Is er echt geen gezag, geen regering, behalve van God? Sommige mensen struikelen over deze uitspraak van de apostel Paulus:

“Laat elke ziel zich onderwerpen aan de autoriteiten die boven haar staan, want er is geen autoriteit behalve die van God.”
Rom 13:1

Is dat geen extreme uitspraak? Elke ziel, zo luidt de conclusie, wordt waarschijnlijk “elk mens” genoemd. Iedereen moet zich gewoon onderwerpen aan alle autoriteiten, d.w.z. regeringen, overheden en andere machtsinstanties. Ben je dan niet overgeleverd aan willekeur en despotisme? Dit kan toch geen gezonde houding zijn?

Conclusies worden op deze manier gemaakt. Maar zoals overal in de Bijbel zijn de genoemde uitspraken inderdaad het punt, maar ze staan ook elk in hun eigen context. Dit wil worden opgenomen. Paulus deed hier geen algemene uitspraak, maar schrijft dit binnen een brief, en alleen in het 13e hoofdstuk. Iedereen die deze brief leest, struikelt later ook over deze zin. Maar deze zin staat niet in een vacuüm. We moeten bijbelse passages niet uit hun context halen.

Een provocatie

Deze Bijbelpassage is een provocatie als we hem uit zijn context halen. Want los van de context wordt hier gemakkelijk geconcludeerd: God is goed, en daarom is het onmogelijk dat alle autoriteiten van God afkomstig zijn. Er zijn veel onrechtvaardige, egoïstische mensen op belangrijke plaatsen. We kunnen onrecht ervaren. Dit mag toch niet worden weggelaten? Moeten we nu misbruik door de vingers zien?

Eerst herinnert men zich mogelijke afwijkingen, die vervolgens worden gebruikt als reden om het concept te ontkennen. Zoals het devalueren van het concept huwelijk door een hoog scheidingspercentage te hebben. Het feit dat het concept niet veel te maken heeft met de uitvoering gaat snel verloren. Dergelijke rechtvaardigingen behoren tot het onderwerp whataboutism.

Hoe zit het nu met de autoriteiten? Heeft God dictators en massamoordenaars zoals Stalin, Hitler of Mao gebruikt? Dit soort bezwaren duiken het eerst op in onze geïndividualiseerde wereld. Deze bijbelse passage is vandaag de dag niet populair en wordt vaak afgezwakt om de eerder genoemde provocatie niet uit te lokken. Mensen verwijzen graag naar een andere passage, die volgens hen deze uitspraak van Paulus enigszins ondermijnt:

In Handelingen 5:29 zegt Petrus tegen het Sanhedrin:

“De mens moet zich onderwerpen aan God in plaats van aan de mens!”

Deze woorden worden echter gebruikt om de passage in Romeinen te ontkrachten. Het resultaat is een zekere willekeur in interpretatie. We zullen op deze passages terugkomen.

Paulus spreekt tot gelovigen

Zoals bij elke bijbelse passage is de context cruciaal om deze te begrijpen. Ten eerste is dit een brief aan de kerk in Rome. Gelovigen worden aangesproken. Dat is de context. Dus als Paulus schrijft: “Laat iedere ziel … zich onderwerpen”, heeft hij het over gelovigen, niet over de mensheid in het algemeen. Paulus bedrijft hier geen politiek, maar hij heeft het over de manier van leven en het gedrag vanwege het evangelie.

Tweevoudige verandering

Net zoals Paulus in Romeinen 1:18-3:20 sprak over de wandel van de mensheid, spreekt hij in Romeinen 12:1-15:7 over de wandel van gelovigen. Er zijn twee gedeelten in Romeinen. We zijn hier in het tweede deel.

Waarin verschilt de verandering van de mensheid nu van de verandering van gelovigen?

  1. Centraal in de passage over de wandel van de mensheid staat de verklaring dat mensen “die God kennen, Hem niet als God verheerlijken en Hem niet danken” (Rom 1:21).
  2. Hiertegenover staat het besef van de gelovigen dat “God de Ene is” (Rom 3:30) dat “Wij hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus, door wie wij ook toegang hebben verkregen door het geloof in deze genade waarin wij staan. (Rom 5:1-2) dat “God is voor ons” (Rom 8:31). “Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch boodschappers, noch overheden, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch machten, noch hoogte, noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer” (Rom. 8:38-39).

