Om de Bijbel relevant te laten zijn voor ons leven, moet hij steeds opnieuw geïnterpreteerd en geherinterpreteerd worden. Niet omdat de boodschap van de Bijbel zou moeten veranderen, maar wijzelf en de maatschappij waarin we leven veranderen, net als de cultuur waarvan we deel uitmaken.

De omgang met de Schrift is in de kern een omgang met relaties – zoals Gods relatie met ons, onze relatie met Hem en natuurlijk hoe we onszelf en onze medemensen behandelen. Net zoals onze samenleving en onze eigen levens voortdurend veranderen, moeten we ons ook steeds opnieuw met de Bijbel bezighouden. Alleen op deze manier kan er een levende relatie ontstaan. We reflecteren op onszelf en ons begrip in het licht van de Bijbel. Alleen als de put regelmatig wordt schoongemaakt, kan hij altijd vers water leveren.

Het doel van bijbels onderwijs

Bijbels onderwijs is de poging om een samenhangend begrip van Gods uitspraken weer te geven. Op deze manier gezien zijn leringen een soort samenvatting van het begrip van de leraar. Net zoals een boekbespreking niet verward moet worden met het boek zelf, zo mogen bijbelse leerstellingen niet verward worden met de Bijbel zelf. Leringen zijn per definitie beperkt in hun uitspraken. Bijbelse leerstellingen zijn echter erg nuttig om ons (verschillende) manieren te laten zien om de Schrift te begrijpen. Hoe dichter we bij het Woord zelf komen, hoe meer het onderricht naar de achtergrond verdwijnt omdat het begrip zelf groeit. Een gezonde leer laat de uitspraken van de Bijbel in hun eigen licht zien.

De belofte uit Gods Woord moet dienen om onze werkelijkheid in Gods werkelijkheid te verankeren. Onderricht moet ons helpen om relaties aan te gaan, om ons dichter bij Gods uitspraken te brengen, om ze begrijpelijk te maken. Deze benadering is echter heel anders dan de opvatting dat onderricht zoiets is als een lijst met dogma’s waar je het rigide mee eens moet zijn, of als een wetboek waarin staat wat je wel en niet moet doen.

Paulus schrijft aan Titus: “Maar u spreekt wat past bij een gezonde leer!” (Titus 2:1). Dit gaat niet over dogma’s of doctrines, maar over de manier van leven, namelijk hoe we leven vanuit het evangelie. De uitnodiging om te “praten”, die past bij een gezonde leer, laat zien dat het over relaties gaat, of beter gezegd hoe we moeten praten in relatie met anderen. Het onderwijs dient hiervoor als richtlijn. Het gaat waarschijnlijk ook over een cultuur die mensen niet als individuen ziet, maar als deel van een gemeenschap. En in deze gemeenschap moet er gepraat worden over wat “gezond” is. Dit dient zowel de spreker als de toehoorders, en het is een getuigenis aan God die dit teweegbrengt door het goede nieuws.

Hoe het onderwijs zich afspeelt kan niet los gezien worden van het onderwijs. Paulus schreef niet aan Titus: “Onthoud altijd de lijst van dogma’s en ideeën, zodat je die altijd voor je hebt en zodat je alles precies zo uitspreekt als het in de samenkomsten is geformuleerd”. Dat zou een erg ondoordacht idee zijn, dat direct vervreemdt van elke relatie. Het doel van bijbels onderwijs is nooit het onderwijzen zelf, wat niet genoeg benadrukt kan worden. Leer is niet louter kennis, want dat is opgeblazenheid (1Cor 8,1). Maar een gezonde leer houdt zich aan het Woord (Titus 1:9) en is verbonden met godsvrucht (1 Timoteüs 6:3).

Wat gezond bijbels onderwijs niet is:

– Accumulatie van kennis (1Cor 8,1)
– Welsprekendheid of wijsheid (1Cor 2,1-5)
– Filosofie of Traditie (Kol 2:8)

Lesgeven in de gemeenschap

Instructie is belangrijk in de Bijbel. Paulus meldt dat Christus mensen aan de kerk geeft om haar op te bouwen. Dit zijn niet alleen leraren, maar het zijn meerdere functies:

“Hij heeft een aantal Apostelen gegeven, sommigen als Profeten, sommigen als Evangelisten, sommigen als Herders en Leraar, tot toerusting van de heiligen, tot het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot de volmaakte mensheid, tot de maat van de volle gestalte van Christus”.
Ef 4:11-13 (Schlachter 2000)

Alle taken samen dienen het ene doel, namelijk “de toerusting van de heiligen tot het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus”. En welke visie heeft Paulus voor ogen? Hij beschrijft dit meteen daarna: “Totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God”, wat overeenkomt met “tot de volmaakte mensheid, tot de maat van de volle gestalte van de Christus”. Dit is een beeldspraak die een groei in geloof beschrijft als iemand opgroeit. Het is opmerkelijk dat Paulus hier schrijft “wij allemaal”. Dit proces is dus een loopbaan in gemeenschap met andere gelovigen (vgl. Ef 3:17-19).

