Het Koninkrijk der Hemelen is een belangrijk thema in de Evangeliën. De uitdrukking komt uitsluitend voor in het Evangelie van Matteüs. De wortels van dit koninkrijk liggen in het Oude Testament. De beloften van het Koninkrijk der Hemelen kenmerken de verkondiging van Jezus, die zijn bediening begon met de woorden: “Bekeert u! Want het koninkrijk van de hemel is nabij! Een beter begrip van het koninkrijk van de hemel werpt licht op grote delen van het Nieuwe Testament.

Vanaf dat moment …

“Vanaf dat moment begon Jezus te prediken en te zeggen: “Bekeert u, want het koninkrijk van de hemel is nabij!”
Mt 4,17 Rev Elbf

“Vanaf die tijd begon Jezus te verkondigen: “Bekeert u! Want het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen!”
Mt 4,17 KNT

Vanaf een bepaald moment begon Jezus te prediken. Tot dan toe had hij dat niet gedaan. De tijd was rijp. En als Hij spreekt, gaat het over het Koninkrijk der Hemelen, dat (blijkbaar) ooit ver weg was, maar nu “dichtbij gekomen” is in Hem en met Zijn prediking.

Dit is de tweede keer dat de uitdrukking “koninkrijk van de hemel” of “koninkrijk van de hemelen” voorkomt. De eerste keer dat het wordt geschreven is een hoofdstuk eerder bij Johannes de Doper, die hetzelfde zei als Jezus (Mt 3:2). Toen Jezus begon te prediken, zei Hij: “Bekeert u, want het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen!” (Mt 4:17).

Natuurlijk staat de uitdrukking niet in een vacuüm. In de context gelezen is deze uitdrukking duidelijk. De luisteraars zijn Joden in het land Israël, en Jezus werd geboren als Jood onder de Joden. Toen Maria zwanger was en Jozef overwoog of hij – omdat hij niet de vader was – van haar moest scheiden, verscheen er een engel van God aan hem:

“Terwijl hij dit overwoog, zie, een boodschapper van de Heer verscheen aan hem in een droomgezicht en zei: “Jozef, zoon van David, wees niet bang om Mirjam tot je vrouw te nemen, want wat in haar verwekt wordt, is van de Heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij zult hem Jezus noemen, want hij zal zijn volk redden van hun zonden.”
Mt 1:18-21

Hier was nog niets bekend over een “gemeente uit alle volken”. Het volk waarover hier gesproken wordt kan in de context alleen het volk Israël betekenen. Daar groeit Hij op en daar begint zijn predikambt. De bediening in de evangeliën wordt door Jezus zelf beschreven in de woorden:

“Ik ben slechts gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël!”
Mt 15,24

Daar is geen misverstand over mogelijk. Paul verdubbelt later:

“Want ik zeg: Christus is de dienaar van de besnijdenis geworden voor de waarachtigheid van God, om de beloften van de vaderen te bevestigen. Maar de volken…”
Rom 15:8-9

De besnijdenis en “beloften van de vaderen” beschrijven de verwachting van het volk Israël – in tegenstelling tot de rest van de volken. Uit deze citaten kunnen we zien dat deze bediening van Jezus iets te maken heeft met de beloften van de vaderen en met Israëls verwachting waarvan de vervulling “nabij is gekomen”.

Als Jezus begint te prediken, zegt Hij: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”. Naderbij gekomen! Dit is geen nieuwe openbaring, maar het gaat om iets dat al eerder bekend was. Toen was het nog ver weg, maar met Hem is het nu “dichtbij gekomen”. Hier wordt dus een brug gelegd tussen de geschriften van de profeten (of Tenach, Oude Testament) en Zijn bediening. Het gaat om de bevestiging van de “beloften van de vaderen”, zoals Paulus het later verwoordde. De uitdrukking “koninkrijk van de hemel” heeft iets te maken met het Oude Testament en met de verwachting van Israël.

Matteüs en het Koninkrijk der Hemelen

De uitdrukking “koninkrijk van de hemel” komt maar in één boek in het Nieuwe Testament voor, namelijk in het Evangelie van Matteüs. Geen enkele andere schrijver van het Nieuwe Testament gebruikt deze uitdrukking. Wanneer Matteüs spreekt over het “koninkrijk van de hemel”, gebruiken de andere evangelisten Marcus, Lucas en Johannes in vergelijkbare bijbelpassages de uitdrukking “koninkrijk van God”.

