De zogenaamde “opname” is een populair onderwerp onder evangelische christenen. Het is onderdeel van een dispensationalistisch begrip van de Bijbel. De leer behoort tot een eschatologie, een leer over de eindtijd, waarin de opname (engl. Rapture) de opmaat is naar de eschatologische toekomst. Het markeert als een uitdrukking het moment waarop Christus terugkeert en Hij de gelovigen tot Zich verzamelt. Tijdens dit proces is de samenkomst “in de lucht” en zullen mensen uit hun alledaagse leven “opgenomen” worden om voor altijd bij Christus te zijn. Voor dit idee is er, strikt genomen, maar één Bijbelvers. Paulus noemt dit “opgenomen worden” in zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen. De initiële vraag voor dit artikel is: Wilde Paulus een leer van de opname prediken aan de Tessalonicenzen of had hij iets anders op het oog?
De doctrine van de Opname van de gemeente wordt slechts in één passage van de Bijbel rechtstreeks genoemd, maar in de rechtvaardiging en uitleg van de verbanden worden andere passages van de tekst genoemd, die dan allemaal met elkaar in verband moeten worden gebracht. Diese weiteren Begründungen möchte ich an dieser Stelle nicht betrachten. Ik wil me concentreren op de passage in 1 Tessalonicenzen.
De Opname: Gelovigen worden uit deze wereld weggevoerd om de Heer in de lucht te ontmoeten. Deze uitgangspositie wordt gelezen uit 1Thess 4,13-18. Je zou denken dat Paulus hier een leer over de Opname samenvat. Maar dat doet hij niet. Een “opname” wordt slechts terloops genoemd. Het gaat hem niet om de speciale effecten, maar om iets anders.
Het gaat om deze tekst:
“Maar we willen jullie niet in onwetendheid laten, broeders, over hen die ontslapen zijn,
opdat jullie niet bedroefd worden zoals de anderen die geen verwachting hebben.
Want als we geloven dat Jezus stierf en opstond,
God zal ook hen die met Hem ontslapen zijn door Jezus met hem meebrengen.
Want dit zeggen wij u als een woord van de Heer:
Wij die leven, die blijven tot de aanwezigheid van de Heer,
zal de overledenen in geen geval inhalen;
want de Heer zelf zal
– met de commando-oproep,
– met de stem van de bode prins
– en met de bazuin van God
neerdalen uit de hemel,
en de doden in Christus zullen het eerst opstaan.
Daar leven we van,
blijven we achter,
tegelijkertijd met hen in wolken worden opgenomen om de Heer in de lucht te ontmoeten
en zo altijd bij de Heer zal zijn.
Spreek daarom tot elkaar met deze woorden!”
1Thess 4,13-18 (Concordant Nieuw Testament)
De nabije verwachting van de Tessalonicenzen
Paulus schreef aan de Griekse kerk in Thessalonica. Hun vreugdevolle geloof had een positieve invloed op de levens van andere gelovigen dichtbij en ver weg (1Thess 1,6-8). In hun geloofsgetuigenis vertellen ze over hun bekering van afgoden tot de levende en ware God (1Thess 1,9). Bovendien stonden ze in verwachting van toekomstige dingen die waarschijnlijk snel zouden gebeuren, en dit omvatte ook de verwachting dat Gods Zoon uit de hemel zou komen (vgl. Handelingen 1:11). Deze Jezus moest hen ook behoeden voor de komst van de toorn (1Thess 1,10).
Met andere woorden, de gelovigen in Thessalonica wachtten op de terugkeer van Christus. Dit was en is een kenmerk van veel geloven tot op de dag van vandaag, dat er een goede toekomst is en dat deze toekomst snel zal beginnen. Hoewel het nu al 2000 jaar geleden is, heeft het idee van een bijna-vervulde verwachting gelovigen door de eeuwen heen begeleid, enthousiast gemaakt, ondersteund en nieuwe moed gegeven.
Paulus noemt nog iets anders, namelijk dat Jezus de Tessalonicenzen moest redden “uit het komen van de toorn”. Hieruit kan worden afgeleid dat er bepaalde ideeën aanwezig waren over het aanbreken van het nieuwe tijdperk. Ze verwachtten Gods toorn over deze wereld (Rom 1:18) en werden door Paulus verzekerd dat ze gered zouden worden “uit het komen van de toorn”. Wat verwachtten ze dan? Zij zien de toorn van verre op de wereld afkomen, maar zullen tijdens deze komst gered worden van die toorn. Gelovigen zullen de toorn zien komen, maar niet direct ervaren. Dit zou ook de achtergrond kunnen zijn van Paulus’ uitspraken in het laatste deel van de brief (1Thess 5,1-11).
Deze onmiddellijke nabije verwachting vormt nu de achtergrond voor de verdere verklaringen in deze brief.