In de kerk gaat het niet om “speciale” inzichten, maar om God die ons begiftigt met geestelijke wijsheid en geestelijke openbaring, zodat we verlichte ogen van het hart krijgen om Hem te kennen en wat Hij in Christus heeft gedaan (Paulus’ gebed in Ef 1,15-22). Onderwijzen is dus goed en noodzakelijk, maar dient altijd om op te bouwen (Ef 4:11-12). In de kerk dragen we allemaal bij aan dit groeiproces (Ef 4,15-16).

Structuur in plaats van speciale effecten

Paulus heeft een algemeen begrip van de groei van de kerk. Hij ziet hierin veel afzonderlijke onderdelen samenwerken. Bepaalde dingen zijn belangrijk, andere zijn minder belangrijk of tijdelijk. Hier is een voorbeeld van hoe Paulus dingen weegt:

Paulus zelf getuigt over het spreken in tongen dat hij, hoewel hij meer dan allen in tongen spreekt, liever vijf woorden met zijn verstand in de gemeente spreekt, zodat hij ook anderen kan onderwijzen, dan tienduizend woorden in tongen te spreken (1Cor 14:9-19). Het gaat de apostel dus niet om “speciale effecten”, maar om de opbouw van de gemeente. Tongen, zegt hij, zijn geen tekenen voor gelovigen maar voor ongelovigen (1Cor 14,22) en moeten eens worden verworpen (1Cor 13,8). Hij wil daarom niet stilstaan bij tijdelijke dingen, maar komen tot het wezenlijke en het blijvende in de gemeente.

Een gezonde leer kan worden herkend aan de volgende kenmerken: Inhoudelijk staan God en Zijn werk in en door Christus centraal. Dat is het goede nieuws. Dit goede nieuws wordt beleefd en uitgedragen in de gemeente, met de gemeenschap en het begrip van Gods werk altijd voor ogen. Dit kan als volgt worden geïmplementeerd:

“Ik vermaan u dan, broeders, met het oog op de barmhartigheid van God, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welgevallige offerande; dit is uw redelijke eredienst. En schikt u niet naar deze loop van de wereld, maar wordt veranderd [in eurem Wesen] door de vernieuwing van uw denken, opdat u beproeft wat de goede, welgevallige en volmaakte wil van God is. Want ik zeg, op grond van de genade die mij gegeven is, tegen ieder van u om niet hoger over zichzelf te denken dan goed voor hem is om te denken, maar om erop te letten nederig te zijn, zoals God aan ieder de maat van het geloof heeft toegewezen. Want zoals we in één lichaam vele leden hebben, maar niet alle leden dezelfde activiteit hebben, zo zijn ook wij, de velen, één lichaam in Christus, en als individuen leden van elkaar.”
Rom 12:1-5 (Slachter 2000)

Buitenlandse leer – wegblijven

Wat nu als we geconfronteerd worden met andere gedachten en leringen? Of wat als we zelf denken dat we iets bijzonder belangrijks hebben herkend? Dan controleren we. Wat hierboven in termen van gezonde doctrine is gezegd, zou een richtlijn moeten zijn voor ons eigen gedrag. En soms blijven we weg. Paulus spreekt op verschillende plaatsen over andere leringen. Hij spreekt zelfs van een “ander soort evangelie, dat niet [echtes] anders is” (Gal 1:6-7 KNT), een gemengd evangelie van wet en genade, zoals dat vandaag de dag wijdverbreid is en dat kracht mist omdat het vis noch vlees is.