Concordantie van het woord “Koninkrijk” in het Evangelie van Matteüs

Koninkrijk

(gr. basileia)

Alle Bijbelpassages waar “koninkrijk” voorkomt in het Evangelie van Matteüs, met de volgende sleutel:
K = Koninkrijk (diverse)
KdH = Koninkrijk der Hemelen
KG = Koninkrijk van God
EdK = Evangelie van het Koninkrijk

Mt 3,2 KdH is nabij gekomen
Mt 4,8 K
Mt 4,17 KdH is nabij gekomen
Mt 4,23 EdK
Mt 5,3 KdH
Mt 5,10 KdH
Mt 5,19 KdH (2x)
Mt 6,10 K
Mt 6,13 C
Mt 6,33 KG
Mt 7,21 KdH
Mt 8,11 KdH
Mt 8,12 K
Mt 9,35 EdK
Mt 10,7 KdH is nabij gekomen
Mt 11,11 KdH
Mt 11,12 KdH
Mt 12,25 K
Mt 12,26 K
Mt 12,28 K
Mt 13,11 KdH
Mt 13,19 Woord van de K
Mt 13,24 KdH
Mt 13,31 KdH
Mt 13,33 KdH
Mt 13,38 Kinderen van de K
Mt 13,41 K
Mt 13,43 C van haar vader
Mt 13,44 KdH
Mt 13,45 KdH
Mt 13,47 KdH
Mt 13,52 KdH
Mt 16,19 Sleutel van KdH
Mt 16,28 Mensenzoon… zijn K
Mt 18,1 KdH
Mt 18,3 KdH
Mt 18,4 KdH
Mt 18,23 KdH
Mt 19,12 KdH
Mt 19,14 KdH
Mt 19,23 KdH
Mt 19,24 KG
Mt 20,1 KdH
Mt 20,21 K
Mt 21,31 KG
Mt 21,43 KG
Mt 22,2 KdH
Mt 23,13 KdH
Mt 24,7 K (2x)
Mt 24,14 EdK
Mt 25,1 KdH
Mt 25,34 K
Mt 26,29 C van de Vader

Met deze lijst is het gemakkelijk te begrijpen wat er verbonden is aan de verkondiging van het Koninkrijk.

De uitdrukking “Koninkrijk van God” komt veel vaker voor in het Nieuwe Testament en wordt ook later gebruikt (na de evangeliën). De twee termen “Koninkrijk van God” en “Koninkrijk van de Hemel” zijn echter niet identiek. Ze worden allebei gebruikt in een vergelijkbare context, maar niet alles wat gezegd wordt over het Koninkrijk van God gebeurt ook in het Koninkrijk van de Hemel.

Het “Koninkrijk van God” is een veelomvattende uitdrukking en omvat meer dan alleen het “Koninkrijk der Hemelen”. Het Koninkrijk van God omvat alles, terwijl er speciale uitdrukkingen bestaan voor delen van dit Koninkrijk. Laten we ons het Koninkrijk van God voorstellen als een cirkel: De grootste cirkel is het Koninkrijk van God. De kleinere cirkels zijn speciale “delen” van dit grote Koninkrijk, zoals het “Koninkrijk der hemelen” (Mt 4:17) of het “Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde” (Kol 1:13). Met zulke speciale uitdrukkingen worden bepaalde uitdrukkingen van het grote Koninkrijk van God verlicht.

Het Koninkrijk is nabij gekomen

Drie keer gaan er mensen uit met de boodschap: “Bekeert u, want het koninkrijk van de hemel is nabij”.

De eerste keer dat we het vinden is bij Johannes de Doper. Hij bereidt de weg voor Jezus voor. Jesaja profeteerde: “Een stem roept: Maak in de woestijn de weg van de HEER recht! Maak een weg vrij voor onze God in de steppe!” (Jesaja 40:3). En als Johannes de Doper verschijnt, lezen we:

“En in die dagen kwam Johannes, de Doper, predikende in de woestijn van Judea, zeggende: Bekeert u. Want het Koninkrijk der hemelen is nabij. Want het Koninkrijk der hemelen is nabij. Want van hem is gesproken door de profeet Jesaja, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heren, maakt zijn paden recht.””
Mt 3,1-3

Als Jesaja al over Johannes de Doper sprak en Johannes vervolgens predikt: “Het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen”, dan kunnen we met een gerust hart aannemen dat dit koninkrijk van de hemel iets te maken heeft met de beloften uit het Oude Testament. En als we een hoofdstuk later lezen dat Jezus hetzelfde verkondigde als Johannes, dan begrijpen we dat Jezus ook sprak over iets dat in het Oude Testament was beloofd. Johannes de Doper kondigde aan wat nog dichterbij kwam met Jezus. Beide spreken over dezelfde dingen. John is hierin de pionier. Jezus is de vervulde belofte. Met Jezus was de komende koning er, dus het koninkrijk was ook niet ver weg.

