Het is misschien een verrassing, maar God is niet religieus. Mensen zijn religieus. God is God. Dat is voldoende, zoals al in detail is uitgelegd op > van dit artikel. Het is de mens die probeert zijn houding ten opzichte van zijn Schepper vorm te geven. Dit resulteert in een grote verscheidenheid aan veronderstellingen, die vervolgens een bepaald karakter krijgen. Religiositeit is de uitdrukking, de zichtbare vormgeving van veronderstellingen over God en de wereld. Religiositeit is menselijk, niet goddelijk.

Waar komen deze aannames vandaan? Religieuze tradities zijn gecondenseerde ervaringen. Mensen kunnen tradities volgen zonder ooit zelf de ervaringen te hebben gehad die tot die traditie hebben geleid. Martin Buber beschrijft dat elke cultuur (dus vermoedelijk ook elke religieuze cultuur) een waar relationeel moment als uitgangspunt had. Religieuze tradities zouden dus herinneringen zijn aan deze oorspronkelijke momenten van relatie.

I-It

De mens kan niet voortdurend in ware relatie leven. Martin Buber beschrijft (in “I and Thou”) hoe de mens twee soorten relaties kent. Beide soorten relaties worden beschreven door woordparen. Het ene woordpaar is “I-Thou”, terwijl het andere woordpaar “I-It” is. De ik-ik relatie is gerelateerd aan dingen. Deze verwijzing is afbakenend en beschrijvend. We beschrijven de wereld en gebruiken de wereld. Waarden en tradities maken ook deel uit van deze uiterlijke afbakening.

Bijvoorbeeld, in een veronderstelling over de wereld, als iets goed is en iets anders niet, dan is dat beschrijvend en begrenzend. Als ik mijn vrienden bij hun naam noem en ze aan iemand anders voorstel, is dit ook beschrijvend en laat ik deze vrienden zien als “eigen personen” die tegenover iemand anders staan. Het is deze afbakening die bij onze wereld hoort en die we nodig hebben om ons in de wereld te kunnen bewegen. Er is een relatie, maar die wordt verkregen uit anders-zijn, uit verschillen en afbakeningen. Als ik “man” of “vrouw” zeg, zijn dat geen dingen, maar de kwaliteit wordt verkregen door verschillen, door beschrijving en afbakening. Dit is de ik-ik relatie met de wereld om ons heen.

I-Thou

Daarentegen is er een ander soort relatie die Martin Buber beschrijft met het woordpaar “Ik-Tij”. Het is een andere kwaliteit. Er is hier geen afbakening, het gaat om een directe ontmoeting. In dit soort ontmoetingen vallen alle beschrijvende en begrenzende kwaliteiten weg. Het is een onmiddellijke ontmoeting. Het is een moment van echte relatie, van ik naar jij. Het wezen wordt aangeraakt en er staat niets tussen.

Deze onmiddellijke ontmoeting kan niet blijven duren. We wisselen af tussen de twee soorten relaties, waarbij we de Ik-Het relatie misschien maar af en toe ervaren. Dan glijden we terug in de ik-ik relatie, waar we onszelf (en anderen) beschrijven, gebruiken en afbakenen. De echte ontmoeting voor ons mensen is echter deze Ik-Doe ontmoeting. Het is misschien ook deze kwaliteit die bedoeld wordt wanneer de apostel Paulus schrijft dat God op een dag “alles in allen” zal zijn (1Cor 15:28).

Religiositeit en traditie

Het mag duidelijk zijn dat religiositeit en traditie alleen de ik-ik relatie weergeven. Ze zijn beschrijvend en begrenzend voor acties en meningen. Ze mogen nooit verward worden met de essentie. Zelfs als de oorsprong van een bepaalde religiositeit of traditie gebaseerd is op een waar relationeel moment, is het uit dat relationele moment gevallen (zoals onvermijdelijk gebeurt). Alleen dan kan het een religieus gedrag of een bepaalde traditie worden.

Wat is de waarde van religiositeit of traditie? Het zijn beelden en niet te verwarren met de ware relatie zelf. Maar je kunt er wel op wijzen. Als iemand blijft steken in religiositeit of traditie, dan gaat het echte doel verloren. Maar af en toe kun je, ondanks religiositeit of traditie, een perspectief krijgen op de oorspronkelijke relatiemomenten en je eigen relatiemomenten vinden. Dit is misschien wel de beschrijving die het dichtst in de buurt komt van wat beschreven wordt als levend geloof.

Religiositeit en traditie kunnen (niet: moeten) mensen door tijden van persoonlijke spirituele droogte dragen. Ze kunnen (niet: moeten) een sleutel vormen tot begrip. In die zin zijn religiositeit en traditie heel menselijke bruggen of misschien alleen maar “krukken” om een ware kern door de wereld te kunnen dragen.

Afbeelding en referentie

Wanneer we de Bijbel lezen, gaat het niet om de relatie zelf, maar de Schrift kan naar de relatie verwijzen. De Bijbel spreekt niet over zichzelf, maar over God. Het gaat om Hem. Christus spreekt niet over zichzelf, maar Hij spreekt over Zijn God en Vader en leidt naar Hem. Dat is Zijn taak en daarom kwam Hij in de wereld. We moeten Hem herkennen. Paulus bidt keer op keer dat gelovigen God mogen kennen. We moeten leren > te onderzoeken wat essentieel is.

Als ik het doel van de ware ontmoeting, de ware relatie met God, voor ogen heb, dan maakt het waarschijnlijk niet uit tot welke traditie ik behoor, in welke kerk ik thuis ben en in welke omgeving ik ooit ben opgegroeid. Natuurlijk kan ik afstand nemen van bepaalde ideeën, ik kan afstand nemen van meningen waar ik het niet mee eens ben of me bewust aansluiten bij een gemeenschap. Dit kan allemaal nodig en wenselijk zijn. Maar het is niet de kern. Het is niet het soort relatie waar we voor gemaakt zijn. Het zijn slechts middelen om een doel te bereiken en daar moeten ze niet mee verward worden. God is niet religieus en Hij vraagt ons ook niet om religieus te zijn.

Verdieping in gesprek

  • Welke waarde hebben tradities (leringen, opvattingen, waarden…) in je leven?
  • Ken je persoonlijke momenten van directe ontmoeting, zoals Martin Buber erover schrijft?
  • Wat kunnen we bevorderen in onze kerken en gemeenschappen? Waar gaat het over?
  • Hoe beïnvloeden relatie en ontmoeting je leven?
  • Is God religieus? Waarom (niet)?