uit de tweede helft van de 19e eeuw.

Het centrale concept hier is de doctrine van de “woordelijke inspiratie” van de Bijbel, d.w.z. de interpretatie volgens welke er een letterlijke goddelijke inspiratie is van elke letter in de Bijbel. Deze doctrine van mondelinge inspiratie is echter ook niet erg oud. Het ontbreekt in de Bijbel en wordt er alleen in geïnterpreteerd. Het is een reactie op de contra-reformatie en dateert uit de 17e eeuw. Meer hierover in het artikel “Is de Bijbel betrouwbaar? (2)”.

De 19e eeuw is dus theologisch gezien een zeer opwindende tijd. Je moet je voorstellen dat de studie van de Bijbel vele eeuwen lang was voorbehouden aan de geestelijkheid. Er was geen toegang tot de Bijbel, of er waren geen hulpmiddelen zoals bijbelconcordanties. In de 19e eeuw werd de Bijbel op een ongekende manier populair gemaakt. De Bijbel werd onderzocht, fouten in de leer en de vertaling werden ontdekt en veel dingen werden in gang gezet.

Ik bezit onder andere een herdruk van het Nieuwe Testament van Nathaniel Scarlett, oorspronkelijk gedrukt in 1798. Deze editie probeert de Griekse kenmerken van het Nieuwe Testament beter weer te geven. Er is een gedetailleerde inleiding. We staan op de drempel van de 19e eeuw.

Een gevolg van deze focus op de basistekst is bijvoorbeeld dat de woorden “eeuwigheid” en “eeuwig” helemaal worden weggelaten. Het idee van een eindeloosheid is niet bekend in de Bijbel, maar werd pas geïntroduceerd door Tertullianus en vond zo zijn weg naar de leer van de kerken. Als je dit wilt corrigeren, moet je beginnen met de vertaling. In de vertaling van Nathaniel Scarlett luidt 1Tim 1:17 als volgt: “Nu, aan de koning der eeuwen, onsterfelijk, onzichtbaar, de enige wijze God, zij eer en glorie tot in de eeuwen der eeuwen! Amen.” We keren hier terug naar de term “tijdperk”, zoals bijvoorbeeld bijna overal in oudere Elberfelder edities het geval was en vandaag de dag in het Concordant Nieuw Testament nog steeds consequent wordt vertaald als “aeon” en “aeonian”.

De ontwikkeling komt neer op een omwenteling. Al deze hulpmiddelen (Bijbel, concordanties, lexicons) tegelijk beschikbaar hebben leidde logischerwijs tot correcties en nieuwe inzichten. Intensieve Bijbelstudie was het resultaat. Menig dogmatisch begrip van de staatskerken werd onderzocht en bleek gebrekkig of verkeerd te zijn. Er moesten nieuwe antwoorden worden gezocht. Logischerwijs ontstaan er dus nieuwe richtingen. Het eerder genoemde dispensationalisme is de enige allesomvattende systematische theologie die beschouwd kan worden als een tegenhanger van de verbondstheologie van de grote kerken. Het zou verkeerd zijn om het dispensationalisme te reduceren tot slechts enkele eschatologische dwalingen, zoals critici graag doen. Er werden belangrijke impulsen gegeven voor een beter begrip van de Bijbel. Buiten de staatskerken is de dispensationalistische visie vandaag de dag (bewust of onbewust) de sterkste theologische stroming. De opwekkingsbeweging van het einde van de 19e eeuw laat vandaag de dag nog steeds sporen na in het begrip van de Bijbel.

De overgang naar de 20e eeuw

Na deze bewogen 19e eeuw kwam de eeuwwisseling. Veel bijbelgeleerden komen uit deze tijd. Laten we eens kijken naar enkele namen, die representatief zijn voor vele anderen. In het bijzonder noem ik hier namen van mensen die, op basis van intensieve studies, streefden naar een vernieuwing van vele ideeën. Wat hier kenmerkend is, is dat ze de originele talen van de Bijbel voor iedereen begrijpelijk wilden maken.