Later, als Johannes in de gevangenis zit, stuurt hij zijn discipelen naar Jezus met een vraag:

“En toen Johannes in de gevangenis de werken van de Christus hoorde, zond hij door zijn discipelen, zeggende tot Hem: Zijt Gij het die komt, of zullen wij op een ander wachten? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en vertelt aan Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende, lammen lopen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt goed nieuws verkondigd. En gezegend is hij die in mij niet beledigd wil worden!”
Mt 11,2-6

Ook hier wordt duidelijk dat het om een oude belofte ging die nu in vervulling ging. Jezus was de Komende; dit bleek duidelijk uit Zijn werken. Het waren tekenen en wonderen die zijn autoriteit en het naderende koninkrijk van de hemel bevestigden. Hij was de Messias, de Koning die vrede brengt, zoals Jesaja had voorspeld:

“Want ons is een kind geboren, een zoon is ons gegeven, en de regering rust op zijn schouder; en zij noemen zijn naam: Wonderbare Raadsman, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. Groot is de heerschappij, en er zal geen einde zijn aan den vrede op den troon van David, en op zijn koninkrijk, om het op te richten en te handhaven met recht en rechtvaardigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de HEERE der heirscharen zal dit doen.”
Jesaja 9:5-6

Er zal geen einde komen aan de vrede op de troon van David. Dat is een belofte. Matteüs gaat in op deze beloften, zoals het aan het begin van het evangelie staat:

“Boek over de oorsprong van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.”
Mt 1,1

Matteüs plaatst Jezus in de rij van beloften. Hij is de vervulling. Waar de profeten over spraken is aanstaande. Nu moeten we alleen begrijpen wat er precies bedoeld wordt met de uitdrukking “koninkrijk van de hemel”. We kunnen verwachten hier meer over te leren van de profeten in het Oude Testament. In het bijzonder zou het een verwijzing naar de profeet Daniël kunnen zijn.

Daniël en het Koninkrijk der Hemelen

Daniël was een profeet die zijn profetieën buiten Israël gaf. Samen met andere Israëlieten werd hij door koning Nebukadnezar uit Israël ontvoerd en naar het hof in Babylon gebracht. Daniel was daar met zijn vrienden:

“En aan deze vier jongemannen gaf God kennis en inzicht in alle geschriften en wijsheid; en Daniël begreep visioenen en dromen van allerlei aard.”
Dan 2:17

Daniël had vele visioenen en dromen. Hij was ook een droomuitlegger. Zijn door God gegeven dromen en interpretaties laten een door God gestuurde wereldgeschiedenis zien waarin God zelf alles naar het goede leidt.

Het is een bijzonder spannend verhaal dat we lezen in het tweede hoofdstuk van het boek Daniël (Daniël 2). Nebukadnessar droomt een droom en Daniël mag die uitleggen. Daniël bidt dus tot God en God legt hem in een droomgezicht de betekenis van Nebukadnessars droom uit. Nebukadnessar droomde de geschiedenis van de wereld, voorgesteld door een groot standbeeld, gemaakt van verschillende materialen. Aan het einde van de droom gebeurt er echter iets waardoor dit standbeeld omvalt. Een steen breekt los zonder handen, waardoor het standbeeld omvalt en verpletterd wordt. De interpretatie is:

“En in de dagen van deze koningen zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten dat in eeuwigheid niet vernietigd zal worden. En het koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken verpletteren en vernietigen, maar zelf zal het eeuwig standhouden. Gelijk gij zag, dat van den berg een steen losbrak, en dat niet door handen, en verpletterde het ijzer, en het brons, en het klei, en het zilver, en het goud. Een grote God laat de koning weten wat er hierna zal gebeuren; en de droom is betrouwbaar en de uitleg ervan nauwkeurig.”
Dan 2:44-45

Hier is de belofte waar Johannes en Jezus naar verwijzen: De God van de hemel zal een koninkrijk vestigen dat niet eeuwig zal worden vernietigd. Dit is het koninkrijk van de hemel, een koninkrijk dat op aarde gevestigd zal worden door de God van de hemel. Het vervangt alle aardse koninkrijken die daarvoor kwamen.

