Paulus de apostel

“Paulus, slaaf van Christus Jezus, apostel genaamd, apart gezet voor het evangelie van God …”
Romeinen 1:1 (KNT)

Nadat Paulus zijn positie over Christus Jezus heeft verduidelijkt, verwijzen de woorden “geroepen apostel” naar zijn missie. De apostel is een boodschapper met een missie, of eenvoudigweg een “opdrachtgever”. Hij is dus een drager van nieuws, zoals hij meteen daarna opmerkt: hij is “apart gezet voor het evangelie van God” (evangelie = goed nieuws of “goede tijding”).

Een commissaris als Paul was meer dan een postbode. Hij was niet alleen de drager van de boodschap, maar werkte ook aan de lokale implementatie van deze boodschap. Paulus bracht regelmatig langere perioden door in de kerken. Hij droeg onvermoeibaar bij aan de opbouw en realisatie van het evangelie in de gemeenschap. Hij bracht het evangelie, maar op zo’n manier dat de kerken en gelovigen geworteld raakten in de boodschap.

Zodra Paulus zichzelf aankondigt als apostel, wordt zijn holistische missie voor de kerk aan ons voorgesteld. Dit is de verantwoordelijkheid en de taak die Christus hem heeft toebedeeld. Hij werd “geroepen” voor deze taak en later ook “apart gezet”.

Wat is een apostel?

Vraag in een willekeurige kerk of gemeente hoeveel apostelen er zijn en het is niet ongewoon om te horen over de twaalf apostelen (Mt 10:2-4). Het is een duidelijke indicatie dat in deze kerken de focus ligt op de evangeliën en dat het verdere verloop van het Nieuwe Testament minder bekend is. In het Nieuwe Testament zijn er echter meer dan alleen de 12 apostelen. Jezus wordt bijvoorbeeld ook een apostel genoemd:

“Daarom, heilige broeders, deelgenoten van de hemelse roeping, beschouw de apostel en hogepriester van onze belijdenis, Jezus, als trouw aan Hem die Hem zo gemaakt heeft …”
Heb 3:1

Het woord “apostel” heeft een algemene betekenis. Jezus werd een apostel genoemd omdat ook Hij een “opdrachtgever en boodschapper” was:

“Jezus zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben voortgekomen en kom van God; noch ben Ik uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.”
Lucas 4:18; Johannes 5:24; Johannes 5:37; Johannes 6:39; Johannes 7:29; Johannes 8:29; Johannes 8:42; Johannes 12:49; Johannes 16:27; Johannes 17:25.

Maar wat is er speciaal aan de missie van de 12 of ook aan de missie van Paulus? Dit is een vraag met gevolgen voor het begrijpen van de tekst. Het gaat om autoriteit, betrouwbaarheid en de betekenis van hun uitspraken. Paulus rekende zichzelf tot de laatste apostelen (1Cor 4,9 gr. τοὺς ἀποστόλους ἐσχάτους). Gods woord heeft hij voltooid (Kol 1:25 gr. πληρῶσαι τὸν λόγον τοῦ θεοῦ). Het heeft niet langer een inhoudelijke aanvulling op de Bijbel nodig.

Zijn er vandaag de dag nog steeds apostelen?

In de zin van een woord- en inhoudsbepalende groep die rechtstreeks door God is aangesteld, bestaan ze niet meer. De redenen zijn al eerder gegeven. Zelfbenoemde apostelen, of het nu nieuw-apostelen, pausen of “apostolische werkers” zijn, worden aangesteld door mensen. Zelfs als dit met gebed en eerbied werd gedaan, kan het alleen maar fundamenteel anders zijn dan wat door de 12 of door Paulus wordt beschreven. Dit moet altijd in gedachten worden gehouden wanneer mensen apostolische dingen benadrukken om er gezag aan te ontlenen (Joh 8,42, vgl. Joh 4,34; Joh 6,29; Joh 7,16; Joh 7,28; Joh 7,33; Joh 12,44; Joh 17,3).

Anderen kunnen ook reizen als commissaris, bijvoorbeeld tussen congregaties. Zo worden er verschillende mensen apostelen genoemd die wij normaal gesproken niet kennen als “apostelen”: Barnabas (Handelingen 14:14) en Andronikus en Junias (Rom 16:7). Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze op een missie zijn en niet zelfbenoemd zijn. Zelfbenoemde apostelen bestaan helaas nog steeds en deze moeten ontmaskerd worden (Openb. 2:2; 2Kor 11:13).

