In het laatste gedeelte van het tweede hoofdstuk van Romeinen lezen we een ander stuk van Paulus’ argument. Eerder schreef hij over hoe er geen aanzien des persoons is bij God (Rom 2:11) en dat er daarom geen direct verschil is tussen Jood en niet-Jood voor God. Vervolgens sprak hij kritisch over zelfgerechtigheid op basis van uiterlijke schijn (Rom 2:17-24).

Vanaf hier gaan we verder:

“Jij die anderen onderwijst, maar jezelf niet onderwijst! Jij die zegt dat je niet zult stelen, maar je steelt! Jij, die zegt dat je geen overspel zult plegen, maar je pleegt overspel! Gij, voor wie afgoden een gruwel zijn, gij plundert heilige plaatsen! Gij, die u beroemt op de wet, door de wet te overtreden onteert gij God! Want de naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de volken, zoals geschreven staat (Ezech. 36:20).”
Rom 2:21-24

Zelfingenomenheid heeft geen zelfreflectie nodig

Degenen die superreligieus zijn (als ik het zo mag zeggen) staan vaak op een onbeweeglijke plek die “waarheid” of “ik heb gelijk” heet. Het is de plaats van zelfingenomenheid, waar men niet zelden door angst wordt gedreven. Zowel Jezus als Paulus hadden te maken met religieuze zelfingenomenheid in hun tijd en situatie. Vaak ging het om religieus leiderschap. In de Brief aan de Romeinen richt Paulus zich echter tot de Joden binnen de kerk in Rome. Het is onwaarschijnlijk dat hij alle Joden in de kerk bedoelde, maar een zelfingenomen houding had zelfs Paulus’ oren bereikt, hoewel hij nog nooit in Rome was geweest. Dat is opmerkelijk. Er was een echt probleem.

Nu houdt hij hen een spiegel voor. “Jullie onderwijzen anderen, maar jullie onderwijzen jezelf niet?” De apostel neemt geen blad voor de mond. Hij noemt het beestje bij de naam en noemt “stelen, overspel, afgoderij, overtreding van de Torah” bij degenen die vol zijn van zelfingenomenheid. Er zijn mensen die denken dat ze het weten, maar ze leven niet volgens hun eigen regels. Door dit te doen onteren ze dezelfde Torah die ze beweren te vertegenwoordigen: “Want de naam van God is omwille van jou gelasterd onder de naties”.

De apostel gaat er niet verder op in. Hij noemt geen namen, geen concrete situaties. Het gaat om het principe. Hij wil laten zien wat echt belangrijk is.

Laten we aannemen dat besnijdenis nuttig is

Paulus verandert van perspectief in de volgende passage. Hij wil nog steeds dezelfde mensen bereiken, maar op een andere manier. Hij verlaat het onderwerp van een problematische levensstijl en richt zich op de basis van deze zelfingenomenheid. De mensen werden aangesproken op hun afkomst en besnijdenis. Gaat dit over uiterlijke tekenen?

“Want de besnijdenis is inderdaad nuttig als je de wet in praktijk brengt; maar als je de wet overtreedt, is je besnijdenis onbesneden geworden.”
Rom 2:25

Wat bij elkaar hoort is besnijdenis en de wet (Torah). Zij die zich baseren op hun besnijdenis en er prat op gaan, moeten zich ervan bewust zijn dat een overtreding van de Torah de besnijdenis waardeloos maakt. Besnijdenis is niet verwerpelijk, maar als je je er op wilt beroemen, laat je leven er dan op lijken. Bijgevolg, als je de waarde van de wet vertrapt, dan misken je de besnijdenis waarop je je beroemt.

Het omgekeerde is ook waar:

“Als dan de onbesnedene de wettelijke vereisten van de wet houdt, zal zijn onbesnedenheid dan niet als besnijdenis worden gerekend?”
Rom 2:26

Nu moet men niet concluderen dat “onbesnedenen” nu plotseling “besneden” worden door de vereisten van de Torah te volgen. Dat staat er niet. We moeten de tekst altijd in zijn context lezen en begrijpen. Paulus spreekt tot Joden. Hij maakt hen duidelijk dat “besnijdenis” niet uiterlijk tot stand komt, maar door te leven naar de wettelijke eisen van de wet. Dus zelfs een (uiterlijk) onbesneden persoon zou beter af zijn dan een besneden persoon die deze wettelijke vereisten negeert. Dat was slechts een vergelijking, een illustratie. De les hier is gericht aan Joden, niet aan heidenen.

“En die onbesneden is van nature, die de wet uitvoert, zal u oordelen, die een overtreder bent van de wet naar de letter en de besnijdenis.”
Rom 2:27

Voor zelfingenomenheid is geen plaats. Degenen die neerkijken op goyim (mensen uit de andere volken, onbesnedenen) alleen maar omdat ze zelf deel uitmaken van het Joodse volk, hebben niet begrepen waarom dit mogelijk is. Hij die goed doet zal oordelen, niet hij die kwaad doet.

Wat echt telt is de besnijdenis van het hart

“Want hij is geen Jood, die zichtbaar is; noch is die besnijdenis, die zichtbaar is in het vlees; maar hij is een Jood, die innerlijk is, in het verborgene; en de besnijdenis van het hart is in de geest, niet in de letter; aan wie zij lof, niet van mensen, maar van God.”
Rom 2:28-29

De apostel ruimt nu alle uiterlijke schijn op. Het gaat niet om zichtbare dingen. Dit zijn op zijn best tekenen. Je hebt het over iets anders. Ze spreken over verborgen dingen. Wie nu echt een Jood wil zijn, zou dit moeten overwegen: het gaat om een besnijdenis van het hart, in de geest. Het gaat niet om de letter, om uiterlijke besnijdenis of vermeende orthodoxie.

Hetzelfde kan natuurlijk meteen worden toegepast op “kerkgangers”. Degenen die denken dat kerklidmaatschap of zelfs een positie in een kerkelijke gemeente iets voorstelt, die denken dat alles in orde is alleen maar omdat je christen bent, bevinden zich op dezelfde plaats van kritiek. Wat er in het geheim gebeurt, in het hart, is veel belangrijker. De apostel wijst op de persoonlijke levenshouding. Dit is ook een houding van geloof.

Spiritueel Israël?

Nog een paar woorden over deze vervangingstheologie, volgens welke het volk Israël is vervangen door de kerk van vandaag, het lichaam van Christus. Volgens deze doctrine zal Israël buiten spel worden gezet, of worden vervangen door de huidige kerk. Het is een direct gevolg van de verbondstheologie en het is opvallend hoe weinig er in kerken en gemeenten wordt gesproken over het Israël van God. Dit wordt ook nog steeds onderwezen in verschillende sekten. Keer op keer wordt dan beweerd dat christenen het “ware Israël” zijn. Teksten als deze worden hiervoor gebruikt. Om zulke aannames te ontkrachten, hoef je de tekst alleen maar in zijn context te lezen.

Er is geen vervangingstheologie in de Bijbel. Er is geen vervanging voor Israël. De kerk heeft een andere taak en een andere roeping. Je moet beide waarderen. Als gelovigen in de natiën werden we “medeburgers met de heiligen en leden van de familie van God” (Ef 2:13-22). Wij horen er ook bij, op een andere manier. We vervangen niemand. Paulus spreekt over heel andere dingen in de Brief aan de Romeinen. Hij mag dan wel een theoloog zijn, maar hij is ook een pragmaticus. Paulus is bezorgd over de kerk en is van plan om “de kerk weer gezond te schrijven” voor zover hij dat kan.