“Of is Hij de God van de Joden alleen en niet ook van de volken? Ja, ook van de volken, als God degene is die de besnedenen rechtvaardigt door het geloof en de onbesnedenen door het geloof. Schaffen we dan de wet af door het geloof? Laat dit niet worden afgeleid! Maar wij handhaven de wet!”
Romeinen 3:29-30

“Of is Hij de God van de Joden alleen en niet ook van de volken?” Deze vraag verdiept de voorgaande verzen. Dat ging over de twee wetten: De wet van de werken versus de wet van het geloof. En terwijl de wet van de werken verwees naar de Mozaïsche wet, die exclusief aan de Joden werd gegeven, is de wet van het geloof nu ook van toepassing op de heidenen. Dat klinkt misschien ongebruikelijk in sommige oren. Vandaar de vraag of God een God van de Joden alleen is, of ook van de naties?

Een keerpunt

Dit is een keerpunt in Gods omgang met mensen. God had Israël ooit uit alle volken geroepen. Alleen aan hen had hij de wet gegeven. In dit scenario zouden de naties gezegend worden, maar alleen via Israël. Het keerpunt ligt bij Paulus die verklaart dat God ook een God van de volken is door de wet van het geloof. Wat nieuw is, is dat Hij dit rechtstreeks doet, d.w.z. zonder tussenkomst van Israël. Hij is de God van de Joden en ook de God van de naties.

Paulus schrijft aan de gemeente in Rome, waar zowel mensen uit Israël als mensen uit de volken een plek hebben gevonden. Hun geloof bracht hen samen. Alleen de Joodse gelovigen hadden een lange geschiedenis van Gods handelen met hen. Zulke dingen ontbraken in de naties. Het is begrijpelijk dat sommige Joodse gelovigen in de gemeente het gevoel hadden dat hun begrip meer gewicht in de schaal legde vanwege deze geschiedenis. Paulus brengt dit echter in evenwicht. De apostel was zelf een Jood en had bijzonder veel voorrecht (Fil 3:4-6). Hij doet dit echter niet, maar wijst erop dat vroegere voordelen niet langer uniek zijn in een veranderde omgeving.

Er was iets nieuws ontstaan en de gemeenschap zou dat moeten begrijpen.

De ene God

“Want als God de Ene is…”. Met deze woorden richt Paulus zich tot de Joodse gelovige die uit de Tenach (de Hebreeuwse geschriften) wist dat God Eén is. Een God die hemel en aarde schiep en Eén die boven alles staat. Een God die in de geschiedenis werkt. De God van de Bijbel is niet 5 en niet 3, maar 1 God. De betekenis van deze uitspraak is dat Hij verantwoordelijk is voor alle mensen, niet slechts voor één volk. Je zou ook kunnen zeggen dat de Ene God geen favorieten heeft die Hij bevoorrecht, noch is Hij God van één volk dat niets te maken wil hebben met de andere volkeren.

In de context wordt dit idee zorgvuldig opgebouwd. Paulus’ redenering wijst op de eenheid van God: “Ja, ook [ein Gott] van de volken, als God degene is die de besnedene [die Juden] rechtvaardigt door zijn geloof en de onbesnedene [die Nichtjuden] door zijn geloof”. Omdat er maar één God is, moet Hij logischerwijs niet alleen de God van de Joden zijn, maar ook de God van de naties. In termen van de gerechtigheid van God zijn er geen verschillen tussen Joden en niet-Joden. Dit is ook logisch, want eerder heeft de apostel al duidelijk gemaakt dat “er niemand rechtvaardig is, zelfs niet één!” (Rom 3:10). “Want er is geen verschil, want allen hebben gezondigd en komen tekort aan de heerlijkheid van God” (Rom 3:22-33).

De problemen van de mensheid zijn allesomvattende problemen. De oplossing is gericht op alle getroffenen, niet op één deel van de mensen. Omdat God Eén is, kan niemand buitengesloten worden. Het begrip van God opent de horizon zodat alle mensen er deel van uitmaken.

