De Bijbel werd niet in een vacuüm geschreven, maar ontstond in de geschiedenis. Alle boeken van de Bijbel zijn dus ook hedendaagse getuigen en doen verslag vanuit hun eigen culturele context. Deze context maakt deel uit van de Bijbel. Ze waarnemen is belangrijk om ze te begrijpen, net als het besef dat we vandaag de dag in een andere culturele context leven. Dit verandert de betekenis van woorden en nog veel meer.

Het altaar voor de onbekende God

“Toen ik jullie heiligdommen bezocht, vond ik ook een altaar waarop geschreven stond: aan de onbekende God.”
Handelingen 17:23

Niet alles in de Bijbel moet letterlijk worden opgevat. Beeldspraak moet bijvoorbeeld per definitie niet letterlijk worden opgevat. Het is hetzelfde met rapporten, andere culturen, gewoonten en meningen van mensen. We lezen verschillende verwijzingen naar een cultuur in Handelingen 17. Paulus spreekt de eerder geciteerde woorden als hij in Athene is. Het citaat komt uit een toespraak waarin hij verslag doet van zijn geloof en zijn verwachting.

De Atheners waren allemaal erg gelovig en er waren veel altaren in de stad. Paul had al met verschillende mensen op de markt gesproken. Dat was merkbaar. Deze gesprekken leidden ertoe dat ze de apostel grepen en naar de Areopagus leidden. De Areopagus is een heuvel in Athene, maar het is ook de naam van de hoogste raad in Athene. Paulus werd waarschijnlijk voor een edel panel geleid. Hier mocht hij verslag doen van deze nieuwe leer, die hij al op de markt verkondigde. Hij mocht “vragen beantwoorden”.

In zijn toespraak vertelt Paulus nu dat hij door de straten van Athene liep en daar veel heiligdommen zag. Hij vond ook een altaar waarop geschreven stond:

“Aan de onbekende God”

Paulus verwijst hier naar de cultuur van de Grieken, specifiek de cultuur van de Atheners, die zo’n altaar hadden opgericht. Voor Paulus was het het startpunt om te spreken over het goede nieuws van Jezus Christus. Hij vond iets uit het dagelijks leven en de ervaringswereld van de Atheners waar hij zich bij aan kon sluiten. Paulus gebruikte dit als beeld om over Christus te praten.

Culturele verwijzingen kunnen talrijk zijn. Ze maken deel uit van de Bijbel. Er zijn verslagen over veel landen en gewoonten, culturen en mensen. De verhalen van de Bijbel staan midden in de wereld, net zoals wij midden in de wereld staan. Natuurlijk praten we ook over de problemen van onze tijd en gebruiken we die in gesprekken met anderen. Dat is altijd zo geweest. In dezelfde toespraak verwijst hij opnieuw naar de ervaring van de Grieken als hij schrijft:

“Want in hem leven wij en bewegen wij en zijn wij, zoals ook sommige van jullie dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook zijn generatie.”
Handelingen 17:28

Het zijn allemaal verwijzingen naar thema’s, voorvallen of verhalen die een oorsprong buiten de Bijbel hebben en niet verder worden uitgelegd in de Bijbel zelf. Ze worden als het ware bekend verondersteld en de Bijbelschrijvers verwezen ernaar zonder de context te verduidelijken. Laten we dat culturele referenties noemen.

Gedifferentieerd lezen

Alle Schrift is “door God geopenbaard”, zegt Paulus in 2 Timoteüs 3:16. Het is doordrongen van Gods Geest en de Bijbel getuigt dat mensen niet uit zichzelf schreven, maar door Gods Geest (2Pet 1:21). Elk deel van de Bijbel werd geschreven met een specifiek doel. Als we de Bijbel in zijn eigen context begrijpen, hebben de woorden een betekenis waarvan we kunnen leren. De Bijbel is betrouwbaar, maar we kunnen hem niet blindelings lezen alsof alles vandaag gebeurd is. Wie de Bijbel “interpreteert” vanuit het begrip van vandaag, loopt het risico slechts een projectie te maken. Het vereist differentiatie en begrip van zowel onze cultuur als de cultuur van die tijd.

De woorden “aan de onbekende God” staan in de Bijbel, maar het is geen Bijbelse openbaring over God alsof God zelf “onbekend” zou zijn. Integendeel, de God van de Bijbel openbaart Zichzelf. Hij maakt zichzelf bekend (Heb 1:1-2). De woorden “aan de onbekende God” waren eerder een inscriptie op een afgodsaltaar. Het was echter een opmerkelijke uitspraak, want de inwoners van Athene waren duidelijk zo religieus dat ze een onbekende god onder geen enkele omstandigheid zouden uitsluiten. Dus bouwden ze een extra altaar voor de onbekende god. Paulus kon gebruik maken van deze religiositeit en heel specifiek van deze inscriptie om mensen te vertellen over Jezus en over de wederopstanding, die voor de Atheners nog onbekend waren.

