Midden in de storm

Dit is een stormachtig verhaal. En een verhaal van kalmte in de storm. Laten we meteen naar het midden van het verhaal springen:

“Heb daarom goede moed, mannen! Want ik vertrouw op God dat het zal zijn zoals tot mij gesproken is.”
Handelingen 27:25 Rev. Elbf.

Als Paulus deze woorden spreekt, is niet alles goed met hem en alle andere reizigers. Hij is een gevangene op weg naar Rome. De laatste haven was op Kreta en de apostel had de kapitein gewaarschuwd om niet voor de winter uit te varen. Het weer zou te slecht zijn. Het schip voer toch en Paulus, de gevangene die voor de keizer moest verschijnen(Handelingen 25:12), moest mee. “Maar niet lang daarna stak er een stormachtige wind op, die Eurakylon werd genoemd”(Handelingen 27:14). De storm woedde dagenlang. Alle bagage is al overboord gegooid. Het eten was op. De situatie werd dramatisch.

“En toen zij lang zonder voedsel waren geweest, stond Paulus in hun midden op en zei: Mannen! Natuurlijk had ik gehoorzaamd moeten worden en Kreta niet moeten verlaten om dit ongeluk en deze schade te voorkomen. En nu vermaan ik u tot goede moed, want niemand van u zal verloren gaan, alleen het schip. Want een engel van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien, stond die nacht bij me en zei: ‘Wees niet bang, Paulus. Gij moet voor Caesar staan; en zie, God heeft u allen gegeven die met u gaan. Daarom, wees blij, mannen! Want ik vertrouw op God dat het zal zijn zoals tot mij is gesproken. Maar we moeten naar een of ander eiland worden verscheept.”
Handelingen 27:21-26 Rev. Elbf.

Als je dit leest, is één ding duidelijk: Paulus houdt zich niet bezig met vrome frasen. Hij spreekt niet vanuit een comfortabele situatie die het gemakkelijk maakt om zulke woorden te spreken. Integendeel – hij en alle anderen op het schip vrezen voor hun leven. Er zijn doorgewinterde zeelieden, soldaten van de Romeinse keizer die Paulus en andere gevangenen droegen, en waarschijnlijk ook andere reizigers. Er waren in totaal 276 mensen op het schip (Handelingen 27:37). Het moet een statig schip zijn geweest.

Als gevangene was Paulus niet in de positie om iets te bepalen. Hij had niet de bevoegdheid om dat te doen. Hij was ook geen zeeman die kon helpen met ervaring. Des te opmerkelijker is het dat hij opstaat en (terloops) zegt: “Luister allemaal – ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt!

Niemand aan boord mag omkomen (gr. apobole, weggooien/weggooien). Maar hoe kon Paulus dit weten? De apostel legt het als volgt uit: “Want een engel van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien, stond die nacht bij me en zei: ‘Wees niet bang, Paulus. Gij moet voor Caesar staan; en zie, God heeft u allen gegeven die met u gaan.“Dus de zekerheid kwam niet van Paulus zelf. Het kwam ook niet van de engel, maar de engel bracht slechts een boodschap over. De boodschap was van God: Jullie moeten voor Caesar gebracht worden en zie, God heeft jullie allen gegeven die met jullie meegaan. Dit is waar Paulus nu naar verwijst.

“Heb daarom goede moed, mannen! Want ik vertrouw op God dat het zal zijn zoals tot mij gesproken is.” Paulus ziet zijn leven gesteund door God. Hij vertrouwt hem.

Ik geloof dat God

In plaats van “Ik vertrouw God” zou je ook “Ik geloof God” kunnen schrijven. Het Griekse pisteuo maakt hier geen onderscheid. De twee woorden “geloven” en “vertrouwen” zijn identiek in het Grieks; geloof en vertrouwen zijn één en hetzelfde. Het kan dus ook vertaald worden: “Want ik geloof God dat het zal gebeuren op de manier die mij beloofd is” (Concordant Nieuw Testament). Hier klinkt het zelfs een beetje zelfverzekerder. Dit gaat over God vertrouwen in de beste zin van het woord.