In de eerste brief aan Timoteüs staat:

“Als iemand vreemde leerstellingen verspreidt en de gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus en de leer die volgens de godzaligheid is, niet aanneemt, is hij opgeblazen en begrijpt hij toch niets, maar is hij ziek van twistgesprekken en woordenstrijd, waaruit nijd, tweedracht, godslastering, kwade vermoedens voortkomen, nutteloze twistgesprekken van mensen die een verdorven geest hebben en van de waarheid beroofd zijn, en denken dat godzaligheid een middel tot verrijking is – van zulke mensen moet je je verre houden!”
1Tim 6,3-5

“O Timoteüs, waak over het goede dat u is toevertrouwd, vermijd het onheilige, ijdele geklets en de tegenstrijdigheden van wat men valselijk ‘kennis’ noemt! Sommigen hebben dit beleden en hebben daardoor het doel van het geloof gemist. Genade zij met u! Amen.”
1Tim 6,20-21

Wat bedoelt Paulus met “vreemde leringen”? Er is een gezegde: “Wat de boer niet kent, dat eet hij niet”. Dat betekent zoveel als: Hij kan niet accepteren wat “vreemd” is. Maar dit is niet wat Paulus bedoelt. Paulus onthult zelf verschillende mysteries die voorheen onbekend waren (bijvoorbeeld Ef 3:4-5 en Ef 3:8-9). Paulus verzet zich dus absoluut niet tegen alles wat “nieuw” is. Apollos leerde ook nieuwe dingen (Handelingen 18:24-28). De gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus en de leer die naar godzaligheid is – daar is de waarschuwing niet tegen gericht. Vreemde leringen zijn leringen die deze schenden. Ze raken verzeild in ruzies, woordenwisselingen en nutteloze ruzies. Wanneer dat gebeurt, hebben we nog niet begrepen waar het om gaat. Paulus zegt terecht: Blijf uit de buurt van zulke mensen! Omdat dat niet opbouwend is. Timoteüs moet het goede voorbeeld geven (1Tim 4,16).

We zijn gewend om alles snel te verdelen in goed en fout, zwart en wit. We komen sneller tot een veroordeling dan tot een oordeel.

Paulus lijkt echter meer tot een oordeel te komen dan tot een veroordeling. Hij zegt niet: “Veroordeel deze of gene leer”, maar “Blijf weg!”, doe er niet aan mee, doe ook niet alsof. Vreemde leringen zijn leringen die in tegenspraak zijn met de gezonde houding. Als een juist inzicht wordt gebracht met een sektarische houding, wordt dit ook afgewezen. Hiermee bedoelt hij dan niet in de eerste plaats de doctrine, maar vooral hoe de vermeende “kennis” tot twistpunten leidt. Of het nu “gezond” of “vreemd” is, lijkt meer te maken te hebben met de gemeenschap en het doel van de gemeenschap. We moeten bijdragen aan een gezonde groei, maar wegblijven van alles wat daar inbreuk op maakt.

Maar het gaat nog een stap verder.

Gemeenschappelijk streven

Er staat een passage in Filippenzen die veel voor me betekent. Het is Paulus’ beoordeling van zijn eigen situatie. Ik heb deze tekst ooit gelezen als tiener, lang voordat ik mijn leven aan God toevertrouwde. Altijd op de uitkijk, deze tekst “achtervolgde” me bijna een beetje. Ik dacht bij mezelf: zo moet het!

Omdat ik de Bijbel niet ken, heb ik minstens twee keer het hele Nieuwe Testament doorgelezen om deze tekst terug te vinden. Twee keer, want de eerste keer moet ik het gedeelte gemist hebben. Ik wil deze tekst nu graag noemen.

Meteen daarna wil ik echter verder lezen, want de tekst zelf vertelt twee dingen: Het eerste is dat Paulus over zichzelf schrijft, over zijn geloofshouding. De tweede is dat Paulus spreekt over levend geloof onder elkaar. En zo komt hij ook te spreken over “verschillende meningen” en hoe we daarmee omgaan. Als ik het zo lees, kan ik me voorstellen dat er menig theologisch explosief in deze meningen verborgen zat.

Dit is Paulus’ eigen geloofshouding:

“Ja, voorwaar, ik reken alle dingen tot verlies in vergelijking met de alles overtreffende kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om wiens wil ik alles verbeurd heb; Ik reken het tot vuilnis, opdat ik Christus moge gewinnen en in Hem gevonden worden, niet hebbende mijn eigen gerechtigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, de gerechtigheid die uit God is, door het geloof Hem te kennen, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap van Zijn lijden, gelijkvormig aan Zijn dood, opdat ik tot de opstanding uit de doden moge komen. Niet dat ik het al bereikt heb of al volmaakt ben, maar ik streef ernaar dat ik ook datgene mag vasthouden waarvoor ik door Christus Jezus ben neergelegd. Broeders, ik geloof niet dat ik het begrepen heb, maar één ding [tue ich]: ik vergeet wat achter is, en reik uit naar wat voor is, en jaag naar het doel, de strijdprijs van de hemelse roeping van God in Christus Jezus.”
Fil 3:7-14

Dit zijn opmerkelijke woorden. Deze Paulus ziet zichzelf helemaal niet als perfect. Hoewel hij een apostel is, schrijft hij in niet mis te verstane bewoordingen dat hij nog niet volmaakt is. Maar, zegt hij, hij jaagt ernaar, hij reikt ernaar.

