De oorsprong van Paul

In het Nieuwe Testament staan verschillende uitspraken over de apostel. Hij beschrijft zichzelf als volgt:

“Ik ben een Joodse man, geboren in Tarsus in Galicië, maar opgegroeid in deze stad[Jerusalem]: aan de voeten van Gamaliël werd ik onderwezen in de exacte interpretatie van de wet van mijn vader en was ik een ijveraar voor God.” (Handelingen 22:3)

Paulus werd buiten Israël geboren, in de stad Tarsus, uit Joodse ouders. Tarsus ligt aan de Middellandse Zee in wat nu Turkije is. Zijn familie en hijzelf maakten dus deel uit van de Joodse diaspora, de verspreiding van Israël onder alle volken. Hij kreeg zijn opleiding echter in Jeruzalem, waar hij les kreeg van een van de grote Joodse leraren. Gamaliël (Rabban Gamaliël de Oudere) wordt beschouwd als de belangrijkste Joodse leraar van zijn tijd. Gamaliël – en dus ook Paulus – behoorde tot de groep van Farizeeën (Fil 3,5, Handelingen 23,6).

Van Saul tot Paulus

In het begin werd hij Saulus of direct “Saulus van Tarsus” genoemd (Handelingen 9:11). Saul is zijn Hebreeuwse naam. Paulus is zijn Griekse naam, die we pas later in de Handelingen van de Apostelen tegenkomen. In Handelingen is er een verandering van de naam “Saul” naar de naam “Paulus” op het moment dat hij zijn taak begint te vervullen (Handelingen 13:9).

Deze naamsverandering wordt gevonden in de uitdrukking “van Saul tot Paulus”. Dit is bedoeld om een verandering in houding aan te geven. Dit is echter een misverstand. De verandering van een vervolger van de kerk in een vurige volgeling van Jezus Christus leidde niet tot deze naamsverandering. Hij bleef gewoon Saul heten. De naamsverandering kwam later. Het is opmerkelijk hoe zijn roeping al spreekt van een taak voor de naties (de heidenen of niet-joodse volken), en de Griekse naam “Paulus” hoort perfect bij deze internationale benadering.

“Deze is voor Mij een uitverkoren werktuig [Gott] om Mijn naam te dragen voor de ogen van de volken, zowel als van de koningen en de zonen van Israël; want Ik zal hem tonen hoeveel hij moet lijden omwille van Mijn naam.”
Handelingen 9:15-16

Paulus in het Nieuwe Testament

Naast de brieven die Paulus schreef, vinden we hier en daar ook meer informatie over de apostel als persoon. We lezen over zijn afkomst, zijn positie binnen Israël en nog een aantal andere dingen. Hier zijn de belangrijkste bijbelpassages:

  • Stefanus en Saul: Handelingen 6-7
  • Saulus gaat tekeer tegen de kerk: Handelingen 8:1-3
  • Roeping van Saulus op weg naar Damascus: Handelingen 9
  • Installatie voor de bediening en naamsverandering in Paulus: Handelingen 13:1-3; Handelingen 13:9
  • Saul was een vervolger van de kerk. Deze ervaring vormde zijn leven en onderwijs: 1Tim 1,12-17
  • Paulus was een Jood, een schriftgeleerde van de beste afkomst en traditie, die een grote toekomst in het Jodendom voor zich zou hebben (Handelingen 22:3). Maar dit alles beschouwde hij later als een verlies, en achtte het gering, opdat hij Christus zou gewinnen: Fil. 3:4-7.
  • Terugkijkend herkent hij Gods activiteit in zijn leven: Gal 1:11-24.

Roeping door Gods genade

Deze Paulus werd door God geroepen, niet vanwege zijn eigen prestaties, maar vanwege Gods genade.

“… God, die mij apart gezet heeft vanaf mijn moeders schoot en mij geroepen heeft door zijn genade …”
Gal 1:15

Deze ervaren genade staat centraal in al zijn brieven. In hem ontwikkelt zich een perspectief dat in deze vorm noch in de evangeliën noch in de 12 apostelen te vinden is. De brief aan de Romeinen is een fundament voor wat de apostel tweemaal terecht “zijn evangelie” noemt (Rom 2:16, Rom 16:25).

Er gaat een nieuwe wereld open als Paulus het goede nieuws verkondigt.