Er staan nog meer van dit soort culturele verwijzingen in de Bijbel. Ze illustreren een ander verhaal op een bepaalde manier, of passen in de verhalen van die tijd. We moeten culturele referenties als zodanig begrijpen en ze niet verwarren met bijbelse openbaringen over God, over Zijn aard of Zijn handelingen. Je herkent culturele verwijzingen – zoals in het verhaal van Paulus in Athene – als je de tekst in zijn context bekijkt. Het voorbeeld van Paulus is bijzonder duidelijk. Dit is niet altijd het geval. Laten we nu een ander voorbeeld bekijken.

Jannes en Jambres

Jannes en Jambres zijn twee namen die maar één keer in de Bijbel worden genoemd. Paulus citeert ze in zijn tweede brief aan Timoteüs. Hij wil een situatie in de gemeenschap illustreren. Dit is ook een culturele verwijzing. We lezen echter niets meer over Jannes en Jambres in de Bijbel. Hieruit blijkt duidelijk dat Paulus verwijst naar een buitenbijbels verhaal.

“Maar zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes verzetten, zo verzetten deze [Leute] zich tegen de waarheid; het zijn mensen van uiterste verdorvenheid, ongeschikt voor het geloof.”
2Tm 3,8

Paulus zegt: “Op dezelfde manier als…”, en noemt dan Jannes en Jambres. De twee worden als vergelijking gebruikt. Want zoals deze twee zich verzetten tegen Mozes, zo verzetten sommigen in de kerk zich tegen de waarheid. Paulus was dus bezorgd over de kerk, niet over Jannes en Jambres. Hij citeert een bekend verhaal om dit voor Timoteüs te illustreren. De namen moeten bekend zijn geweest, want ze worden niet verder uitgelegd in de Bijbeltekst.

Maar wat kunnen we over hen leren? Jannes en Jambres weerstonden Mozes, lezen we. De verwijzing is naar Egypte, toen Mozes en Aäron voor Farao stonden. Volgens de overlevering waren Jannes en Jambres de tovenaars van de Farao die het tegen Mozes en Aäron opnamen (Ex 7:10). Zij waren de zonen van Balaam, het hoofd van de tovenaars. Jannes en Jambres zagen de wonderen die Aäron met zijn staf verrichtte door de kracht van God en zij zagen dat de wonderen van Aäron veel meer waren dan zij konden verrichten. Toch erkenden ze de waarheid niet. Dit is het verhaal volgens Ginsberg, Legends of the Jews, deel 2.

Paulus schrijft nu aan Timoteüs. Hij wil zijn werknemer informeren over de gemeenschap en de gevaren voor de gemeenschap. Dat is het belangrijkste. Jannes en Jambres werden alleen als vergelijking aangehaald: Zoals deze (in de traditie) zich verzetten tegen Mozes, zo waren er mensen in de kerken die zich verzetten tegen de waarheid. Maar laten we ook eens kijken naar waar Paulus zich niet mee bezighield. Het ging hem er niet om een doctrine over Jannes en Jambres op te zetten of de afstamming van de Egyptische magiërs te documenteren.

De belevingswereld van de luisteraars

Het voorbeeld van Jannes en Jambres laat zien, net als bij figuurlijk taalgebruik, dat de bijbelschrijvers altijd aansluiten bij de belevingswereld van de luisteraars. Voor ons zijn sommige dingen helaas niet meer direct bekend. Daarom is er af en toe achtergrondinformatie nodig, zodat we de uitspraken in hun eigen context kunnen leren begrijpen. Het hoeft echter niet moeilijk te zijn, omdat de context meestal al informatie geeft over deze dingen.

  • In Paulus’ toespraak voor de Areopagus worden de details direct bij naam genoemd. Het is gemakkelijk te zien dat de uitspraak “Aan de onbekende God” uit de ervaringswereld van de Atheners komt en geen uitspraak is over de God van de Bijbel.
  • In het voorbeeld van Jannes en Jambres is het net andersom. Er wordt hier geen rechtvaardiging gegeven en in de Bijbel ontbreken verdere uitspraken over beide personen. Juist het ontbreken van bijbelse verwijzingen suggereert dat dit een buitenbijbels verhaal is, dat alleen ter illustratie wordt aangehaald.

Als we de Bijbel op een gedifferentieerde manier lezen, leiden we uit de bovenstaande voorbeelden geen leer af dat God “onbekend” is, noch concluderen we wilde verhalen over Jannes en Jambres. De Bijbel is nuchter en altijd goed verankerd in de tijd van de Bijbelschrijvers. Het dient om ons te verrijken. Paulus beschrijft de waarde als volgt: “de gewijde Schriften … die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof dat in Christus Jezus is”(2Tim 3:15 KNT). De Schriften wijzen naar Christus. Het doet dit met alle middelen, logisch de ervaringswereld van de luisteraars op dat moment volgend. Zouden wij niet hetzelfde doen?

