Inleiding

Wat is zegenen? En: Wie wil er niet gezegend worden? Gewoon gezegend zijn en putten uit het volle – dat kan ik me goed voorstellen. Dat is wat ik wens. Ik wil mooie dingen zien, ik wil me goed en gezond voelen en ik wil in alles goed zijn. Dit ervaren zou zoiets zijn als een aanmoediging die zichtbaar wordt in de werkelijkheid. Ook ik heb deze wens. Het is een volledig menselijk verlangen.

Zegenen is iets goeds. Iedereen wil goed ervaren. Wat echt goed voor ons is, is niet altijd op het eerste gezicht duidelijk. Mijn kijk op de wereld en op mijn eigen leven heeft altijd nieuwe inzichten nodig gehad. Wat als goed wordt ervaren is slechts mijn perceptie. Het is sterk beïnvloed door mijn ervaringen. Waar iemand dankbaar voor is en wat iemand als een zegen ervaart, lijkt niet voor iedereen hetzelfde te zijn.

Omdat ik de Bijbel en zijn uitspraken ter harte neem, begrijp ik dat echte zegen van God komt. Ik herken dit in de woorden van Jakobus:

“Elk goed geven en elke volmaakte gave komt van boven, van de Vader der lichten, bij wie geen variatie is, geen verandering van schaduw
(KNT, Jas 1:17).

Elk goed geven, leer ik hier, is als een perfect geschenk, als een geschenk zonder nadelen. Goddelijke zegen is als een perfect geschenk. Goddelijke zegen is ook zonder verandering, want God zelf is constant. Zij die zich gezegend voelen, kunnen vooruitgaan in het leven en zien dat het doorgaat. Er is vertrouwen in. Zegen is de belichaming van alle goede dingen. In de taal van het Nieuwe Testament, het Grieks, is het woord zegen eulogia, wat letterlijk vertaald “goed woord” of “goed woord” betekent. Wie zegent, spreekt een goed woord. Zij die gezegend zijn ontvangen een goed woord.

Zegen ervaren?

Is het bij al deze positieve uitspraken niet vanzelfsprekend om ook zaken als welzijn, gezondheid en vreugde mee te nemen? Zouden dit ook geen goede dingen zijn die gepaard zouden moeten gaan met Gods zegen? Dit zijn begrijpelijke vragen en het beantwoorden ervan kan ons helpen een weg te vinden in het leven en in het geloof.

Maar laten we ook de tegenvraag stellen: Wat gebeurt er als ons leven er niet zo “gezegend” uitziet? Wat als tegenspoed en lijden, dood en ziekte, verlies en pijn op je pad komen? Moet ik dan concluderen dat ik niet gezegend ben? Of zelfs dat God zich van mij heeft teruggetrokken? Wat is dan mijn begrip van Gods zegen? Als de wind niet van achteren waait, maar van voren, hoe moet je dat dan begrijpen? Soms kan het helpen om jezelf deze vragen te stellen. Het kan je zelfs goed doen om ze te verdragen. Het is de moeite waard om moeilijke vragen te doorstaan zodat er misschien betere antwoorden komen. Misschien moeten we ons dan afvragen: leggen we wel de juiste link als we Gods nabijheid gelijkstellen aan zichtbare zegen?

Laten we eerst eens kijken naar een geval waarin dit daadwerkelijk het geval was.

Het gebed van Jabes

In de Bijbel staat het verbazingwekkende verhaal van Jabes. Slechts twee Bijbelverzen spreken over hem, maar deze twee verzen hebben alles in zich. Jabes zegt daar een gebed op. Dit “Gebed van Jabes” zorgde een paar jaar geleden voor opschudding in christelijke kringen. Het lag op ieders lippen. Er verschenen devotieboeken, flyers, brochures en ansichtkaarten – allemaal met het gebed van Jabes als inhoud.