Dus de kennis van God, de kennis van Zijn genade en de zekerheid van Zijn liefde komen van de verkondiging van het Evangelie van genade. Dit kan ons levensonderhoud zijn. Dit plaatst ons in een heel andere situatie dan de wereld in het algemeen. We zijn gezegend met vertrouwen. Paulus gaat hier uit van een bepaald begrip. Het is zijn bedoeling om de gemeenschap zo te ondersteunen dat de gemeenschap wordt opgebouwd. Het is niet zozeer een kwestie van detail als wel een oriëntatie van denken en handelen. Het gaat over een levenshouding en een geloofshouding.

Het laatste vers van het vorige hoofdstuk eindigt met de woorden “Laat je niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede!”. (Rom 12:21). Het is een consequent positieve levenshouding, zelfs bij uitdagingen. Het is gebaseerd op de aanname dat God boven alles staat en goede plannen met ons heeft. Niets zal ons daarvan kunnen scheiden. Of met andere woorden, de wereld is in Gods handen, wat er ook gebeurt, en wij zijn niet alleen opgenomen in Zijn actie, maar ook geborgen in Christus.

Is dat allemaal geregeld? Nee, maar het is wel de voorwaarde voor wat Paulus hier schrijft. Dit is de context en vormt het vertrouwen dat Paulus hier overbrengt aan de gelovigen in Rome. Christenen in Rome werden vervolgd, het Romeinse Rijk was genadeloos tegen elke bedreiging van binnenuit en van buitenaf. De “autoriteiten” hadden in Rome waarschijnlijk niet altijd een positieve connotatie. Toch schrijft de apostel deze opmerkelijke woorden.

Nu, voordat we dit overhaast van tafel vegen, wil ik je uitnodigen om een beeld te krijgen van Paulus’ uitspraak. We kunnen dit voorlopig neutraal laten staan als “de verklaring van Paulus”. De tekst in zijn context begrijpen betekent niet dat we het er vandaag mee eens moeten zijn. Het betekent alleen dat we een minimum aan respect hebben voor de tekst, omdat Paulus niets wist van onze tijd. Hij schreef in zijn tijd, volgens de wijsheid en genade die hem gegeven waren. De relevantie moet eerst voor hem en in zijn tijd gevonden worden.

De autoriteiten

Het woord voor “autoriteit” in het Grieks is exousia. Het is een volmacht, een macht verleend door iemand in een hogere positie. Dit is hoe Paulus de autoriteit van God uitlegde: “Heeft de pottenbakker niet de autoriteit over de klei, om van dezelfde klei een vat te maken tot eer en een ander tot oneer?”. (Rom 9:21). Volmacht maakt ontwerp mogelijk. Een volmacht maakt het mogelijk om beslissingen te nemen, d.w.z. om hier of daar naartoe te worden gestuurd. Er zijn veel autoriteiten in deze zin. Maar, zegt Paulus hier, ze zijn allemaal door God aangesteld:

“Laat iedere ziel zich onderwerpen aan de autoriteiten die boven haar staan, want er is geen autoriteit behalve die van God. De bestaande zijn daarom door God verordend.”
Rom 13:1

God heeft alles in Zijn handen. Hiervan wordt vele malen getuigd in de Bijbel. Dat is het beeld dat de Bijbel schetst. Daniel zegt bijvoorbeeld:

“Gezegend zij de naam van God van eeuwigheid tot eeuwigheid! Want wijsheid en macht, die zijn van hem. Hij verandert tijden en perioden, hij verwijdert koningen en installeert koningen.”
Dan 2:20-21

God heeft alles in de hand en werkt door Christus naar een doel toe, dat Paulus in Efeziërs parafraseert:

“Hij maakt ons het mysterie van zijn wil bekend,
naar Zijn welbehagen, dat Hij Zich in Hem presenteerde [Christus]
voor het beheer van de voltooiing van de deadlines,
om het universum in Christus op te wekken (onder één hoofd te brengen):
zowel die in de hemelen als die op aarde.
In Hem is het lot ook op ons gevallen,
die wij zijn voorbestemd, naar het doel daarvan,
Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.”

Ef 1:9-11

Wat Paulus hier zegt, beschrijft hij eerst als een mysterie. Daarom was het in het verleden onbekend. Het beschrijft als het ware iets nieuws. Het is een nieuwe context. Het is een uitgebreide context.

Voor Paulus is het zeker dat God alles in Zijn handen heeft. Dit is geen fatalisme, maar een zelfverzekerde kijk, stevig verbonden met Gods uiteindelijke doel in Christus. Daarin ligt zijn vertrouwen. Dat is ook ons vooruitzicht, als we het kunnen accepteren. Dat alle autoriteiten nu door God verordend zijn, is een bevestiging van dit concept. Het is een algemeen begrip dat niets zegt over de kwaliteit en de aard van de respectieve autoriteit. Dit gaat niet over misbruik door de autoriteiten.