Het koninkrijk van de hemel is niet in de hemel of zelfs de hemelen, zoals vaak wordt aangenomen. Het gaat niet om een plaats in de hemel. Integendeel, het is een koninkrijk op aarde! Dit is een genitief “de hemel”, wat de oorsprong aangeeft. Het koninkrijk van de hemel heeft een hemelse oorsprong, zoals Daniël hier uitlegt. Maar het is gebouwd op de aarde.

Er is nog iets opvallends dat Daniël hier noemt: dit koninkrijk “zal aan geen ander volk worden overgelaten”. Het koninkrijk dat de God van de hemel opricht, wordt overgelaten aan een speciaal volk. Zoals we in het verdere verloop van het boek Daniël kunnen zien, verwijst dit naar het volk Israël. Jezus kwam dus ook om “de beloften van de vaderen te bevestigen”, schreef Paulus (Rom 15:8).

Er zijn nog andere verwijzingen in het boek Daniël. Vooral hoofdstuk 7 biedt interessante inzichten. Koning Nebukadnessar is er al niet meer, maar Daniël is nog steeds aan het hof in Babylon, waar Belsassar nu regeert.

“In het eerste jaar van Belsassar, koning van Babylon, zag Daniël een droom en visioenen van zijn hoofd op zijn bed. Daarna schreef hij de droom op, de som van de gebeurtenissen die hij rapporteerde.”
Dan 7:1

Daniël zag een visioen met verschillende dieren die ook koninkrijken symboliseerden. Het einde van de verschillende koninkrijken is als volgt:

“En het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de hele hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk, en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen.”
Dan 7:27

Dus de God van de hemel vestigt een koninkrijk “onder de hele hemel”, wat hetzelfde is als “op de hele aarde”. Dit is een Koninkrijk van God, een Koninkrijk van God zoals voorzien door de profeten, en waarvan de heerschappij is “gegeven aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste”. Opnieuw een verwijzing naar Israël. Hier zien we ook dat het aan de ene kant correct is om dit Messiaanse koninkrijk het Koninkrijk van God te noemen, maar dat Matteüs dit expliciet koppelt aan de voorspellingen van een “koninkrijk van de hemel”. Wat door Daniël werd voorspeld staat op het punt werkelijkheid te worden in de Evangeliën. Daarom begint Jezus zijn verkondiging met:

“Bekeert u! Want het koninkrijk van de hemel is nabij!

Tussen verklaring en interpretatie

Het Evangelie van Matteüs is het eerste Bijbelboek na de afsluiting van het Oude Testament (Tenach). Tussen oud en nieuw, tussen de profeten en beloften uit de Tenach en de verschijning van Jezus ligt een periode van ongeveer 400 jaar. Om de Evangeliën te begrijpen is het belangrijk om de verbanden met het Oude Testament te begrijpen. Laten we niet vergeten dat Jezus geen Christen was, maar een Jood. Hij ging niet naar de kerk, maar naar de synagoge. Daar las hij niet het Nieuwe Testament, maar de profeten uit de Tenach. Zijn boodschap was niet nieuw – alsof Hij iets verkondigde dat tot dan toe onbekend was – maar Zijn boodschap betrof de vervulling van oude beloften.

Ontwikkeling is de essentie van bijbelse geschiedenis. De kerk van vandaag is geen onderwerp in het Oude Testament. Dat is het ook nog niet als Jezus zijn verkondiging begint. Laten we dus voor één keer een “christelijke” interpretatie vergeten, dan kunnen we openstaan voor wat er direct geschreven staat. Het is een poging om gewoon mee te lezen met de geschiedenis, om jezelf als het ware terug te plaatsen in de situatie van toen, om beter te begrijpen wat mensen toen begrepen en zeiden.

Deze manier om de Bijbel te lezen is zeer nuttig om de tekst te begrijpen. Het punt is om te voorkomen dat je je eigen gedachten in de tekst interpreteert (“eisegese”) en tot verkeerde conclusies komt. Het is het verschil tussen: “Ik heb de Bijbel iets te zeggen” en “De Bijbel heeft mij iets te zeggen”. De tweede uitspraak is veel krachtiger en opwindender dan de eerste. Paulus schrijft op dezelfde manier:

“Mijn toespraak en mijn prediking bestonden niet uit overtuigende woorden van wijsheid, maar uit onderricht van de Geest en uit kracht, opdat uw geloof niet zou rusten op de wijsheid van mensen, maar op de kracht van God.”
1Cor 2,4-5

“En daarom danken wij God ook gedurig, dat gij, toen gij van ons het woord der tijding van God ontving, het niet ontvangen hebt als een woord van mensen, maar, gelijk het waar is, als een woord van God, dat ook werkt in u, die gelooft.”
1Thess 2,13

Het Koninkrijk in de Evangeliën

Alle bijbelpassages waar het woord “koninkrijk” voorkomt in het Evangelie van Matteüs zijn al genoemd. Dit laat zien dat in het hele evangelie het Koninkrijk altijd centraal staat. Of beter gezegd: het Koninkrijk dat in Jezus nabij is gekomen. Wanneer Jezus preekt, gaat het altijd over dit koninkrijk, hoe je er binnen kunt komen, wat er daar gebeurt en wanneer het zal worden gevestigd.

