In de serie over de Brief aan de Romeinen zijn we aanbeland bij het praktische gedeelte. Het gaat over het leven van alledag en hoe we kunnen leven vanuit een levend geloof in het leven van alledag. Wat schrijft Paulus hierover? In het volgende hoofdstuk 12 richt Paulus zich op de mensen buiten de kerk. Welk gedrag moedigt Paulus aan in de kerk ten opzichte van mensen buiten de kerk?

De situatie in Rome was uitdagend. Iedereen die christen was liep een directer risico om vervolgd te worden voor zijn geloof. Velen hadden onrecht ervaren. Hoe moet je ermee omgaan? De apostel schrijft hier nu over.

Voordat we deze tekst gaan lezen, wil ik wijzen op misinterpretaties. In de tijd van Paulus was het levensgevaarlijk om christen te zijn in Rome. Er was daadwerkelijke vervolging. Vandaag de dag zijn christenen nog steeds de meest vervolgde religieuze gemeenschap ter wereld. Sommige christenen overdrijven echter als ze zichzelf altijd in de slachtofferrol zien. Dit is geen lijden, zoals Paulus erover schrijft in Romeinen, maar eerder een religieuze neurose. Paulus heeft het over concrete gevallen van vervolging, niet over ingebeelde dwangmatige wil om te lijden, zoals ik hier en daar nog wel eens tegenkom onder christenen. Paulus heeft geen verwachtingen, maar is nuchter op weg in een veeleisende wereld.

“Zegen hen die je vervolgen, zegen en vervloek niet!

Het is nodig om zich te verheugen met de blijmoedigen, om te snikken met de snikken, om gelijkgestemd te zijn onder elkaar, niet denkend aan hoge dingen, maar, daarvan weggeleid, om zich aan te sluiten bij de nederigen.

Wordt niet degenen die zichzelf verstandig vinden!
Vergeld geen kwaad met kwaad,
tegenover alle mensen, denk aan wat nobel is,
indien mogelijk, door wat van jou komt.

Zij die vrede bewaren met alle mensen wreken zichzelf niet, geliefden;
maar ruimte geven aan de toorn van God;
want er staat geschreven:
De wraak is aan Mij, Ik zal vergelden, zegt de Heer (Deut. 32:35).

Echter:
Als je vijand honger heeft, geef hem dan de hap!
Als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken!
Want als je dat doet, zul je vurige kolen op zijn hoofd stapelen.

Laat je niet overwinnen door het kwaad,
maar overwin het kwade met het goede!”
Rom 12:14-21

Zegen hen die je vervolgen

Zegenen betekent letterlijk “goed zeggen” (Gr. eulogia). Een zegen is daarom als een woord van welbehagen. Onze houding ten opzichte van andere mensen moet welwillend zijn. Het betekent niet dat we onrecht moeten verbergen, noch – zelfs niet kwetsen – gelijk met gelijk moeten vergelden. In plaats daarvan moeten we ruimte laten voor Gods toorn. Of met andere woorden: We moeten het perspectief veranderen. Niet alleen het direct ervaren onrecht is een realiteit, maar ook Gods actie. God is groter dan onze erkenning, Hij staat erboven en daarom kunnen we onrechtvaardige situaties aan Hem overlaten. Met andere woorden, we kunnen ook leren om onrecht los te laten omdat we het aan God overlaten.

Mensen die te maken krijgen met sterk onrecht vallen soms ten prooi aan het Stockholmsyndroom, waarbij een slachtoffer zich aansluit bij de dader om te overleven. Niets van dat alles staat hier ter discussie. Afbakening is vaak essentieel. Hij die zegent kijkt niet voorbij onrechtvaardigheid, maar staat op een andere plaats.

Zij die zegenen kruipen niet weg in vroom lijden, maar durven zich duidelijk uit te spreken tegen onrecht en toch welwillend te zijn. Dat is geen tegenspraak. De reden hiervoor kan zijn dat men het alomvattende verlossende doel van God heeft herkend, dat op een dag ieder mens zal bereiken (1Tim 4:9-11) of weet dat Christus voor allen is gestorven en dat daarom allen zijn gestorven zodat iedereen een nieuw leven kan beginnen (2Cor 5:14-21). Je kijkt als het ware verder dan de huidige situatie en dankt God nu al dat Hij Zijn doel met iedereen zal bereiken.

Laat je niet overwinnen door het kwaad

Laat je niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede! Dit is het doel dat Paulus nastreeft in de brief. Als we onder druk staan, kunnen we de ander zegenen met een vriendelijk woord. We hoeven geen vrienden te worden met onze vervolgers en onrechtvaardigheid hoeft niet door de vingers gezien te worden. Het gaat over iets heel anders. We kunnen ervoor kiezen om niet vast te blijven zitten in de negatieve emotie. We hoeven niet af te dalen tot hetzelfde niveau en onrecht met onrecht te vergelden. Degenen die onrecht ervaren moeten zich echter niet op een dwaalspoor laten brengen en laten overweldigen door vergelding, door het kwaad.

Hoe we omgaan met onrecht is grotendeels onze eigen beslissing. Misschien valt er nog veel te leren. Paulus spreekt hier niet over een eis in perfectie, maar over een doel. Hoe andere mensen zich tegenover ons gedragen, verschilt van onze houding tegenover hen. Hoe we zelf reageren is onze verantwoordelijkheid. Hier hebben we onze eigen scope. We kunnen ons afvragen in welke richting we ons gevoel en denken sturen en met welk motief.

Denk aan wat nobel is tegenover alle mensen, schrijft Paulus. Dit betekent niet dat je onrechtvaardigheid niet mag signaleren, misbruik niet mag melden, maar ook dat je niet uit bent op wraak, maar je bezig moet houden met nobelheid. Het zou rampzalig zijn om de naam niet te noemen. Maar het zou ook een ramp zijn als je blijft steken in de negatieve ervaring. Want dat zou betekenen dat de andere mensen nog steeds hun macht over ons uitoefenen.

Paulus is niet afhankelijk van mensen, maar van Gods genade. Dit is zo groot in hem geworden dat hij zich niet langer laat leiden door onmiddellijke emoties. Wat hem betreft wil hij vrede bewaren met alle mensen.

Praktische beslissingen in het dagelijks leven

Ons geloof bewijst zichzelf in het dagelijks leven. Elders schrijft Paulus dat geloof alleen effectief wordt door liefde (Gal 5:6). Dit gebeurt niet door het juiste te geloven, maar door het juiste te doen .

“Als je vijand honger heeft, geef hem dan een hap!
Als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken!
Want als je dit doet, zul je vurige kolen op zijn hoofd stapelen.”

Geloof bewijst zich alleen in het hier en nu, alleen in alledaagse uitdagingen. Goed doen is daarom een manier om “op weg te gaan” in geloof. Geen vrome lafheid voor vervolgers, maar nuchter omgaan met de noden in deze wereld – inclusief mijn eigen noden en beperkingen. We zijn niet onverwoestbaar, maar hebben een schat in breekbare aarden vaten (2Cor 4:7).

Elders schrijft de apostel:

“Wandel in wijsheid voor hen die buiten zijn en koop de gelegenheid. Laat je woord altijd genadig en met zout gekruid zijn, wetend hoe je ieder moet antwoorden.”
Kol 4:4-6

Dit is de houding van genade. De apostel schrijft hier ook over in de Brief aan de Romeinen. Eerst ging het over de proclamatie. Nu gaat het om de implementatie in het dagelijks leven. De samenvatting in de passage van de Brief aan de Romeinen heet nu:

“Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede!”
Rom 12:21