De gelovige kijkt naar God, die boven alles staat, en naar het uiteindelijke doel dat voor hem ligt. Dit, samen met de ervaring van genade, is de basis voor de houding ten opzichte van de wereldlijke autoriteiten.

“Wie zich dus verzet tegen de autoriteiten, verzet zich daarmee tegen Gods bevel;
maar zij die zich verzetten, zullen het oordeel over zichzelf ontvangen.
Want de oversten zijn geen oorzaak van angst voor het goede werk,
maar voor het kwaad.

Maar als je de autoriteiten niet wilt vrezen, doe dan wat goed is,
en je krijgt applaus van haar.
Want zij is Gods dienares, voor jullie bestwil.
Maar als je kwaad doet, wees dan bang;
want ze draagt het zwaard niet alleen voor de show;
Ze is tenslotte Gods dienares,
een wreker die toornt op degene die kwaad doet.

Vandaar de noodzaak om je te onderwerpen, niet alleen omwille van het toornige oordeel, maar ook omwille van het geweten.”
Rom 13:2-5

Opmerking: De startpositie is een goed concept. De autoriteiten moeten opkomen voor iets goeds. Dat is wat de apostel hier veronderstelt. Het is misschien een geïdealiseerd concept, maar dat is wat hij hier beschrijft. “Doe wat goed is” is het bevel, in lijn met de vorige passage in hoofdstuk 12. Dit gaat over de houding van gelovigen ten opzichte van de autoriteiten. Daarbij houdt Paulus geen rekening met alle denkbare situaties. Idealiter zou het eruit moeten zien zoals de apostel hier beschrijft.

Doe het goede

Goed doen is het voorrecht van gelovigen. Het is de vrije beslissing van elk individu. Dit is omwille van het geweten. Met het goede wordt niet het “goede zoals het door de autoriteiten wordt begrepen” bedoeld, maar het goede dat van God komt. Het is dus absoluut geen kwestie van kadavergehoorzaamheid. Paulus veronderstelt echter dat de “autoriteiten” daadwerkelijk goed doen. Maar hij heeft het over een concept, niet over uitzonderingen op de regel. Dat is de uitgangspositie. De apostel schreef een paar verzen eerder in deze zin:

“Wees in de ogen van alle mensen edelmoedig, indien mogelijk, door wat van jullie komt.”
Rom 12:17

De overheid wordt in deze passage twee keer gezien als Gods dienaar, één keer voor ons ten goede, één keer als wreker voor een toornig oordeel, voor hen die kwaad doen. Jezelf onderwerpen is, volgens Paulus’ opvatting, een vreedzaam leven mogelijk maken. Dat is zijn echte thema in al zijn opmerkingen:

“Ik spreek u nu boven alles uit, dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en voor allen die in een hogere positie zijn, opdat wij een rustige en kalme manier van leven mogen leiden, in alle godsvrucht en eerbaarheid; want dit is schoon en aangenaam in de ogen van God, onze Redder, die wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen.”
1Tim 2:1-4

Paul maakt zich zorgen. Dat is het werkelijke doel van deze opmerkingen. Hij wil de gelovigen in Rome een goed, rustig en vruchtbaar leven geven. Daarom moeten ze het goede in gedachten hebben, het goede doen. Deze houding is in overeenstemming met Gods bedoelingen en doelen. We kunnen ons leven bewust een soortgelijke richting geven.

Geen revolutie

Onderwerping aan de autoriteiten is logisch, want noch Jezus noch de apostelen streefden naar een revolutie in deze wereld. Jezus maakte duidelijk dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is (Johannes 18:36). Jezus predikte een koninkrijk, maar dat was anders dan de koninkrijken die in de wereld bestonden en bestaan. Hij sprak over messiaanse beloften, die spraken over een heel ander koninkrijk. Het is waar dat het Koninkrijk eenmaal moet worden opgewekt, maar dit opwekken is ook niet afhankelijk van onze inspanningen. De verwachting was eerder dat God zelf, via zijn Messias, dit koninkrijk zou vestigen. Een ander koninkrijk, een andere bron, en niet binnen handbereik in Jezus’ tijd (Handelingen 1:6-8).