Drie keer wordt vermeld dat het koninkrijk van de hemel, waarover Daniël ooit berichtte, nu nabij is gekomen:

  1. Mt 3:2 Johannes de Doper predikt dit als voorbereiding op Jezus’ bediening.
  2. Mt 4,17 Jezus predikt dit
  3. Mt 10,7 De discipelen van Jezus moesten dit prediken

Wanneer Jezus zijn 12 discipelen uitzendt, doet hij dat met de volgende woorden:

“Deze twaalf zond Jezus uit en gebood hen, zeggende: Gaat heen niet op een pad van naties, en gaat niet in een stad van de Samaritanen, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël! Maar wanneer gij gaat en predikt, zeggende: Dit Het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen. Genees de zieken, wek de doden op, reinig de melaatsen, drijf demonen uit! Om niet heb je ontvangen, om niet geef!”
Mt 10,5-8

De opdracht is heel duidelijk: de discipelen moesten niet naar de volken gaan, noch naar de Samaritanen, maar uitsluitend naar de verloren schapen van het huis van Israël (vgl. Mt 15,24). Of om het anders te zeggen: als we toen hadden geleefd, dan zou Jezus’ boodschap nu niet voor ons zijn geweest. Het idee dat “de goede God altijd tot alle mensen spreekt door Jezus” is gewoon verkeerd. Israël mocht zich echter verheugen, want “het koninkrijk van de hemel” was voor hen nabij gekomen, wat werd bevestigd door genezing van zieken, opwekking van doden en dergelijke. Dit hoort dus bij elkaar en mag niet zomaar naar believen worden geïnterpreteerd.

Het idee dat “de lieve God altijd al tot alle mensen spreekt door Jezus” is gewoon verkeerd.

Het evangelie van het koninkrijk

Het naderende koninkrijk was goed nieuws. Het was een evangelie, goed nieuws. Het was het Evangelie van het Koninkrijk. Drie keer noemt Matteüs dit “Evangelie van het Koninkrijk”:

  • Mt 4,23 En Hij [Jesus]trok rond in geheel Galilea, onderwijzende in hun synagogen, en predikende het evangelie van het koninkrijk, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk.
  • Mt 9,35 En Jezus trok rond in alle steden en dorpen, en leerde in hun synagogen, en predikte het evangelie van het koninkrijk, en genas elke ziekte en elke kwaal.
  • Mt 24,14 Dit evangelie van het koninkrijk zal in de hele wereld gepredikt worden als een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen. Dit laatste citaat komt uit Jezus’ verhandeling over de eindtijd in Matteüs 24 en 25.

Het Evangelie van het Koninkrijk vertelt het goede nieuws van het naderende Koninkrijk. Het is niet het evangelie van genade, gebaseerd op de dood en opstanding van Jezus Christus voor verlossing van zonde en dood. Het thema hier is anders en duidelijk aangegeven. Het Koninkrijk is nabij gekomen – verheug je! Accepteer dit bericht! Verander van gedachten! Dit is de boodschap aan Israël en dit (!) evangelie ging gepaard met genezing van ziekten en alle kwalen (Mt 9:35 en Mt 4:23). Voordat het einde komt, zal dit evangelie ook aan alle volken worden verkondigd als een getuigenis (Mt 24,14). Het moet niet overhaast worden verward en zeker niet met het evangelie van vandaag over de onuitsprekelijke rijkdom van Christus (Ef 3:1-9).

Het Evangelie van het Koninkrijk vertelt het goede nieuws van het naderende Koninkrijk. Het is niet het evangelie van genade, gebaseerd op de dood en opstanding van Jezus Christus voor verlossing van zonde en dood.