Het verhaal gaat als volgt:

“Jabes had meer aanzien dan zijn broers, want zijn moeder had hem de naam Jabes gegeven, zeggende: ‘Ik heb hem met pijn gebaard’. Maar Jabes had tot de God van Israël geroepen, zeggende: Dat Gij mij zegene en mijn kust vergrootte, en dat Uw hand met mij zou zijn, en dat Gij het kwade van mij zoudt weren, opdat mij geen pijn zou overkomen. En God liet komen wat hij gevraagd had.”
1Kron 4,9-10

In feite is het een opmerkelijk verhaal. Aan de ene kant is het opmerkelijk vanwege het verhaal zelf. Maar het verhaal is ook opmerkelijk omdat het op zo’n extreem korte en beknopte manier wordt verteld.

De naam Jabes is een echo van het woord voor “pijn”. Het is een woordspeling van de moeder die hem de naam gaf. Want “zijn moeder had hem de naam Jabes gegeven, want zij zei: Met pijn heb ik hem gebaard”. Dit is echter niet het einde van het verhaal. Terwijl de naam de ervaring van de moeder weerspiegelt, stelt de zoon er iets anders tegenover. “Maar Jabes had geroepen tot de God van Israël, zeggende: Dat Gij mij zoudt zegenen, en mijn kust vergroten, en dat Uw hand met mij zou zijn, en dat Gij het kwaad van mij zoudt weren, opdat mij geen kwaad overkome.” De zoon neemt dus niet zomaar de last van zijn naam op zich, maar aanbidt God, de God van Israël, dat Hij hem zal zegenen, dat Hij het goed met hem zal maken, dat hem geen kwaad of pijn zal overkomen.

Pijn

De naam Jabes (hb. יַעְב ֵּץ֙) echoot het Hebreeuwse “met/in pijn” uit dezelfde zin (hb. בְּעֹֽצֶב , be-ozeb, een ontlening en omkering van de letters naar Jaezeb).

E.W. Bullinger wijst er in een voetnoot van de Companion Bible op dat het omkeren van de letters als een opzettelijke woordspeling ook kan duiden op een verandering in ervaring. Hoewel Jabes met pijn geboren is, wenst zijn moeder hem het tegenovergestelde. Bullinger schrijft: “De omzetting van letters in het Hebreeuws kan een verandering van ervaringen betekenen, en ‘moge zijn pijn of verdriet omgekeerd zijn'” (“The transposition of letters in Hebrew may int imate a change of experiences, and mean‘may he havepain or grief lifted or received reversed‘”).

De naam Jabes verwijst naar de pijn van een bevalling. Dit doet denken aan het verhaal uit het eerste boek van Mozes, waar staat:

“Tot de vrouw zei hij: Ik zal de barensweeën van uw zwangerschap zeer vermeerderen; met pijn zult u kinderen ter wereld brengen…”
Gen 3:16

De vervulling van het gebed

Wat verbazingwekkend is, is wat Jabes leert na zijn gebed:

“En God deed komen wat hij had gevraagd.”

Zo simpel is het. Of tenminste: Zo eenvoudig lijkt het. Want Gods antwoord komt hier onmiddellijk en zonder voorbehoud. God geeft Jabes waar hij om gebeden heeft. Hiermee stijgt Jabes naar één van de bovenste plaatsen in de “lijst van succesvolle gelovigen”, als je daar al van kunt spreken. Natuurlijk bestaat zo’n lijst niet. Maar ik zie en hoor steeds weer dat “zegen” en “succes in geloof” met elkaar verbonden zijn. Als je dat doet, voed je ook vergelijkingen met anderen. De lijst met successen staat al in mijn geheugen gegrift. En dat niet alleen – vooral een zichtbare zegen wordt zeer gewaardeerd. In sommige evenementen en preken lijkt het alsof “zegeningen” vaak worden aangehaald als “barometers van succes”. Wee je gebeente als je geloof niet gekleurd is door spectaculaire inzetten. Jabez lijkt het allemaal moeiteloos voor elkaar te hebben.