Natuurlijk is dit altijd zo geweest, maar Gods speciale actie met Israël heeft een aantal ervaringen opgeleverd die veronderstelde voordelen voor Israël zouden kunnen opleveren. Als je dit doet, misken je echter de universaliteit van Gods handelen en Zijn natuur.

Paulus corrigeert een te kleine kijk op God en de wereld.

Door en door geloof

Paulus noemt nog een subtiel verschil:

  • de besneden persoon wordt door God gerechtvaardigd door zijn geloof
  • de onbesnedene wordt door God gerechtvaardigd door geloof

De Jood, die God al kende, wordt gerechtvaardigd “door zijn geloof”, terwijl de niet-Jood nu toegang krijgt “door geloof”. Zo staat het in verschillende interpretaties. Wat echter een eenheid vormt, is dat beide dezelfde toegang krijgen. Geloof wordt hier echter niet gezien als een prestatie, een voorwaarde of een werk – zoals vaak het geval is, vooral in evangelische kringen – maar geloof wordt hier tegenover prestatie, afkomst en werken geplaatst.

Wat Paulus benadrukt is dat zowel de één (de Jood) als de ander (de niet-Jood) toegang krijgen door geloof. Dit maakt ze hetzelfde. Beide groepen krijgen op dezelfde manier toegang tot de gemeenschap. Wat voor de ene groep geldt, geldt ook voor de andere. Het is een inclusief denken dat Paulus hier uitlegt en dat ondersteund wordt door het begrip van de ene God.

God begrijpen

Als je de projecties over Jezus loslaat en luistert naar wat Paulus te zeggen heeft, ontstaat er een ander beeld dan menig theologie heeft geschetst. De uitspraken van Paulus staan nuchter in de realiteit van die tijd. Hij verwijst naar de situatie in Rome. Het erkent de verschillende groepen in de gemeenschap. Paulus wil deze samenbrengen en hij doet dat door het begrip van de ene God. Als er één God is, dan moet daaruit volgen dat iedereen nu ook toegang heeft. Het geldt niet alleen voor Joden, maar zelfs voor alle volken.

Als men de profeten in het Oude Testament (Tenach) leest, dan vindt men zeker een vooruitzicht voor de naties. In veel gevallen is het echter een vooruitblik op het messiaanse koninkrijk waarin de volken gezegend zullen worden via Israëls priesterlijke bediening. Petrus, in zijn brief aan de Joden (1Pet 1,1), spreekt hierover in 1Pet 2,9.

Paulus vermeldt echter iets heel anders in de Brief aan de Romeinen. Hier staan Joden en niet-Joden zij aan zij. De naties worden niet gezegend via Israël, maar krijgen precies dezelfde toegang door geloof. In Romeinen 4 gaat de apostel hier dieper op in. Hier wordt de basis hiervoor echter al gelegd.

De Torah wordt bevestigd

Paulus bevestigt de wet (van Mozes, de Torah). Hij wijkt niet af van de wet, noch stelt hij haar buiten werking, maar hij bevestigt haar. Voor sommige gelovigen kan dit een harde noot zijn om te kraken. Degenen die dachten dat ze voordelen hadden, worden door Paulus beter onderwezen. Joden hebben geen privileges in de kerk omdat Gods werk in Christus groter is dan wat alleen voor Israël was. Voorouders, sociale status, geslacht of rijkdom tellen niet mee. Dit kan al worden afgeleid uit de wet – als men deze wil begrijpen.

Eerder schreef de apostel: “Want wij zijn van mening dat een mens gerechtvaardigd wordt door geloof zonder werken van de wet” (Rom 3:28). De speciale opdrachten aan Israël, de rekeningen, werden uitsluitend aan Israël gegeven. Rechtvaardiging door geloof bestond echter al vóór de wet. Er zijn verslagen uit de Torah die een brede kijk op deze wereld geven. Daarna verwijst de apostel wanneer hij zegt dat God rechtvaardigt op basis van geloof. In het verdere verloop van de Brief aan de Romeinen zullen we hier in detail over spreken.