Het eerste waar hij het over heeft is dat Christus hem, Paulus, vastgreep, hem als het ware met huid en haar uit een oude situatie trok. Vergelijkbaar met wat Jesaja ooit voor Israël beschreef: “Vrees niet, want Ik heb je verlost! Ik heb je bij je naam geroepen; je bent van Mij.” (Jes 43:1). En omdat hij dit heeft erkend, wil Paulus nu zelf begrijpen waartoe hij door Christus is geroepen. Daar draait ons leven ook om.

Paulus brengt dit compromisloos in de praktijk. Hij vergeet wat achter hem ligt en reikt uit naar wat voor hem ligt, op jacht naar het doel. Als tiener was ik gefascineerd, ook al begreep ik het nog niet. Paulus schreef deze zinnen toen hij ongeveer 60 jaar oud was. De beschrijving is tijdloos. Wat hier doorslaggevend is, is dat Paulus over zichzelf spreekt. Dit is zijn houding, zijn verlangen, zijn persoonlijke aspiratie. Hij begint bij zichzelf.
Meteen daarna schrijft de apostel de aanvulling voor de gemeente:

“… En jaag naar het doel, de strijdprijs van de hemelse roeping van God in Christus Jezus. Laten wij allen die volwassen zijn geworden deze gezindheid hebben; en als je ergens anders over denkt, zal God dat ook aan jou openbaren. Maar wat we ook bereikt hebben, laten we volgens dezelfde norm wandelen en naar hetzelfde streven! Wees navolgers van mij, broeders, en kijk naar hen die wandelen zoals jullie ons als voorbeeld hebben.”
Phi 3:14-17

Zijn persoonlijke houding, zoals hij die kort daarvoor had beschreven, presenteert hij nu als een voorbeeld voor iedereen. Of laten we beter zeggen: niet gewoon allemaal, maar hij spreekt meer precies over “wij allen die volwassen zijn geworden!”. Dat wil zeggen, allen die volwassen zijn geworden in het geloof en die volwassen willen worden.

“En als je ergens anders over denkt, zal God je dat ook openbaren.” Daar staan we dan in het midden van de gemeenschap, met al die verschillende meningen. Paulus brengt zijn begrip erin. Het kan zijn dat niet iedereen zich dit realiseert en begrijpt. Hij trekt als spreker niet tegen hen ten strijde, maar hij rekent erop dat God dit ook aan hen openbaart. Er wordt dus geen discussie gestart, geen ruzie gemaakt, maar opnieuw gaat het om wat positief leidt en dient om ons op te bouwen. God werkt ook daar volgens Zijn genade, ondanks alle verschillen. Laten we ook ruimte laten voor Gods werk als we het oneens zijn.

“Maar wat we ook bereikt hebben, laten we volgens dezelfde norm wandelen en naar hetzelfde streven!”

De bestaande basis is het uitgangspunt. Wat we al samen hebben ervaren en bereikt, staat centraal. We moeten langs dezelfde lijnen lopen en naar hetzelfde streven. Het gaat over de houding van het geloof, waar Paulus net in detail over heeft geschreven. Als we in dit opzicht met Paulus navolgers worden, zullen we net als hij Christus navolgen (1Cor 11:1, vgl. 1Tim 4:16).

Hoewel we van mening kunnen verschillen (en dat zullen we zeker), zullen we in deze secties een goede richtlijn vinden voor onze houding ten opzichte van elkaar. Dit gaat over de manier van leven, niet dat we dezelfde mening moeten hebben.

Suggesties voor een gesprek

  • Hoe ga je ermee om als iemand met nieuwe, andere opvattingen komt? Ben je nieuwsgierig? Geïrriteerd? Geïnteresseerd? Verveeld? Overspannen? Uitgedaagd? Gespannen? Ontspannen? Verdacht? Blij? Zelfverzekerd?
  • Zijn argumenten goed? Zijn gesprekken goed? Is leren goed?
  • Wat is er nodig in een gesprek waarin iedereen anders denkt?