Maar – geldt dat nu ook voor mij en voor alle anderen? Het is gerechtvaardigd om dit kritisch in twijfel te trekken. Zijn “succes in geloof” en “zichtbare en tastbare zegen” echt zo belangrijk in de Bijbel? Of proberen we hier iets uit te beelden dat niet in de Bijbel bestaat? Want in de Bijbel worden ze niet allemaal Jabes genoemd, en bij mijn weten is er geen ander vergelijkbaar verhaal. Integendeel: veel verhalen in de Bijbel hebben een heel ander verloop.

Hebben we een geloof in succes nodig?
Zijn er wonderen voor nodig om ons geloof “juist” te laten voelen?
Leven we van gebedsverhoring naar gebedsverhoring?
Of gaat het om heel andere dingen?

Het valt op dat het verhaal van Jabes maar twee verzen kort is. Aan de andere kant is er een heel boek gewijd aan het lijden van Job. Dit zijn tegenstellingen die we steeds weer terugzien in de Bijbel. Tegenstellingen zijn wat we tegenkomen in de wereld zelf. Wat opvallend blijft: Het gaat goed met Jabes en we lezen geen woord meer over hem – alsof zijn verhaal verder niet interessant is. Mensen die lijden worden echter steeds weer genoemd.

Aan de gemeente in Korinthe schrijft Paulus: “En als één lid lijdt, lijden alle leden mee” 1 Kor 12:26. Dit laat zien dat lijden iets heel normaals is dat bij deze wereld hoort en ook bij een normaal geloofsleven. In het normale geval zal de zon niet altijd fel schijnen. Paulus schrijft over zijn eigen ervaringen: “…mijn vervolgingen, mijn lijden dat mij overkwam in Antiochië, in Iconium, in Lystra. Deze vervolgingen heb ik doorstaan, en de Heer heeft mij uit al die vervolgingen gered.” 2 Tim 3:11. Dit is een interessante uitspraak: hoewel de moeilijkheden hem niet bespaard bleven, ervoer hij er wel verlossing in. Wat is nu de zegen?

Niet zien, maar geloven

In schril contrast met een misleidend geloof in succes staan de woorden van Jezus zelf. Na zijn opstanding verschijnt hij opnieuw en opnieuw aan verschillende discipelen. Maar niet iedereen gelooft de verhalen.

“Maar Thomas, een van de Twaalf [Aposteln], die Didymus werd genoemd, was niet bij hen toen Jezus kwam. De andere discipelen meldden Hem toen: “We hebben de Heer gezien!” Hij zei echter tegen hen: “Tenzij ik het merkteken van de nagels in Zijn handen bewaar en mijn vinger in het merkteken van de nagels steek en mijn hand in Zijn zijde (vgl. Joh. 19:34), zal ik geenszins geloven”.
Na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen en Thomas was bij hen. Toen kwam Jezus binnen met gesloten deuren, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij met u!” Toen zei Hij tegen Thomas: “Steek je vinger uit en bewaak Mijn handen; steek dan je hand uit en leg hem in Mijn zijde, en geloof niet, maar verwerp het! Thomas antwoordde Hem: “Mijn Heer en Mijn God!” Maar Jezus zei tegen hem: “Omdat je Mij gezien hebt, heb je geloofd. Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven.””
Johannes 20:24-29 (KNT, Concordant Nieuw Testament)

Paulus getuigt later in zijn tweede brief aan de Korintiërs:

“…we lopen hier door geloof en niet door waarneming.”
2 Kor 5:7 (KNT)

Perceptie, zichtbare successen, zijn vandaag de dag geen maatstaf voor ons. Voor Israël waren er “tekenen en wonderen” (waarvan vooral de evangeliën en Handelingen getuigen) als een aanwijzing voor het Messiaanse Koninkrijk. Zij ervoeren de “krachten van de toekomstige aeon (tijdperk)” (Heb 6:5). Maar deze tijd is nog niet vervuld. De zegening van vandaag is van een heel andere aard.