Het Koninkrijk van de Mensenzoon

Zoals we al gezien hebben, is de uitdrukking “koninkrijk van de hemel” ontleend aan de profetieën van de profeet Daniël (Dan 2:44, Dan 7:27). Daniël schreef in dezelfde context ook over een mensenzoon die het koninkrijk ontvangt:

“Ik keek in visioenen van de nacht; en zie, met de wolken des hemels kwam iemand als de Zoon van een man. En hij kwam bij de Oude van dagen, en zij brachten hem voor zijn aangezicht. En hem werd heerschappij en eer en koningschap gegeven, en alle volken, naties en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die niet voorbij zal gaan, en zijn koningschap zodanig dat het niet vernietigd zal worden.”
Dan 7:13-14

Het is niet verrassend dat we deze Mensenzoon en Zijn Koninkrijk terugvinden in het Evangelie van Matteüs. Het gaat tenslotte allemaal om dezelfde omstandigheden, dezelfde koning en hetzelfde koninkrijk. Aan het einde van Matteüs 16 staat:

“… totdat zij de Mensenzoon hebben zien komen in zijn koninkrijk”.
Mt 16,28

Ook hier zien we dat het verhaal zwaar leunt op de oude profetieën en hun vervulling. Dit geldt niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de gebruikte woorden en uitdrukkingen. In dezelfde context is er een belangrijk gesprek tussen Jezus en zijn discipelen, opnieuw over het koninkrijk van de hemel:

“En als Jezus gekomen was op de kusten van Caesarea Filippi, vroeg Hij Zijn discipelen, zeggende: Wat zeggen de mensen, wie is de Zoon des mensen?

En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen Elia; en weer anderen Jeremia of een van de profeten. Hij spreekt tot hen: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? En Simon Petrus antwoordde en zei: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.

En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Gezegend zijt gij, Simon bar Jona, want vlees en bloed heeft het u niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. Maar ik zeg ook tegen jou: Jij bent Petrus, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal jullie de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven; en wat jullie op aarde binden, zal in de hemelen gebonden zijn, en wat jullie op aarde losmaken, zal in de hemelen losgemaakt zijn. Toen gebood hij de discipelen dat ze niemand zouden vertellen dat hij de Christus was.”
Mt 16,13-20

Verschillende gemeenschappen

Hier worden “kerk” en “koninkrijk van de hemel” in één adem genoemd. Deze gemeente (Grieks ekklesia, geroepenen) kent geen verwijzing naar het evangelie van genade of naar de volken. Dat komt veel later, na de dood en opstanding en de verschijning van de apostel Paulus.

Israël kent echter ook een uitgeroepen schare, de verloren schapen van het huis van Israël (Mt 10,6 Mt 15,24), die de boodschap van Jezus geloofden (Joh 10,27-28), een overblijfsel uit Israël (Rom 11,5). Deze werden inderdaad “uitgescholden”. Het woord “ekklesia” (uitgescholden [Schar] of kerk) wordt niet exclusief gebruikt voor de kerk van vandaag, voor het lichaam van Christus. Het wordt ook gebruikt voor de kerk in de woestijn (Handelingen 7:38) of voor een bijeenkomst van de synagoge of een lokale rechtbank (Mat 18:17, vgl. Hand 19:39).

De kerk die in Matteüs 16 wordt genoemd heeft geen kenmerken van de kerk van vandaag. Het is een ekklesia, maar duidelijk onderscheiden van de hedendaagse kerk van alle volken, die daar nog niet eens in beeld zijn. Veeleer staat hier ook het koninkrijk van de hemel centraal, dat wil zeggen de vervulling van de beloften voor Israël.

De sleutels van het koninkrijk der hemelen hebben niets te maken met weersvoorspellingen, of met de populaire interpretatie dat Petrus weergod speelt. Petrus gebruikt zijn “sleutels” met Pinksteren om het Koninkrijk opnieuw aan Israël aan te bieden (Handelingen 2:36).

Jezus zag zichzelf als de Mensenzoon, zoals Daniël al zei. Petrus erkende dat Hij de Christus, de Messias en de Zoon van de levende God is. Vanwege deze belijdenis dat Jezus de Messias is, zal Petrus de sleutels van het Koninkrijk der Hemelen, het Messiaanse Koninkrijk, ontvangen. Maar dat Jezus de Christus was, namelijk de Messias, moesten de discipelen voorlopig verborgen houden.

Het Koninkrijk in het Nieuwe Testament

We hebben gezien dat het spreken over het “Koninkrijk” een belangrijke plaats inneemt in de Evangeliën. We hebben ook ontdekt dat dit koninkrijk beloofd is in het Oude Testament en dat het “nabij gekomen” is in het Nieuwe Testament. We hebben het spreken over het “koninkrijk van de hemel” herkend als specifiek voor het evangelie van Matteüs, omdat hij de enige is die deze uitdrukking gebruikt.

