Een gevoelige kwestie

“Verkiezing” is een gevoelig onderwerp. In sommige gemeenten en kerken heb ik er nog nooit over gehoord, in andere is het onderdeel van een theologie die moeilijk te verteren is. Het wordt vaak geassocieerd met het idee dat sommigen uitverkoren zijn en anderen niet, alsof het ene kind een ijsje krijgt en het andere niet, en dat zonder reden! Het ene kind heeft gewoon geluk en het andere heeft pech. Als je het “probleem” hier ziet, is het begrijpelijk dat velen er niet eens over na willen denken. Wie kan het idee van willekeur in verband brengen met een almachtige God?

Er is een tastbaar probleem, alsof God willekeurig mensen zou kiezen.

Verkiezingen worden, zoals we weten, door iemand anders gedaan. Dus iemand anders stemt voor ons en dat moeten we gewoon accepteren. We zouden daar geen invloed op hebben. Er lijkt geen rechtvaardigheidsgevoel te zitten in deze term “verkiezingen”. En als er nu een God zou zijn die kiest, dan is er een tastbaar probleem, alsof God willekeurig mensen zou kiezen.

Uitverkiezing, voorbestemming of predestinatie verschijnen in verschillende gedaanten. In streng calvinistische kerken wordt onder bepaalde omstandigheden nog steeds een “dubbele predestinatie” onderwezen, volgens welke God sommigen voor de zaligheid zou hebben uitverkoren, terwijl hij de anderen voor de verdoemenis zou hebben bestemd. Dat moet je je proberen voor te stellen: Wat voor beeld van God is dit? In andere gemeenten wordt verwezen naar de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens (“vrije wil”) en via een kunstgreep wordt de uitverkiezing dan ondermijnd. Daar staat: Als je tot geloof bent gekomen (“als je voor Jezus hebt gekozen”), dan kun je achteraf erkennen dat God jou heeft uitverkoren. Dit klinkt vroom en half plausibel vanuit het oogpunt van iemands eigen ervaring, maar het mist de duidelijke verklaring van een uitverkiezing die volledig vanuit God gebeurt. Precies zoals ze zeggen:

“Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de bovenhemelse in Christus, zoals Hij ons in Hem heeft uitverkorenvóór de nederwerping van de wereld…”
Ef 1:3-4 (KNT)

Wie zal de beslissende impuls geven?

Terwijl sommigen beweren dat het altijd de mens is die voor het beslissende moment zorgt, spreekt de Bijbel over God die de beslissende impuls geeft. Het is het verschil tussen een meer antropocentrische (“mensgerichte”) interpretatie van de Bijbel en een theocentrische (“Godgerichte”, of Christocentrische of “Christusgerichte”) theologie. Het is niet zo gemakkelijk om het evenwicht te bewaren, want de werkelijkheid van God wil in harmonie gebracht worden met ons bestaan.

Iemand vertelde me bijvoorbeeld eens over een kerk in de VS die een welkomstbord voor de kerk en de dienst langs de kant van de weg had gezet. Er was echter een struik vlak voor geplant, die deze uitnodiging volledig aan het oog onttrok. Op de vraag waarom de struik niet werd teruggesnoeid, was het antwoord dat het onmogelijk was om te weten of God die persoon had uitverkoren voor redding of verdoemenis. Iemand die uitverkoren is voor veroordeling zou niet per ongeluk het teken moeten zien, naar de kerk gaan en tot geloof komen, want dan zou Gods plan helemaal in de war zijn! Men wil graag uitnodigen, maar voelt zich tegelijkertijd onder druk gezet om de uitnodiging weer te verbergen. Dubbele voorbestemming leidt tot vreemde bloei en helaas vaak tot veel angst in het leven van mensen die ermee opgroeien.

In andere richtingen staat de mens centraal en wordt Gods activiteit naar de achtergrond gedrongen. Terwijl sommige calvinisten de goddelijkheid van God boven alles stellen, staan in veel vrij-kerkelijke opvattingen de mens en zijn daden centraal. Beide richtingen hebben iets herkend, maar hoe breng je het samen?

Verkiezing is niet het doel

Verkiezing, wat is dat dan? Een manier om dit dilemma op te lossen kan zijn om het concept achter de vorige beweringen te begrijpen. Hoewel het niet wordt gezegd, zien velen uitverkiezing (of “tot geloof komen”) als een eindbestemming. Uitverkiezing leidt tot verlossing en “dat is het dan”. Hier zien we de volgende vergelijking: uitverkiezing = verlossing = uiteindelijke bestemming.

Uitverkiezing = Verlossing = Einddoel?