Hoe we gezegend zijn

De apostel Paulus, wiens leven helemaal niet over rozen ging, bezit een enorme rijkdom. Aan de kerk in Rome schrijft hij:

“Maar ik weet dat ik zal komen (als ik tot jullie kom) in de vervolmaking van de zegen van Christus.”
Rom 15:29 (KNT)

Is dat niet wat we willen? De voltooiing van de zegen van Christus ervaren? Dit is meer dan de volheid van zegen, want het is de aanvulling van volheid op volledige volheid. Het omvat alles wat nog ontbreekt. Het is de “vervulling” van de volle maat. Hiermee wil Paulus tot de Romeinen komen. Dit brengt hem naar de gemeenschap. Daarmee komt hij ook naar ons toe. Maar wat wordt hier precies mee bedoeld? Het is het beste om een uitspraak in zijn eigen context te lezen. In dit geval is het de Brief aan de Romeinen. Het is opvallend dat er geen evangelie van voorspoed of succes in de Brief aan de Romeinen staat. Het evangelie spreekt niet over ons geluk of ongeluk, maar over God. Het spreekt over hoe Hij in deze wereld werkt. In het evangelie staan niet wij centraal, maar God zelf. Als Paulus het heeft over het voltooien van de zegen van Christus, dan is dat in het kielzog van dit evangelie, waarvan de kernboodschap is dat God er voor ons is(Rom 8:31-32).

In een circulaire aan de gemeenten schrijft Paulus:

“Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons zegent … met alle geestelijke zegeningen.”
Efeziërs 1:3 (KNT)

Hier lezen we dat God zegent met geestelijke zegeningen. Dat is tenminste hoe Paulus het opvatte voor zichzelf en voor de kerk in Efeze. Hij zou kunnen zeggen dat de God en Vader van onze Heer Jezus Christus “ons zegent met alle geestelijke zegen …”. Daar is de apostel zelf bij betrokken. Het is iets wat hij op dezelfde manier voor zichzelf ziet en voor de gemeenschap. Het is als een gemeenschappelijke grond waarop ze staan – een grond die zelfs zo rijk is dat hij deze God ermee “terug zegent”. Zegen of zegen wordt verschillende keren genoemd in dit vers. Het is God die zegent, zeker, maar Paulus zegent ook. Paulus zegent God als reactie op de zegen die hij en de gemeente hebben ontvangen. We zouden zegen willen begrijpen als een zegen die naar ons toe stroomt. Maar het kan ook terugstromen.

Het evangelie spreekt niet over ons geluk of ongeluk, maar over God. Het spreekt over hoe Hij in deze wereld werkt. In het evangelie staan niet wij centraal, maar God zelf.

Waar we gezegend zijn

In de woorden die volgen, beschrijft hij ook waar deze zegen wordt gegeven. Er staat: “…die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van hen die boven zijn in Christus”. (Ef 1:3) De plaats is “te midden van hen die boven zijn” en daar nog preciezer “in Christus”. In Hem zijn we gezegend. Spiritueel zijn we waar Hij is. God zegent ons en wij kunnen deze zegen weerspiegelen.

Paulus beschrijft onze ervaring en situatie ook goed in de volgende passage:

“Want God die gebood: ‘Laat het licht schijnen uit de duisternis’, laat het schijnen in onze harten tot de helderheid van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de buitengewone kracht van God blijkt te zijn en niet van ons: in alle dingen verdrukt maar niet beperkt, verbijsterd maar niet wanhopig, vervolgd maar niet in de steek gelaten, neergeworpen maar niet ten onder gegaan. (…)
Daarom zijn we niet ontmoedigd, maar Ook al is onze uiterlijke mens verdorven, onze innerlijke mens wordt van dag tot dag vernieuwd. Want de kortstondige lichtheid van onze beproeving brengt voor ons een aeonische zwaarte van heerlijkheid teweeg die alles overtreft en tot de overtreffende trap leidt, omdat we niet letten op wat we zien, maar op wat we niet zien. Want wat gezien wordt is van korte duur, maar wat niet gezien wordt is aeonisch.”
2 Kor 4:6-18

Dat is echt een zegen in deze wereld.