Paulus heeft het niet over “geloven in God”, maar over “geloven in God”. Er is een belangrijk verschil. Misschien is dit al duidelijk bij het lezen van deze vergelijking? Veel mensen geloven in God. Ze nemen aan dat Hij bestaat, dat Hij bestaat. Veel verder dan dat gaat het vaak niet. Maar het is anders met de uitdrukking “Ik geloof God”. God geloven. Paulus gelooft wat God zegt. Daarom staat er: “Want ik geloof God dat het zal gebeuren op de manier die mij beloofd is” . Hij vertrouwt erop dat Gods belofte zal uitkomen. Hij vertrouwt op Zijn Woord. Hij vertrouwt en gelooft Hem, zoals we de uitdrukking “iemand op zijn woord vertrouwen” kennen.

Uiteindelijk gaat de Bijbel er niet over dat we “in één God geloven” – ook al is dat een goed uitgangspunt! – maar dat we Hem zelf geloven, dat we vertrouwen op Zijn Woord (hiermee bedoel ik niet de Bijbel, maar eerder de verkondiging). Omdat er meer in zit. Hij legt een verklaring af, wij kunnen erop reageren. Abraham deed dit ook toen hij op Gods belofte vertrouwde. “Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend” (Gen 15:6 Rom 4:3 Gal 3:6 Jas 2:23).

Wie op God vertrouwt, gaat een relatie aan. In een brief aan zijn medewerker Timoteüs schrijft hij: “Want ik weet wie ik geloof en ik ben ervan overtuigd dat Hij machtig is om te bewaren wat mij is toevertrouwd tot die dag” (2Tim 1:12).

Als we God vertrouwen en Zijn Woord geloven, dan mag dat nooit verward worden met religieuze opvattingen. Paulus zei niet dat hij wist wat hij geloofde, maar wie hij geloofde. Het gaat niet om “dingen”, niet om “speciale effecten”, niet om een bepaalde kerk of gemeenschap. Het is geen wondergeloof, geen dogmatisch geloof, geen blind geloof. Het gaat erom dat je Hem en Zijn beloften vertrouwt en serieus neemt. Dit is iets om op voort te bouwen. Als het Gods woord is, dan komt het woord van Hem. Paulus schrijft aan de Tessalonicenzen:

“Daarom danken wij God ook gedurig, dat gij, toen gij van ons het woord der kennis Gods ontving, het niet ontvangen hebt als een woord van mensen, maar (zoals het waarlijk is) als een woord van God, dat ook werkt in u, die gelooft.”
1Thess 2,13

Vertrouwen

Terug naar het eerste verhaal. Terug naar de storm. Nu staat Paulus daar op het schip. Hij vertelt over deze ervaring met de engel de nacht ervoor. Hij vertelt over het vertrouwen dat hij heeft, over het vertrouwen in Gods belofte: Zoals God heeft gezegd, zo zal het zijn. We weten niet precies hoeveel dagen de storm al heeft geduurd. Zelf wisten ze het niet meer, want door de zware storm “verschenen de zon noch de sterren gedurende verscheidene dagen” (Handelingen 27:20). Ergens na de verklaring van Paulus brak de veertiende (waarneembare) nacht aan (Handelingen 27:33). De volgende ochtend leed het schip schip schipbreuk op de kust van het eiland Melita, nu Malta (misschien was dit bij “St Paul’s Bay”). Iedereen op het schip ontsnapte met hun leven, volgens Gods belofte.

De storm bleef Paulus niet bespaard. Hij had niet veel in handen. Maar hij zag zijn leven als zijnde in Gods handen. Hij vertrouwde zichzelf aan Hem toe. Hij vertrouwde en geloofde Zijn beloften. Dit zijn voorbeelden en lessen die ook op ons leven kunnen worden toegepast.

Verdieping

De reizen van Paulus

Vragen voor het gesprek

  • Begrijp jij “geloof” als “vertrouwen”?
  • “Geloof is het vol vertrouwen aanvaarden van wat men verwacht, een overtuiging van feiten die men niet ziet. Want in dit geloof zijn de oudsten getuige geweest van goede dingen. Door geloof begrijpen wij…” (Heb 11:1-3 KNT). Beschrijf in je eigen woorden wat hier gezegd wordt.
  • Jezus en de discipelen waren eens in een storm op het meer. Zijn woord was genoeg om de storm te doen liggen (Mc 4:35-41). Zie je parallellen en verschillen met het verhaal in Handelingen 27?
  • God geloven, hoe doe je dat?
  • In 1Thess 2,13 zegt Paulus dat Gods woord “werkt in ons die geloven”. Bespreek.