“Zie, je noemt jezelf een Jood, rustend op de Wet en roemend in God. Gij kent het testament en, onderricht door de Wet, onderzoekt gij het wezenlijke. Gij vertrouwt er ook op een leidsman der blinden te zijn, een licht voor hen die in de duisternis zijn, een opvoeder der onbezonnenen, een leraar der babes, omdat gij de vorm van kennis en waarheid in de wet hebt.”
Romeinen 2:17-20

Paulus neemt geen blad voor de mond als hij aan de gemeente in Rome schrijft. Maar wij, die bijna 2000 jaar later leven, moeten ons bewust zijn van de situatie in die tijd. Paulus schrijft aan een kerk. Ik benadruk dit hier omdat ik ontelbare keren in christelijke kringen de ideeën uit deze tekst heb gehoord als “universele waarheid over alle Joden van alle tijden”. Dat was zeker een negatieve beoordeling. Het woord “Farizeïsme” of het spreken over de “Wet” komt maar al te vaak onbedachtzaam voorbij in het christelijk taalgebruik.

Paulus doet echter geen algemene uitspraak, maar hij gaat specifiek in op een bepaalde situatie in de Romeinse gemeente die onder zijn aandacht was gekomen. Zijn begrip is belangrijk en bevrijdend.

Voordeel van voorouders?

Laten we opmerken dat Paulus zelf een Joodse man uit Tarsis is (Handelingen 21:39) die een ongekende carrière in het Joodse geloof had (Fil 3:4-6). Hij groeide op in Jeruzalem en had het voorrecht om “aan de voeten van Gamaliël onderwezen te worden in de exacte interpretatie van de wet van zijn vader en hij was een ijveraar voor God” (Handelingen 22:3). Hij had een groot begrip van alles wat uit het Jodendom voortkwam. Hij wist het uit eigen ervaring en schrijft geenszins als antisemiet. Net als Jezus veroordeelt Paulus niet in het algemeen. Dat staat ver van hem af. We moeten begrijpen dat de apostel zinspeelt op een situatie in de kerk in Rome.

Wanneer Christenen voorbarig spreken over “Farizeïsme” en alle Joden classificeren als zijnde onder de “Wet”, doen ze geen recht aan de Bijbel, noch aan de verwachting die voor ons en Israël wordt gehouden. Paulus is kritisch en terecht, maar zijn kritiek is gericht op een specifieke situatie. Er zijn duidelijk mensen in de gemeenschap die een speciaal voordeel zagen in hun afkomst.

Paulus beschrijft het zo: “Je noemt jezelf een Jood, die op de wet rust en zich op God beroemt”. De apostel verwijst naar een bepaalde situatie waarin sommige Joden in de kerk in Rome zelfingenomen waren. Dit is zeker niet nieuw en het is zeker niet beperkt tot het Jodendom. In de context van de Brief aan de Romeinen is de uitspraak relevant voor de context. Er waren er die durfden op te treden als leraar – op basis van hun afkomst! “U hebt ook het vertrouwen om een gids voor de blinden te zijn, een licht voor hen die in de duisternis zijn, een leermeester voor de onverstandigen, een leraar voor de zuigelingen …” (Rom 2:19-20).

We hebben de Torah

Als we deze passage zorgvuldig lezen, en vooral het einde ervan, wordt het duidelijk dat Paulus het niet alleen over afkomst had, maar over een bepaald begrip:

“Je vertrouwt erop dat je een leraar bent … omdat je de vorm van kennis en waarheid in de wet hebt.”
Rom 2:19-20

Paulus ziet daarom een probleem in het kijken naar de Bijbel. Men ‘heeft’ de Thora, daarom ‘heeft’ men recht en daarom ‘kan’ men leraar zijn. Zien veel christenen het vandaag de dag niet precies zo? Men “heeft de Bijbel” en “daarom de waarheid. Wie niet denkt en gelooft zoals ik, heeft ongelijk”. Ook dit is eigengerechtigheid, niet anders dan wat Paulus hier beschrijft.

Voor Paulus is de Torah de “vorm van kennis en waarheid”. De Thora moet niet verward worden met kennis en de waarheid zelf. Het is slechts de vorm van hetzelfde. Dit is een veelzeggende uitspraak, vooral in het licht van de doctrine van mondelinge inspiratie.

Tegen zelfingenomenheid

Zelfingenomenheid is het kwaad waartegen Paulus zijn kritiek uit. In het bijzonder waarschuwt hij tegen hen die opscheppen over de Bijbel. Natuurlijk richt hij zich hier rechtstreeks tot sommige Joden in de gemeenschap en in plaats van “Bijbel” gaat het over de Torah. Dit mag ons echter niet afleiden van zijn bezorgdheid.

Zoals in eerdere posts al is gezegd, bouwt Paulus in Romeinen 1:18 tot Romeinen 3:20 een argument op waarin niemand meer rechtvaardig is. Soms komt deze groep, soms die groep. Uiteindelijk is er echter de grote gelijkschakeling. Niemand slaagt erin om op eigen kracht voor God te staan. We zijn en blijven allemaal uitsluitend afhankelijk van Zijn genade.