Nu rekken we de boog nog iets verder op. Het gaat niet alleen om het Evangelie van Matteüs, of niet alleen om de Evangeliën alleen. Het gaat ook over verder begrip in het Nieuwe Testament. Hier zullen we nu – figuurlijk gesproken – een paar ankers laten vallen. Ankers in de vorm van bijbelpassages die ontwikkeling suggereren. Natuurlijk moeten al deze Bijbelverzen in hun eigen context worden gelezen. Het instellen van een paar “ankers” kan helpen om je te oriënteren.

Wat doorslaggevend is, is niet de uitdrukking “koninkrijk van de hemel” of “koninkrijk van God”, maar wat de schrijvers en ook de luisteraars van die tijd eronder verstonden. We lezen over het Koninkrijk van God in de Evangeliën, maar ook in de Handelingen van de Apostelen en de andere brieven. Als we erin slagen om gewoon met het verhaal mee te lezen, wordt veel van het Nieuwe Testament duidelijker. Het is een spannend verhaal dat ons meeneemt van de verwachtingen van Israël naar een tot nu toe verborgen tijd van een kerk van alle volken.

De Evangeliën zeggen expliciet:

“Deze twaalf zond Jezus uit en gebood hen, zeggende: Gaat niet in enige weg der volken, noch gaat in enige stad der Samaritanen; maar gaat liever naar de verloren schapen van het huis Israëls.”
Mt 10:5-6, vgl. 10:24, Rom 15:8

Veel later, in een van zijn laatste brieven, schrijft de apostel Paulus:

“Bedenk dan dat u, eens uit de volken naar het vlees – ‘onbesnedenen’ genoemd vanwege de zogenaamde ‘besnijdenis’ die in het vlees met handen wordt gedaan – in die tijd zonder Christus was, uitgesloten van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte; en u had geen hoop en was zonder God in de wereld.

Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die eens ver weg was, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want hij is onze vrede. Hij heeft de twee één gemaakt en de scheidingswand van de omheining, de vijandschap, in zijn vlees afgebroken. Hij heeft de wet van geboden in inzettingen afgeschaft om de twee – vrede makend – in Zichzelf tot één nieuwe mens te scheppen en om de twee in één lichaam met God te verzoenen door het kruis waarmee Hij de vijandschap heeft gedood. En hij kwam en verkondigde vrede aan jullie die ver weg zijn, en vrede aan hen die dichtbij zijn.

Want door Hem hebben wij beiden toegang tot de Vader door één Geest. Jullie zijn nu dus niet langer vreemdelingen en niet-burgers, maar medeburgers met de heiligen en leden van Gods huisgezin. Jullie zijn gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als hoeksteen. In hem verenigd groeit het hele bouwwerk uit tot een heilige tempel in de Heer, en in hem wordt ook u met hem opgebouwd tot een woonplaats van God in de Geest.”
Ef 2:11-22

Ontwikkeling in het Nieuwe Testament

Hier wordt een ontwikkeling geschetst. Tussen de evangeliën en de verklaring van Paulus in Efeziërs is er iets verbluffends gebeurd. Wat Paulus schreef was schandalig. Vandaag beleven we iets in de kerk dat geen van de oude profeten kende en ook Jezus sprak er niet over in de evangeliën.

Vandaag beleven we iets in de kerk dat geen van de oude profeten kende en ook Jezus sprak er niet over in de evangeliën.

In het hele Oude Testament moest de zegen voor de naties via Israël komen. Israël moest een priesterlijke natie worden om verlossing door te geven aan de naties. Dit is wat de profeten zeiden, dit is wat Jezus erover zei en dit is wat de verwachting van Israël was. Maar de kerk van vandaag, waarover Paulus op indrukwekkende wijze schrijft in Efeziërs, ziet alle verschillen tussen Israël en de naties als afgeschaft – in Christus. Zegeningen aan de naties komen vandaag de dag zonder de bemiddeling van Israël. Deze verandering is meer dan revolutionair.

Natuurlijk rijst dan al snel de vraag wat er met Israël is gebeurd. Wat gebeurde er zodat er iets nieuws ontstond? En hoe zit het dan met de beloften aan Israël? Zijn ze dan ongeldig? Of werden de beloften nu van Israël afgenomen en aan de kerk gegeven?

We lezen beroemde uitspraken over deze vragen in de Brief aan de Romeinen, hoofdstukken 9-11.