Een bekende naam is E.W. Bullinger, vermoedelijk een directe afstammeling van de bekende Zwitserse hervormer Heinrich Bullinger, de opvolger van Ulrich Zwingli in Zwitserland in die tijd. Bullinger was theoloog en werkte zijn hele leven in de Church of England. Hij was een uitstekende bijbelleraar die vooral bekend werd door zijn zogenaamde Companion Bible. Deze studiebijbel zit boordevol verwijzingen naar de grondtekst, tekstverwijzingen, inzichten in contexten en andere dingen. Het blijft tot op de dag van vandaag een rijke bron van informatie over de tekst. Bullinger was een dispensationalist en wordt vaak geclassificeerd als ultra-dispensationalisme, waarna de simplistische dispensationalistische kijk van de Darbyisten verder wordt afgebroken. Bullinger schreef veel boeken, waarvan zijn monumentale werk “Spraakfiguren in de Bijbel” eruit springt. Een hele serie van zijn boeken is als PDF te downloaden op de website van Fellowship Bible Church in Orlando.

Voordat Bullinger aan zijn Companion Bible begon, werd hij benaderd door A.E. Knoch om mee te werken aan een nieuwe vertaling van de basistekst. Bullinger weigerde en zei dat deze taak te groot voor hem was. In plaats daarvan werkte Bullinger mee aan andere bijbeluitgaven. Adolph Ernst Knoch richtte toen de Concordant Publishing Concern op en begon met het voorbereidende werk voor het Concordant Nieuwe Testament.

Knoch kwam uit de hoek van de Plymouth Brethren en dus uit de opwekkingsbeweging van de 19e eeuw. Zijn voortdurende studie van de grondtekst en zijn consequente interpretatie van de Bijbel hebben geleid tot spanningen in zijn gemeenschap, net zoals de Plymouth Brethren ooit spanningen voelden met de Anglicaanse kerk. Toen hij niets meer kon bijdragen aan deze gemeenschap, concentreerde Knoch zich op zijn werk voor de uitgeverij. Vanaf dat moment werkte hij onafhankelijk van welke denominatie dan ook en streefde hij ernaar om de basistekst voor iedereen begrijpelijk te maken.

We zien dus steeds meer mensen die bijzondere prestaties leveren in de theologie, maar die – feitelijk of met hun ideeën – buiten de officiële kerken staan. Op dezelfde manier ontstaan er Bijbelkringen, huiskerken en andere gemeenschappen buiten de staatskerken.

Hoe is deze ontwikkeling mogelijk geworden? We staan op de drempel van de 20e eeuw, of het eerste decennium van de nieuwe eeuw. Ontwikkelingen in de afgelopen 100 jaar hebben geleid tot een ontwaken onder gelovigen en een “honger naar meer Bijbel”. Ze leefden en werkten in een geestelijk vacuüm, niet alleen van de staatskerken, maar soms ook van de nieuwe groeperingen. De drijvende kracht is de zoektocht naar een beter begrip van de Bijbel, omdat men daaruit de volheid van het geloof wil afleiden.

Dan gebeuren ze kort na elkaar: De Eerste Wereldoorlog, de Spaanse Griep, de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog. Parallel hiermee loopt het fascisme, het einde van het 19e eeuwse Europa en vervolgens een vertrek naar de naoorlogse periode.

De tijd van apologetiek

In de eerste helft van de 20e eeuw zijn er veel studies en boeken geschreven. Het komt uit de tijd waarin de leer belangrijker werd en er veel nieuwe hulpmiddelen beschikbaar waren om de Bijbel te begrijpen. Er zijn soms verhitte discussies. Men denkt na en er zijn goede en gefundeerde benaderingen voor een nieuwe kijk op sommige dingen. Er worden boeken geschreven en debatten gevoerd. Het argument is grotendeels een leerstellig argument. De doctrine van hemel en hel wordt bijvoorbeeld verworpen op basis van zorgvuldige Bijbelstudie, terwijl anderen vervolgens een godsdienstoorlog beginnen. De tijd wordt nog steeds sterk beïnvloed door de staatskerken, terwijl er tegelijkertijd zeer intensief onderzoek naar de Bijbel wordt gedaan door mensen buiten de kerk. Het is een spannende tijd.

