In bijna elke brief van Paulus vinden we ook gebeden. Hij schrijft deze gebeden zodat de ontvanger uit de brief weet wat hij niet direct wil schrijven, maar wat hij aan God wil toevertrouwen. Sommige dingen kan Paulus rechtstreeks aan de gemeenteleden in Filippi schrijven. Andere dingen overtreffen dat. Dit legt hij in gebed aan God voor. Omdat we deze gebeden als onderdeel van de brieven ontvangen, kunnen we hieruit lezen wat voor Paulus belangrijk is als gemoedstoestand.

In zijn brief aan de Filippenzen schrijft Paulus in het eerste hoofdstuk het volgende gebed:

“En daarvoor bid ik dat uw liefde steeds meer mag toenemen in kennis en alle gevoeligheid daarvoor, dat u onderzoekt wat wezenlijk is, zodat u oprecht en onberispelijk bent op de dag van Christus, vervuld met de vrucht van de gerechtigheid die door Jezus Christus is, tot eer en lof van God.”
Filippenzen 1:9-11

De brief gaat vooral over de manier van leven. De dagelijkse praktijk staat centraal en de vragen hoe we met geloof en vertrouwen in deze wereld kunnen staan.

Paulus kent de Filippenzen en schrijft: “En dit vertrouwen heb ik ook, dat Hij, die het goede werk onder u begonnen is, het ook voleinden zal tot op de dag van Jezus Christus” (Fil 1:6). De gemeenschap bevindt zich in een proces. Mensen worden getransformeerd. Dat kost tijd: vandaag iets, morgen weer iets. De apostel ziet dit en spreekt het vertrouwen uit dat God ook dit goede werk onder hen zal voltooien. Hij spreekt over vertrouwen.

Dit wordt gevolgd door gebed. Hun liefde moet overvloeien. Specifiek moet liefde overvloeien in twee dingen: Kennis en gevoeligheid. Dit zijn twee aspecten die we niet snel met liefde associëren. Kennis, waarvan? En gevoeligheid, waarvoor?

Kennis

In een ander gebed schrijft Paulus: “Dat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geestelijke wijsheid en geestelijke openbaring moge geven voor de kennis van Zichzelf (nadat de ogen van uw hart verlicht zijn)” (Ef 1:17-18).

Zo kan overvloeien in kennis, zoals de apostel erover schrijft in Filippenzen, wijzen op de kennis van God zelf. Dit omvat altijd een realisatie van Zijn actie en Zijn doel. Ook in Efeziërs schrijft hij over ons allen “die komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot de gerijpte mens, tot de maat van de volheid, de voleinding van de Christus, opdat wij geen kinderen meer zijn” (Efeziërs 4:13-14). Dit is aan de ene kant een groeiproces, maar aan de andere kant een verklaard doel van God.

Overvloeiende kennis is geen doel op zich, maar is gericht op God en Zijn Zoon. Hijzelf en Zijn handelingen staan centraal, Zijn uitzicht. Het is een begrip van wat God van plan is en hoe Hij tegenover ons persoonlijk en tegenover de wereld staat.

Het goede nieuws is dat God er voor ons is (Rom 8:31-39). Dit is waar het Evangelie over spreekt. Dit is niet kortzichtig, noch is het slechts emotionele saaiheid, maar het is belofte, vooruitzicht en vertrouwen. Het is geaard in deze wereld en geeft dan visie. Kennis begint bij de werkelijkheid van God en kijkt dan vooruit.

De brieven Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen horen bij elkaar. Ze zijn alle drie geschreven tegen het einde van Pauls carrière. Iets soortgelijks als het gebed in Filippenzen vinden we niet alleen in Efeziërs, maar ook in Kolossenzen:

“Daarom houden we vanaf de dag dat we dit hoorden niet op om voor jullie te bidden en te vragen of jullie in het reine mogen komen met de vervuld zijn met kennis van zijn wil in alle geestelijke wijsheid en inzicht, om de Heer waardig te wandelen en Hem in alle opzichten te behagen – als degenen die vrucht dragen in elk goed werk, in groeien in de kennis van God, en gesterkt worden met alle macht, naar de kracht van zijn heerlijkheid, tot alle uithoudingsvermogen en geduld met blijdschap.”
Kol 1:9-11

Hier, op zijn laatst, moet het duidelijk zijn dat het geen kwestie is van intellectuele kennis, maar van cognitie. Cognitie overstijgt louter kennis. Kennis is ook geen geheime kennis (gnosis), maar het is de diepere kennis (gr. epignosis), zoals die gebeurt door genade. Zo schreef hij over de Kolossenzen dat ze het evangelie hoorden en “de genade van God in waarheid herkenden (Kol 1:6).