Het onderliggende concept is: “Als je eenmaal tot geloof bent gekomen, heeft de uitverkiezing haar bestemming bereikt”. Alsof God gaat over het redden van jou en mij. Hoewel deze veronderstelling wijdverspreid is, is ze fout. Het miskent Gods doel om op een dag “alles in allen” te worden (1Cor 15:28). Verkiezing betreft nooit “alles”, maar altijd slechts “een deel”. Verkiezing kan niet het doel zijn. We moeten verkiezing ergens op de tijdlijn van ontwikkeling naar het doel van God zien.

Als we willen begrijpen wat uitverkiezing is, moeten we ons afvragen “waartoe dient uitverkiezing”. We moeten ons afvragen wat het doel van de uitverkiezing is en waarvoor we zelf zijn uitverkoren.

Jezus, de uitverkorene

Lucas vertelt over de verheerlijking op de berg, een visioen dat volgens de overlevering plaatsvond op de berg Tabor in het noorden van Israël. In dit visioen wordt gemeld dat een stem wordt gehoord die zegt:

“Dit is Mijn uitverkoren Zoon, luister naar Hem!”
Lc 9,35

Jezus’ uitverkiezing wordt ook elders genoemd. Jezus wordt spottend de uitverkorene genoemd door de leiders van het volk terwijl Jezus aan het kruis hangt:

“Maar Jezus zegt: “Vader, vergeef het hun! Want zij weten niet wat zij doen.” Toen verdeelden ze Zijn kleren door er loten over te werpen en de mensen stonden erbij en keken ernaar. Met hen bespotten ook de oversten Hem en zeiden: “Hij heeft anderen gered, Hij redt zichzelf, als Hij de Christus van God is, de Uitverkorene!”
Lc 23:34-35

Hier horen we wat Jezus achterliet in termen van begrip onder de mensen en de leiders van het volk. Ze wachtten op een uitverkorene over wie de profeten hadden gesproken. Ze verwachtten een heel speciaal persoon die door zijn verkiezing machtige dingen zou kunnen doen. Als Hij de Christus van God was, de uitverkorene, dan paste wat er zojuist aan het kruis was gebeurd helemaal niet bij het beeld dat velen van de Messias van God hadden. Je zou ook kunnen zeggen: deze verkiezing die eindigt bij het kruis, voelt niet helemaal goed. Macht noch pracht is merkbaar. Er moet iets mis zijn. De spotters waren sceptisch.

Anderen zien dat echter anders:

“Rabbi, u bent de Zoon van God! U bent de Koning van Israël!”
Nathanaël, Johannes 1:49

“U bent de Christus, de Zoon van de levende God!”
Simon Petrus, Mt 16,16

De verklaringen konden niet meer van elkaar verschillen. Sommigen herkenden in Jezus de beloofde Messias, de Christus van God, terwijl anderen dit ontkenden. Jezus Christus heeft nooit zelf verkiezing geclaimd, maar verwees altijd naar Zijn God en Vader. In de Joodse context waren het de profeten, hogepriesters en koningen die door zalving werden gekozen en apart werden gezet voor dienst. Als Simon Petrus zegt “U bent de Christus”, is dat synoniem met het Hebreeuwse “Messias” (hb. mashiach), wat “gezalfde” betekent. Het is een verwijzing naar de Joodse betekenis van deze term. De Messias is de uitverkorene van God die met een doel in de wereld kwam.

Verkiezing is voor een taak

In de Bijbel wordt uitverkiezing gekoppeld aan een taak. Verkiezing is nooit een doel op zich. Het idee dat iemand “uitverkoren en dus gered” is of “niet uitverkoren en dus verloren” is zeer problematisch en misleidend. Dit zwart-wit denken is vreemd aan de Bijbel. Het verband tussen “uitverkiezing” en “verlating” zien we echter keer op keer in de Schrift. Dat is een heel positieve link. God kiest zo dat een taak wordt vervuld of een doel wordt bereikt door de uitverkorenen. De uitverkorenen zijn niet het doel, maar een middel tot het doel.

Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van verschillende voorbeelden:

  1. Abraham
    Abram was misschien wel de eerste uitverkorene. Hij had hier zelf niets aan bijgedragen, maar het was God die hem had uitgekozen. Door Abraham zouden ooit alle volken op aarde gezegend worden: “Moet ik voor Abraham verbergen wat ik wil doen? Abraham zal zeker een groot en machtig volk worden, en in hem zullen alle volken op aarde gezegend worden!” (Gen 18:17-18).
  2. Israël
    Het volk Israël behoort tot Gods uitverkorenen (Deut. 7:6-9 Jes. 44:1 Jes. 45:4 Hand. 13:17 e.a.). Zij zullen op een dag een zegen zijn voor alle volken (Zach 8:13, Zef 3:20). Dit is als het ware de bevestiging van Abrahams taak. In de ups en downs van de geschiedenis van Israël komt deze kijk op de Messias naar voren. Toen Jezus (hb. Yeshuah) kwam, werd hij door de meeste mensen niet als Messias herkend. Hij werd verworpen en de gelovige Joden uit Israël die als kerk in Jeruzalem bleven (de uitverkiezing, Rom 11:5) hebben de vervulling van de beloften nog niet gezien. In plaats daarvan kwam er een kerk uit alle volken (het lichaam van Christus, de kerk van vandaag. Zie hieronder). Paulus ziet echter niet het einde voor Israël, maar nog steeds een duizelingwekkende toekomst: “Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal dan de aanneming anders zijn dan het leven uit de doden. Maar als hun val de rijkdom van de wereld is, en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid!” (Rom 11:12). Dus ook Paulus ziet Israël als een uitverkoren natie, een kanaal van zegen voor de wereld – allemaal hetzelfde volgens de profetische uitspraken. Israël heeft nog steeds een taak voor de wereld.
  3. Gemeente uit alle landen
    Het woord kerk betekent “geroepenen” (Gr. ekklesia). Verschillende gemeenten worden genoemd. De kerk van vandaag, bestaande uit gelovigen uit alle volken, werd specifiek geroepen door Paulus (Rom 11,13) “opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus zou komen tot de volken, opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof” (Gal 3,14, Openb. Elbf.). Dit gebeurde echter zonder bemiddeling van het volk Israël, zoals de profeten hadden voorspeld. Dit is wat de gemeenschap van vandaag bijzonder maakt. Op verschillende plaatsen schrijft Paulus daarom over geheimen die hij mocht onthullen (Rom 16:25 Ef 3:2-3 etc. Zie ook het artikel “Jezus en Paulus, zeggen ze hetzelfde?”). Nu is deze gemeente, waarin wij een aandeel hebben, ook geroepen voor een taak. We lezen deze opdracht in Efeziërs 2:6-7: “Hij richt ons samen op en zet ons samen neer temidden van hen die boven in de hemel zijn, in Christus Jezus, om de buitensporige rijkdom van zijn genade te tonen in goedertierenheid jegens ons in Christus Jezus in de komende eonen” (KNT). Simpel gezegd wacht ons een taak in de hemel om genade daar zichtbaar te maken. Maar tot het zover is, zijn we hier als “geroepenen”, als ekklesia, als de kerk en gemeente van Christus.

Je zou de verkiezing een “oproep tot dienstverlening” kunnen noemen. Dit betekent echter geen activisme, maar eerder dat we hier de werken doen die Hij voor ons heeft voorbereid om in te wandelen (Ef 2:8-10). Maar dat is nog niet alles. Zij die alleen aan het hier en nu denken, realiseren zich niet dat God ons tot een groter doel heeft geroepen. Uitverkiezing is ook het “verzamelen” van de uitverkorenen totdat het bedieningsinstrument compleet is. Paulus ziet bijvoorbeeld dat op een dag de “voltooiing van de volken” zal komen, waarna een nieuwe fase in Zijn handelen zal beginnen. Hij noemt dit een mysterie (Rom 11:25-27). Er zijn dus momenten waarop de selectie wordt aangeroepen en andere momenten waarop het voltooide “gereedschap” zijn dienst kan beginnen. We kunnen onderscheid maken tussen vandaag en morgen. Wat onszelf betreft, kunnen we erkennen dat God vandaag “goede werken voor ons bereidt om in te wandelen” (Ef 2:8-10), maar ook dat we “genade zullen tonen” in de komende eeuwen (Ef 2:6-7). De apostel noemt beide in één adem.

Samenvatting

Ieder van hen die wordt opgeroepen heeft een taak voor zich. Voor Abraham was het een belofte voor zijn nakomelingen. Hij was het kanaal van deze zegen. Het begon klein met Abraham, maar op een dag zou de hele wereld erbij betrokken worden. Hetzelfde gold voor Israël. Israël zal als volk een belangrijke taak hebben. Petrus zegt (in het “Evangelie van de besnijdenis” Gal 2,7-9, namelijk gericht aan Israël) tegen de gelovigen uit Israël: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk tot een bezitting, opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.” (1Pet 2,9). Wij, de geroepen kerk, zijn ook uitverkoren (Ef 1,4). Er wacht ons nog een hemelse taak.

Uit deze voorbeelden kunnen we zien dat uitverkiezing nooit een doel op zich is, maar bedoeld is als een oproep tot dienstbaarheid. Uit de respectieve context kunnen we afleiden welke taak wordt bedoeld.