Ik heb uitstekende boeken uit deze tijd gelezen. Ze komen uit de VS (A.E.Knoch, Andrew Jukes, Joseph E. Kirk, Adlai Loudy, Vladimir Gelesnov), Engeland (E.W. Bullinger, Sir Robert Anderson, C.H. Welch), Nederland (G.J. Pauptit, S. Van Mierlo), Duitsland en Zwitserland. Overal gaat het om zorgvuldige Bijbelstudie. Velen hebben zich ingespannen om de Bijbel beter te begrijpen en begrijpelijker te maken voor anderen. In Duitsland en Zwitserland zou er een ruime keuze aan boeken zijn, maar het Duitse auteurslandschap heeft vaak andere wortels.

Maar dit is opvallend: Vooral veel boeken uit deze periode hebben een apologetische ondertoon. Dat is niet verwonderlijk, want het weerspiegelt de tijd. In de eerste helft van de 20e eeuw waren de meeste mensen ingebed in kerken. De Bijbel werd er nog steeds gelezen en onderwezen. Velen waren veel vertrouwder met de Bijbel dan tegenwoordig. Het gaat niet alleen om bijbelkennis, maar ook om wat iemand van jongs af aan heeft opgevangen op plaatsen in de gemeenschap of in traditionele kerken. Het was een tijd waarin preken vanaf de preekstoel voor het eerst breed konden worden onderzocht. Is het waar wat hij zegt? Of dit binnen de staatskerken gebeurde of als gevolg van een opwekkingsbeweging is hier niet zo belangrijk. Het resultaat overal was dat mensen zowel een idee hadden van de Bijbel als de beweringen konden toetsen. In deze omgeving en in deze tijd was het mogelijk om te verwijzen naar de Bijbel en bepaalde ideeën die vandaag de dag geen betekenis meer hebben.

In Nederland waren de denominaties strikt gescheiden – zelfs binnen de kerken van de Reformatie. Er waren scherpe grenzen tussen goed en kwaad. Iedereen heeft minstens één mening over elk onderwerp. Dit werd niet zelden besproken in een openbaar discours dat ook in het medialandschap opzien baarde. Vandaag de dag is dat bijna ondenkbaar. Vandaag de dag gebeurt dit alleen met onderwerpen zoals misbruik, maar toen gebeurde het ook met de beoordeling van sociale kwesties, theologische verschillen en dergelijke.

De tijden zijn veranderd.

Waarom geloven we zoals we doen?

Hoe kunnen we deze ontwikkeling samenvatten? Hoe heeft het ons beïnvloed? Misschien kunnen we dit eerst meenemen: We zitten allemaal in een proces. We zijn ook kinderen van onze tijd. Dit kan moeilijk te verteren zijn voor een conservatief wereldbeeld, omdat juist waarheidslievende christenen vaak getuigen dat de Bijbel “eeuwig” is en dat projecteren op hun eigen begrip van geloof. Dit resoneert met de veronderstelling dat “het altijd al zo is geweest”. Ze verzetten zich ook graag tegen de (vermeende kwade) tijdgeest. Ik heb echter de indruk dat je hier meer moet differentiëren.

We staan nu voor uitdagingen die eerdere generaties niet hadden. We leven in een andere tijd en moeten zowel begrijpen als leren hoe we vandaag de dag moeten leven en geloven. Concepten uit het verleden zijn niet altijd geschikt voor dagelijks gebruik. Dit gaat niet over de kern, niet over Jezus Christus, niet over de waarde van de Schrift, maar het gaat over de gedachten die we rond deze dingen als “waarheid” definiëren. Het gaat over onze aannames en wat we met het evangelie doen. Als we een verouderde kijk hebben, wordt het nutteloos. Veel gemeenschappen hebben het contact met de maatschappij al lang verloren. We moeten niet verbaasd zijn.

Een uitspraak als “het is bijbels” onderbouwt tegenwoordig bijna niets meer, omdat ten eerste niemand meer begrijpt wat ermee bedoeld wordt, en ten tweede kunnen er goede bijbelse redenen zijn om het anders te zien dan je hoort. Een uitspraak als “het is bijbels” is terug te voeren op een ontwikkeling in de tweede helft van de 19e eeuw. Het is een bepaald begrip van geloof en de Bijbel. Dit is geen oordeel, maar misschien moeten we ons bewust worden van ontwikkeling, zodat we ons meer bewust worden van de Bijbel en onze geïnternaliseerde overtuigingen. We zouden er goed aan doen om de context van onze aannames te onderzoeken.