Beste

Laten we terugkeren naar het gebed in Filippenzen. Er staat dat liefde moet overvloeien in kennis. Liefde is niet op zichzelf gericht. Liefde is altijd actief. Het zoekt zichzelf niet (1Cor 13,5). Liefde dient, geeft, heeft de ander in gedachten. Geloof wordt effectief door liefde (Gal 5:6). Liefde is de uitdrukking van gezond geloof.

Deze liefde, deze houding, moet overvloeien in kennis. Dit gaat niet over kennis, maar het is de liefdevolle houding die moet herkennen waar en waarvoor het moet stromen. Het is een liefde die diepte en helderheid krijgt door de beloften van God en het vertrouwen in Hem. Als liefde moet overvloeien in kennis, dan weten we wat we doen en doen we het in dankbaarheid voor Hem.

Gevoeligheid

Liefde moet ook overvloeien in gevoeligheid of sensibiliteit (Gr. aisthesis, alleen hier). De schrijver van de Brief aan de Hebreeën gebruikt een woord met dezelfde wortel: “Voor de rijpe daarentegen is vast voedsel, dat, gewend zijnde, een geoefend verstand heeft om zowel uitstekend als kwaad te onderscheiden (Heb 5:14 – Gr. aistheterion). Ook hier is er sprake van opgroeien, van een proces van volwassenheid. Het is een “getraind” gevoel, dat helpt om verschillende dingen te herkennen.

Paulus gebruikt gevoeligheid in precies deze context: “En hierom bid ik dat uw liefde nog meer mag toenemen in kennis en alle gevoeligheid hiervoor, opdat u onderzoekt wat wezenlijk is” (Fil 1:9). Liefde is de drijvende kracht, kennis en gevoeligheid zijn de verworven vaardigheden. De mogelijkheid om te testen is de vrucht of het resultaat. Alleen gevoeligheid maakt een goed onderzoek mogelijk.

Wat is essentieel?

Onderzoeken wat essentieel is – dat is Paulus’ zorg voor de Filippenzen. Het gaat om de afstemming die het mogelijk maakt. Het essentiële (Gr. diaphero) is letterlijk datgene wat doorzet, namelijk datgene wat doorzet en verdraagt.

Doorgaan is wat overblijft wanneer wat niet blijvend is wegvalt. Het gaat over wat blijvend is, wat te maken heeft met de kennis van God, wat overblijft als we Gods wegen en doel kennen en dit tot het ondersteunende en ondersteunende element maken in ons begrip van de wereld.

Omdat Paulus’ gebed gebaseerd is op liefde, kunnen we gemakkelijk zien dat deze doelen van God ook gekenmerkt worden door Zijn liefde. Het essentiële herkennen is alleen mogelijk vanuit het perspectief van Gods genade. Het is een bepaalde manier van zien, namelijk herkennen vanuit Gods gezichtspunt, of denken vanuit Zijn doel.

Paulus spreekt keer op keer over wat essentieel is. Hij past als het ware het denken in de gemeente aan, richt het op Gods doel en op het wezenlijke. Gods beloften en Gods liefde staan centraal. Christus, met het kruis en de opstanding, is hiervoor de basis.

Als laatste gedachte: Paulus erkent dat op een dag, wanneer God zal oordelen over de verborgen dingen van de mensen, dit zal gebeuren volgens zijn evangelie, door Jezus Christus (Rom 2:16). Het evangelie van genade, het vertrouwen in Gods werk voor verlossing, is wat ons er echt doorheen sleept.