“Maar God benadrukt Zijn liefde voor ons op deze manier,
dat Christus voor ons stierf toen we nog zondaars waren.
Hoeveel consequenter zullen we zijn,
nu gerechtvaardigd in Zijn bloed,
door Hem gered worden van de toorn!”
Rom 5:9
Hoe zit het met de gelovigen die gestorven zijn?
De onmiddellijke kortetermijnverwachting had een addertje onder het gras. Er was bezorgdheid om de gelovigen die al gestorven waren. Volgens de Bijbel (en de Tessalonicenzen) waren ze niet “al bij de Heer in de hemel”, maar waren ze dood. In de Bijbel leven de doden pas als ze worden opgewekt. Dus de Tessalonicenzen keken inderdaad uit naar de naderende komst van de Heer, maar wat betekent dit nu voor de doden? Missen ze nu de wederkomst?
Dat is waar Paulus begint en bemoediging wil overbrengen:
“Maar we willen niet dat jullie onwetend zijn, broeders, over hen die ontslapen zijn, zodat jullie niet bedroefd zijn zoals de rest die geen verwachting heeft.”
Veel mensen staan in deze wereld zonder verwachtingen en vooruitzichten. Maar dit geldt niet voor de gelovigen. Paulus wil hen hier troosten. Zijn doel met deze passage is niet om een doctrine over de vervoering vast te stellen, maar om troost en vooruitzichten te geven. Terwijl de Tessalonicenzen zich voorstelden dat zij die al gestorven waren de wederkomst van Christus zouden missen, legt Paulus uit dat dit niet het geval is.
De apostel verankert het uitgangspunt voor zijn antwoord en uitleg in het evangelie zelf. Het Goede Nieuws begint met de dood en wederopstanding van Jezus (1Cor 15:3-8).
“Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, zal God ook hen die met Hem ontslapen zijn, door Jezus met zich meebrengen.”
Wat er met Jezus gebeurde, zou ook moeten gelden voor de gelovigen die zijn ingeslapen. Paulus beschrijft dit als “zo zal ook God hen die met Hem ontslapen zijn door Jezus met Hem meevoeren”. Paulus verwijst naar Gods werk. En wanneer deze God Zijn Zoon Jezus zal sturen, dan zal Hij komen met hen die ontslapen zijn.
Aangezien nergens in de Bijbel staat dat de doden voortleven, noch dat ze in de hemel zijn, moet er toch een wonder plaatsvinden. Want de doden leven niet en zonder opstanding is er geen toekomst voor de doden (zie 1Cor 15:13-18). De Tessalonicenzen wisten dit en hadden misschien, net als Martha ooit, het idee dat er één opstanding zal zijn in het laatste der dagen (vgl. Joh 11:24). Dit zou echter betekenen dat degenen die nu in slaap zijn gevallen niet aanwezig zouden zijn bij Jezus’ terugkeer. Paulus pakt deze situatie aan.
Een woord van de Heer
“Want dit zeggen wij u als een woord van de Heer: …”
Het is niet uit eigen redenering dat Paulus dit zegt, maar als een woord van de Heer. Het doel van de apostel is troost. Autoriteit komt van de Heer. Dit geeft speciale betekenis aan de volgende uitspraken.
“Want dit zeggen wij u als een woord van de Heer:
Wij, de levenden, die blijven tot de aanwezigheid van de Heer,
zal de overledenen in geen geval inhalen.”
Zijn redenering gaat in kleine stapjes: Degenen die nog in leven zijn als de Heer terugkomt, zullen degenen die tegen die tijd zijn ontslapen niet inhalen. Hier gaat hij in op wat de Tessalonicenzen misschien dachten. Eerder heb ik het mogelijke scenario al uitgelegd. Wanneer de Heer terugkeert, vindt hij gelovigen in deze wereld. Zijn zij dan de gelukkigen die er toevallig bij zijn als Jezus terugkeert, terwijl de rest al gestorven is en tijdelijk op de parkeerplaats van alle gestorvenen is gezet (vgl. Job 30:23), wachtend op een verre opstandingsdag?
Juist dit idee zou Paulus hier moeten corrigeren. Er gebeurt iets anders dat tot dan toe onbekend was.
“Want de Heer zelf zal
met de commando-oproep,
met de stem van de bode prins
en met de bazuin van God
neerdalen uit de hemel,
en de doden in Christus zullen het eerst opstaan.”
Hier wordt het genoemd, deze speciale opstanding. De procedure is als volgt:
- De Heer zelf zal uit de hemel neerdalen
- De doden in Christus zullen als eerste opstaan.
De “eersten” verwijzen hier naar de gelovigen, zowel de levenden als de ontslapenen. Eerst zal er iets gebeuren met degenen die in slaap zijn gevallen. Zij zullen als eerste opstaan.
“Daar leven we van,
blijven we achter,
tegelijkertijd met hen worden ingehaald …”.