Jezus predikte het koninkrijk van de hemel, dat ooit op de hele aarde gevestigd zal worden. Het is een koninkrijk met een hemelse oorsprong, zoals voorzien door Daniël (Dan 2:44, 7:27, vgl. Mt 4:17). Dit is de achtergrond van Jezus’ uitspraak tegen Pilatus: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld; als mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden mijn dienaren gestreden hebben opdat ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd, maar nu is mijn koninkrijk niet van hier”. (Johannes 18:36).

Wanneer dit Messiaanse Koninkrijk precies op aarde zal worden gevestigd is geheel aan God (Handelingen 1:6-7). Wat Paulus betreft, hij sprak niet over een koninkrijk op aarde, maar over een burgerschap in de hemelen (F 3:20). De kerk van vandaag leeft in de wereld, maar ziet de toekomst met Christus. Ook bij Paulus was er geen reden om een politiek doel na te streven. Zich onderwerpen aan gezag ziet dus aan de ene kant God als boven alles, en erkent bovendien dat onze roeping geen politieke roeping is, noch ziet het een koninkrijk van God op aarde als doel.

Ere wie ere toekomt

“Daarom betaalt gij ook belasting; want Gods dienaren zijn zij, die hiertoe volhardend werken. Betaalt alle schulden: Belasting aan wie belasting verschuldigd is, plicht aan wie plicht verschuldigd is; vrees aan wie vrees verschuldigd is, en eer aan wie eer verschuldigd is.”
Rom 13:6-7

Paulus zegt hier niets anders dan Jezus deed:

“Toen gingen de Farizeeën en beraadslaagden over de manier waarop zij zouden [Jesus] op een gezegde kon betrappen. En zij zonden hun discipelen met de Herodianen tot Hem, zeggende: Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt en Gods weg in waarheid onderwijst, en dat Gij u om niemand bekommert, want Gij houdt geen rekening met de mensen. Zeg ons nu, wat denkt gij: Is het geoorloofd belasting aan Caesar te geven of niet? Maar toen Jezus hun goddeloosheid bemerkte, zeide Hij: Waarom verleidt gij Mij, huichelaars? Laat mij de belastingmunt zien! En zij gaven Hem een denarius. En Hij zeide tot hen: Wiens afbeelding en opschrift is dit? Zij zeiden tot hem: Van de keizer. Toen zeide hij tot hen: Geef dan aan Caesar wat van Caesar is, en aan God wat van God is. En toen zij het hoorden, verwonderden zij zich en verlieten hem en gingen heen.”
Mt 22,15-22

Het is dus de houding die telt. Nu blijft de bijbelse passage over die aan het begin werd genoemd. Waarom kon Petrus zeggen: “De mens moet zich onderwerpen aan God en niet aan de mensen!” (Handelingen 5:29)? Petrus stond daar voor het Sanhedrin, de Joodse religieuze autoriteiten. Paulus daarentegen sprak over de wereldlijke autoriteiten. Peter kon zich verzetten omdat dit over religieuze zaken ging die niets te maken hadden met de wereldlijke autoriteiten. Als het op wereldlijke autoriteit aankwam, had Petrus dezelfde houding als Paulus:

“Onderwerpt u aan elke menselijke orde omwille van de Heer, hetzij aan de koning als degene die boven allen staat, hetzij aan de heersers als degenen die door Hem gezonden zijn: Kwaaddoeners om wraak, maar om lof de doeners van het goede; want zo is de wil van God, dat gij door het goede te doen de onwetendheid van onbezonnen mensen tot zwijgen brengt; als vrijen, en niet als vrijen om het kwade te bedekken, maar als slaven van God. Eer alle mensen, heb de broederschap lief, vrees God en eer de koning.”
1Pet 2:13-16

Niet alle problemen zijn opgelost

In zijn brief aan de kerk in Rome lost Paulus niet alle vragen op. Waarom zou hij? Zijn zorg was om de gemeenschap op te bouwen. Het is in deze zin dat hij spreekt. Deze bijbelse passage lijkt alleen een provocatie als we hem zonder context verkeerd interpreteren zoals wij dat willen. Ik vermoed dat de congregatie in Rome dit ook voelde. Ik stel me voor dat de brief van Paulus aankwam en dat ze die samen lazen en interpreteerden.

Paulus is wijs. Hij wil niet alles oplossen, maar vooral helpen. Hij wil groei mogelijk maken. Ik weet zeker dat er nog veel meer vragen waren en misschien vroeg iemand naar de rol van de keizer en de houding ten opzichte van de keizer. Misschien rapporteerden sommigen concrete vervolging. Hoe moet je ermee omgaan? Ik neem aan dat zulke vragen geprobeerd werden op te lossen in gewone gesprekken, over hoe we de gezindheid van Christus kunnen imiteren.