Wat is nu het verschil? Paulus maakte keer op keer duidelijk dat zijn zending en apostelschap niet van hemzelf kwamen, maar rechtstreeks van Christus en God de Vader:

“Paulus, apostel, niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, die hem uit de dood heeft opgewekt.”
Gal 1,1

Kenmerkend voor de tijd waarin hij werkte, vertoonde hij ook de tekenen van een apostel:

“De tekenen van de apostel zijn inderdaad in alle volharding onder u gewrocht, in tekenen en wonderen en daden van kracht.”
2Cor 12,12

De tekenen van de apostel waren er dus zodat hij als apostel herkend zou worden. Wat Petrus volbracht in daden van kracht, volbracht Paulus op dezelfde manier. Op dezelfde manier, zoals de “tekenen en wonderen” in de evangeliën wezen op de Koning en het naderende messiaanse koninkrijk, waren speciale daden van macht de tekenen van de apostelen. Met deze tekens bevestigden ze hun boodschap en taak. In de Handelingen van de Apostelen worden deze dingen beschreven.

Paulus en de 12 apostelen

Was Paulus een van de twaalf apostelen? Nee. Paulus heeft Jezus, onze Heer, inderdaad gezien (1Cor 9,1). Maar hij behoorde niet tot de discipelen die met Jezus op aarde wandelden. Toen een vervanger voor Judas Iskariot werd gekozen, was dit juist een belangrijk criterium. Paulus zou nooit aan dit criterium hebben voldaan (Handelingen 1:21-22). Paulus kon dus nooit bij de Twaalf horen.

De twaalf apostelen werden geroepen in het land Israël en hen werd het evangelie van het koninkrijk toevertrouwd. De twaalf apostelen spraken uitsluitend tot Joden en proselieten. Paulus werd echter buiten het land geroepen(Handelingen 9:3-5), kende Jezus niet naar het vlees (zie ook Paulus’ opmerking aan de Korintiërs in 2Cor 5:16), en werd door God uitverkoren voor een bediening onder de volken (Rom 11:13). Paulus schrijft het volgende aan Timoteüs over deze bediening:

“Want één is God en één is middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losprijs voor allen, als getuige te zijner tijd. Hiervoor ben ik aangesteld als heraut en apostel – ik spreek de waarheid, ik lieg niet – leraar van de volken in geloof en waarheid.”
1Tim 2:5-7

Een geroepen apostel

Paulus noemde zichzelf een “geroepen apostel”. Dit benadrukt nogmaals dat hij niet vanuit zichzelf werkte. Hij was een “geroepen apostel van Christus Jezus door Gods wil” (1Cor 1:1; 2Cor 1:1; Ef 1:1, Kol 1:1). Paul werd in deze positie gebracht, niet omdat hij dat wilde, maar het gebeurde heel onverwacht.

Paulus werd onderweg naar Damascus geroepen toen hij de kerk buiten Israël achtervolgde (Handelingen 9:3-5). Het is een opmerkelijk verhaal. In zijn roeping ging het als volgt: Paulus koos Jezus niet, maar Jezus koos Paulus. Dat deed hem versteld staan. De ervaring van genade vormt vanaf dat moment zijn bediening.

Ook wij zijn door God geroepen (Ef 2:8-10). Roeping is in wezen wat de kerk vandaag de dag maakt. In de Griekse taal staat het woord ekklesia voor gemeente, wat uitverkorenen betekent. Het is God die roept, roept en roept uit deze wereld. Een roeping is altijd om te dienen. Wanneer Paulus zichzelf een geroepen apostel noemt, verwijst dit enerzijds naar de opgestane Christus die hem riep en anderzijds naar de opdracht die hij als apostel ontving.

Als geroepen apostel is Paulus onderweg met een verantwoordelijkheid voor de boodschap en ook voor de kerken. Zijn autoriteit komt voort uit deze twee dingen. Omdat het om een missie gaat, heeft deze autoriteit geen betrekking op macht, maar op verantwoordelijkheid. Het gaat niet om Paulus, het gaat om de boodschap en om de kerken. Aan de Korintiërs schrijft Paulus als volgt over zijn begrip:

“Niet dat wij heersen over jullie geloof, maar wij zijn medewerkers in jullie vreugde.”
2Cor 1,24

Verdieping

  • Drie keer wordt er in Romeinen 1:1-7 gesproken over een roeping? Waar? Wie wordt bedoeld?
  • Lees Romeinen 8:28. Wat is de aanmoediging in dit vers?