Eerst zullen de doden opstaan, pas daarna zullen degenen die nog leven genoemd worden. De angst van de Tessalonicenzen dat de levenden de toekomst zouden binnengaan zonder hen die ontslapen zijn, is niet waar. Eerst zullen zij die in Christus ontslapen zijn, worden opgewekt en daarna zullen ze “samen worden opgenomen”. Paulus legt hier dus niet de nadruk op de vervoering – zoals je zou denken bij een vervoeringleer – maar op de gemeenschappelijke vervoering. Het gaat erom te verduidelijken wat er zou gebeuren met hen die in slaap zijn gevallen. Ze zijn niet uitgesloten, maar inbegrepen. Hier is zelfs een extra opstanding voor, alleen van gelovigen in Christus!
De Tessalonicenzen vroegen zich af of zij die in slaap waren gevallen het belangrijke moment van het samenzijn met Christus zouden missen. Paulus zegt dat dit niet het geval zal zijn. Hij openbaart (cf. Gal 1:11-12) iets nieuws. Er is een opstanding speciaal voor gelovigen. Deze opstanding vindt plaats wanneer Christus terugkeert.
“Hierop, wij, de levenden die overblijven,
tegelijkertijd met hen worden opgenomen
in wolken naar de Heer in de lucht
en zo altijd bij de Heer zal zijn.”
De speciale effecten zijn niet zo belangrijk als het woord “samen”. Paulus en de Tessalonicenzen stelden zich geen sciencefictionverhaal voor, maar hadden de concrete zorg om niemand achter te laten. We geloven samen, we willen bij de Heer zijn. De Bijbel is relationeel. We maken deel uit van een gemeenschap en deze zal samen met de Heer zijn.
Dat is de echte boodschap hier: Iedereen zal er zijn en we zullen bij de Heer zijn.
“Spreek daarom tot elkaar met deze woorden!”
Verrukt zijn in wolken
We hebben net gezien dat Paulus niet bezig was met de speciale effecten. Toch beschrijft hij in een paar woorden hoe zoiets kon gebeuren.
“Samen in wolken worden opgenomen om de Heer in de lucht te ontmoeten.”
Deze kleine zin legt de hele doctrine van de Opname vast. Dat is weinig. Daarom is het niet onbelangrijk, maar er zijn weinig details. We zullen “samen worden opgenomen”. Wat dit precies betekent, wordt alleen gesuggereerd. We gaan “in wolken naar de Heer toe in de lucht”. Niet “in de wolken”, maar “in wolken”. Een zwerm gelovigen, of zoiets. Hoe dit moet worden voorgesteld is onbelangrijk, anders had Paulus wel meer details gegeven. Het past niet om wilde fantasieën te maken. Het belangrijkste is niet de Opname, maar de troost waarmee men elkaar moet troosten met betrekking tot hen die ontslapen zijn.
Als we in wolken worden opgenomen om de Heer te ontmoeten, is dat de ultieme verklaring dat niemand is achtergelaten, dat zij die ontslapen zijn er ook zullen zijn. Dit is wat we nuchter uit de context kunnen opmaken.
Verdieping
- Verrijzenis, eindtijd, apocalyps – vormen deze woorden jouw begrip van het geloof?
- Als de eindtijd na 2000 jaar nog niet echt begonnen is, of we zitten er al 2000 jaar middenin, wat zegt dat dan over onze theologie? Zijn we nog steeds nuchter op weg daarheen?
- Beschrijf de voor- en nadelen van een bijna-ongeval.
- Samenzweringsmythes en wilde eindtijdfantasieën leken de afgelopen jaren vaak hand in hand te gaan. Het lijkt mij dat dit voortkomt uit een diepe onzekerheid over de complexiteit van deze wereld. Hoe zie jij het (anders)?
- Volgens de tekst was de nabije verwachting van de gelovigen in het Nieuwe Testament heel reëel. Bijna-verwachting en apocalyps zijn echter twee verschillende dingen. Beschrijf de verschillen volgens jouw begrip.
- Veel mensen kunnen zich vandaag de dag zulke eindtijdscenario’s niet meer voorstellen. Hoe komen dergelijke beoordelingen tot stand? En als je denkt dat we in de eindtijd leven, waarom is er dan tot nu toe niets gebeurd?
- We vinden de kerk van vandaag beschreven in de brieven van de apostel Paulus. Hij is de enige die spreekt over het “lichaam van Christus”, de kerk van vandaag die mensen uit alle volken oproept. Hoe schrijft Paulus over de eindtijd? Waar lezen we daarover? Schrijft hij er op dezelfde manier over als we in de Evangeliën en het Boek Openbaring lezen? Waarom is dat?
- Reflecteer: “De Bijbel is een boek van relaties in een historische context”. Als dit waar is, wat betekent dit dan voor Gods handelen in deze wereld? Hoe kunnen we ons dit voorstellen? Wat zijn de beperkingen van ons begrip?