Omgaan met de verbale inspiratie

“Mondelinge inspiratie” is een opvatting van de Bijbel volgens welke de Bijbel Gods Woord is en tot in de woorden en letters doortrokken is van Zijn Geest en daarom tot in de bewoordingen betrouwbaar is. Ik deel dit inzicht, maar – zoals in dit artikel staat – alleen met een gedifferentieerde kijk.

De doctrine van mondelinge inspiratie stamt uit de 19e eeuw. Meer hierover in het artikel “Bijbel, tijdgeest en ontwikkeling in het verstaan van de Bijbel”. Het onderwijs is relatief “jong”. Het ontstond tegen een bepaalde achtergrond en moet in zijn eigen context worden begrepen. De Bijbel zelf was in de 1e eeuw nog niet bekend als een enkel boek. Zelfs het Oude Testament, de Tenach, werd pas aan het einde van de 1e eeuw voor het eerst gecanoniseerd. De canonisatie van het Nieuwe Testament (het vastleggen van de delen) gebeurde pas veel later. De kerken in de tijd van Petrus en Paulus hadden het getuigenis van de apostelen en verschillende geschriften die ook werden doorgegeven, maar er was geen “Bijbel” zoals we die vandaag de dag kennen. Daarom moeten we een uitspraak als “de Bijbel is Gods Woord” met voorzichtigheid gebruiken. Wat de Bijbel is en hoe deze begrepen moet worden zijn vragen met verstrekkende gevolgen voor leer en geloof.

Een van mijn ervaringen is dat de Bijbel betrouwbaar is. De innerlijke samenhang van de teksten is erg sterk. De uitspraken zijn – ondanks alle verschillende contexten – over het algemeen consistent. Als het anders lijkt, is dat meestal een fout in mijn begrip en geen fout in het certificaat. Er is een ontwikkeling tussen de verschillende delen. Maar verbale inspiratie gaat nog een stap verder en verklaart elke letter tot goddelijk, tot het punt waarop wijdverspreide aannames ontstaan dat de Bijbel en God praktisch aan elkaar gelijkgesteld worden. Dit maakt de Bijbel onfeilbaar. Er waren tijden dat ik “in de Bijbel geloofde”. Dit is echter vreemd, want moeten we niet “in God geloven”? De Bijbel is hierbij slechts een hulpmiddel. Er kan een verschuiving plaatsvinden in de leer van mondelinge inspiratie die niet gezond is.

Er waren tijden dat ik “in de Bijbel geloofde”. Dit is echter vreemd, want moeten we niet “in God geloven”?

Als gevolg van deze verschuiving van de inhoud van het geloof – weg van God en in de richting van de Bijbel – wordt erkend dat de Bijbel goddelijke eigenschappen heeft, zoals “onfeilbaarheid” en “eeuwigheid”. Gelezen met de juiste ideologische bril moet elk bijbelwoord dan geïnterpreteerd kunnen worden vanuit het standpunt van vandaag en wat ik er dan subjectief uit voorlees moet dan geldig zijn voor alle tijden. Deze zienswijze is uiterst problematisch. Het is meer een projectie en eisegese dan een begrip en exegese. Ik schets dit hier met opzet een beetje kantig, zodat we de differentiatie verder kunnen bespreken.

Nee, ik gooi het kind niet met het badwater weg. Voor een beter begrip van de Bijbel is het belangrijk dat we ook de grenzen van de uitspraken onderzoeken. Sommige uitspraken zijn beeldtaal, andere uitspraken zijn culturele verwijzingen. Dit zijn dingen die we moeten leren herkennen als we de Schrift met winst willen lezen.

Samenvatting

Het is allemaal Gods Woord, namelijk een deel van de Bijbel, maar een deel ervan is figuurlijke taal, sommige uitspraken zijn culturele verwijzingen, sommige delen verwijzen naar menselijk handelen en verandering. Juist in deze verscheidenheid toont Gods Woord zich als een betrouwbare en levende getuige. Er worden contrasten gecreëerd die ons in staat stellen om te luisteren, na te denken en ons vervolgens volledig in Zijn boodschap te verdiepen. Maar we moeten Zijn boodschap niet verwarren met “zo en zo een brief”, alsof de Bijbel magische kwaliteiten heeft. De Bijbel is de drager van de boodschap, niet de boodschap zelf. De boodschap werd opgeschreven in zijn eigen culturele context, die vaak verschilt van onze context. Een goed begrip van de context van toen en nu helpt om de Bijbel te begrijpen.

De boodschap heeft een effect, zoals Paulus het beschrijft:

“En daarom danken wij God ook gedurig, dat gij, toen gij van ons het woord der tijding van God ontving, het niet ontvangen hebt als een woord van mensen, maar, gelijk het waar is, als een woord van God, dat ook werkt in u, die gelooft.”
1Thess 2,13