“Ik zeg nu: heeft God zijn volk verstoten? In geen geval!”
Rom 11,1

“Want ik zou niet willen, broeders, dat dit geheimenis u onbekend zou zijn, opdat gij u niet wijs zoudt denken: De verharding is ten dele aan Israël geschied, totdat de volheid der volken zal zijn binnengekomen; en alzo zal geheel Israël zalig worden, gelijk geschreven staat: Uit Sion zal de Zaligmaker komen, Hij zal de goddeloosheid van Jakob afwenden; en dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.” Wat het evangelie betreft zijn ze vijanden omwille van u, maar wat de uitverkiezing betreft zijn ze geliefd omwille van de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn niet te overzien.”
Rom 11:25-29

Volgens deze informatie van Paulus heeft God Israël geenszins afgewezen, maar is er een beperkte verharding over een deel van Israël tot het moment waarop de volheid van de volken (de huidige kerk) zal worden gerealiseerd. Zo beschrijft de apostel het. Paulus zag het zo:

Screenshot 2014-12-31 om 17.33.25

Paulus zegt niet dat we nu een schuldige moeten aanwijzen. Hij benadrukt de verandering in Gods wegen. Voor Paulus gaat het er niet om iemand te veroordelen (zeg: Israël), maar hij ziet nuchter wat er gebeurt en schetst hoe God iets ongehoords heeft gedaan: De volken hebben nu vrije toegang tot God door Zijn genade in Christus Jezus. Dat was geestverruimend nieuw. Israël is hiermee nog niet klaar, maar Israël en de naties hebben ook een toekomst. Het is alsof de horizon breder is geworden.

De Handelingen der Apostelen en hoe het verder ging

Aan het begin van Handelingen kunnen we ons afvragen hoe het verhaal met het koninkrijk nu verder gaat. Dit interesseerde de apostelen ook. Ze vroegen Jezus:

“Zij dan, toen zij bijeengekomen waren, vroegen Hem, zeggende: Here, wilt Gij nu het koninkrijk aan Israël wedergeven?”
Handelingen 1:6

Veertig dagen lang onderwees Jezus de discipelen na de opstanding over het Koninkrijk van God (Handelingen 1:3). Daarom is het misschien verrassend dat er nog steeds geen sprake is van een kerk uit alle volken. Het gaat nog steeds alleen over het koninkrijk voor Israël waar de discipelen naar vroegen. De Handelingen van de Apostelen vertellen over een overgang. Het is een boek vol veranderingen. In het begin gaat het over het koninkrijk voor Israël. Aan het einde van het boek zegt Paulus tegen de Joden in Rome:

“Daarom zij u bekend, dat dit heil Gods tot de volken gezonden is; ook zij zullen horen.”
Handelingen 28:28

De verandering in de tijd van de Handelingen der Apostelen is

  • van Israël naar de naties,
  • van een koninkrijk voor Israël naar een verlossing voor alle volken.
  • Het is ook een verandering van Peter naar Paul,
  • van een situatie in het Land Israël naar een situatie buiten Israël.

Deze en andere veranderingen getuigen van hoe de Joodse kerk in Israël (met de Twaalf Apostelen) wordt vervangen door een kerk uit alle volken (met Paulus als apostel). Beiden bestaan naast elkaar in Handelingen en er is ook een uitwisseling tussen de twee zoals blijkt uit Galaten 1-2 en Handelingen 15. De kerk in Israël wordt door Paulus beschreven als:

“God heeft Zijn volk niet verstoten, dat Hij tevoren gekend heeft … Zo is er ook nu een overblijfsel naar de verkiezing der genade.”
Rom 11:2-5

De kerk in Jeruzalem en Israël was een “overblijfsel door verkiezing uit genade”. Ze stonden in verwachting van het koninkrijk van de hemel. Maar toen deze verwachting niet vervuld werd, omdat de tijd ervoor “door de Vader in Zijn eigen autoriteit gesteld” was (Handelingen 1:7), verdween deze kerk voor onbepaalde tijd.

Onze God en Vader heeft een doel voor ogen. Wij maken deel uit van dit doel en zijn op weg naar het doel geroepen om Zijn genade te ervaren en ook om deze door te geven. Het koninkrijk van de hemel zal op een dag worden gevestigd voor Israël en de naties. Het boek Openbaring spreekt over deze tijd. Maar ondertussen leven we, en levend uit genade wordt onze innerlijke mens dag na dag vernieuwd – totdat Hij komt en het verhaal krachtig verdergaat.

Afbeelding: Zee van Galilea, © Karsten Risseeuw