Er is veel veranderd in de afgelopen 100 jaar. De Bijbel blijft hetzelfde, maar we kunnen bijvoorbeeld niet langer aannemen dat een apologetische studie vandaag de dag begrepen wordt. Want dat veronderstelt dat iemand kennis heeft van de Bijbel en weet wat de heersende leerstellingen zijn. Heel weinig mensen lezen vandaag de dag nog actief de Bijbel, nog minder mensen bestuderen de Bijbel en nog minder mensen houden zich bezig met verschillende perspectieven. Je kunt vandaag niet verder gaan waar je 100 jaar geleden was. Daarom moeten boeken worden herschreven, gemeenschappen worden vernieuwd en mensen serieus worden genomen in deze huidige wereld.

Wat ooit goed werkte, heeft nu andere manieren van communicatie nodig. Vandaag de dag kunnen we niet meer verontschuldigend argumenteren, maar moeten we de fundamenten opnieuw opbouwen. Daarom is onlangs de Bijbelcursus “Hoe lees ik de Bijbel?” gelanceerd. Het is niet de boodschap die is veranderd, maar degenen die willen dat de boodschap overkomt, moeten zich afvragen hoe dit kan worden gedaan. Het heeft passende, bijgewerkte taal nodig. Lees ook het artikel: “Help! Christelijke geheimtaal”.

Elke generatie heeft haar eigen taal nodig voor dezelfde dingen.

Concordant Uitgeverij Concern

Hoewel dit een kleine uitgeverij was, werden de zorgen van de late 19e eeuw zeer consequent doorgevoerd. Er werden fantastische hulpmiddelen gemaakt om de Bijbel te begrijpen. De uitgeverij bestaat niet alleen al meer dan 100 jaar, maar er zijn ook onafhankelijke ontwikkelingen in verschillende landen. Ze laten zien dat er nog steeds vraag is naar een authentieke, goed gefundeerde benadering van de Bijbel.

  1. VS
    Concordant Publishing Concern geeft al meer dan 100 jaar bijbel- en literatuur uit. Vanaf 1909 verschijnt het tijdschrift “Unsearchable Riches”. Hierin werd het werk aan de nieuwe vertaling becommentarieerd en werden verdere studies gepubliceerd. Het tijdschrift bestaat vandaag de dag nog steeds. Inmiddels zijn er: Concordant Nieuwe Testament, Concordant Oude Testament, Griekse Elementen, Griekse Interlineair en Commentaren en Geschriften.
  2. Duitsland
    Vanaf 1932 is er een Duitse tak onder de naam “Konkordanter Verlag”. De Duitse editie van het Concordant Nieuwe Testament, studies en het Bijbelmagazine “Unausforschlicher Reichtum” worden hier uitgegeven.
  3. Nederland
    Er is veel activiteit in Nederland. Een grotere kerk in Rotterdam, verschillende bijbelleraren die op veel plaatsen preken en een aantal onafhankelijke websites. Er wordt hard gewerkt aan een Nederlandse versie van het Concordant Nieuwe Testament en veel geschriften zijn vertaald. Websites zijn bijvoorbeeld: concordante-publicaties.nl, ebenhaezer.nl, scripture4all.org en een aantal andere websites (o.a. goedbericht.nl, da-ath.nl). Er is ook goede bijbelstudiesoftware en een speciale bijbelstudie-app “NCV Bijbelstudie” (iOS, Android, Mac, Windows), met Griekse interlineair (GR>NL), commentaar, bijbelstructuren, enz.

Natuurlijk zijn er veel andere uitgevers, bijbelgeleerden, theologen en anderen die baanbrekend werk hebben verricht. Als ik hier iets uitlicht, is dat ten eerste omdat het een ontwikkeling illustreert en ten tweede omdat ik hier, bij deze uitgevers, de beste antwoorden heb gevonden op mijn persoonlijke vragen over de Bijbel. Ik heb hier heel duidelijk geleerd hoe ik de Bijbel met winst kan lezen.

Deze website is onder andere het resultaat van deze ontwikkeling. Het is een poging om een taal voor vandaag te ontwikkelen, zodat we – in onze tijd – op een levendige en diepgaande manier over de Bijbel kunnen spreken.