Het thema van Romeinen 2

In de eerste verzen heeft Paulus de toon gezet; Romeinen 2 begint zo: “Daarom bent u onvergeeflijk, o mens – iedereen die oordeelt” (Romeinen 2:1). Deze woorden zijn gericht aan de mensen, vooral aan die in de gemeenschap. Het doel van de apostel is om in drie hoofdstukken duidelijk te maken dat niet één persoon rechtvaardig is (Rom 3:10). Of met andere woorden: alle mensen zijn gelijk voor God. Niemand kan aan hem tippen. We missen allemaal ons doel (Rom 3:23).

In Romeinen 2 worden mensen met de meest uiteenlopende levenshoudingen genoemd. Mensen die de rijkdom van Gods goedheid en dragende kracht en geduld verachten (Rom 2:4). Mensen met een onbekeerd hart (Rom 2:5). Hiermee vult Paulus het beeld van de “oordelende mens” uit Romeinen 2:1 aan.

Mensen worden gezien en beoordeeld op hoe ze zich gedragen. Maar daarover dadelijk meer. Tegenover deze korte lijst van verschillende levenshoudingen staat een ander beeld. Dit is het beeld van God die naar alle mensen kijkt “zonder aanzien des persoons” (Rom 2:11).

Daarom gaat dit hoofdstuk over deze tegenstelling: mensen tegenover God. Wanneer Paulus alle mensen hierin gelijkstelt, doet hij dat met een verklaring over Gods handelen. Voor God zijn allen gelijk. Dit betekent niet Gods liefde, die voor alle mensen is, maar het betekent Gods reactie op de daden van mensen. Hij behandelt iedereen gelijk. Hij ziet iedereen hetzelfde. Er zijn geen voordelen als je zogenaamd religieus bent. God ziet jou niet in je religiositeit, maar in hoe je in deze wereld staat. Het gaat om jouw acties en de mijne. Bij God is er geen respect voor de persoon.

Aan ieder naar zijn werken

Paulus spreekt over “oordelen” (Rom 2:1), over het “oordeel van God” (Rom 2:2) en over de “dag van toorn en onthulling van het rechtvaardig oordeel van God” (Rom 2:5). Al deze uitspraken volgen elkaar op. Ze horen bij elkaar. Maar ze maken ook deel uit van het grotere verhaal dat Paulus hier schrijft. Het gaat over de gerechtigheid van God die in het evangelie wordt geopenbaard (Rom 1:16-17) en wordt afgezet tegen de onrechtvaardigheid van mensen (Rom 1:18).

Nu behandelt hij degenen buiten de kerk niet met fluwelen handschoenen (Rom 1:18-32) en ook degenen binnen de kerk behandelt hij niet (Rom 2:1-10). Bij God is er geen respect voor de persoon. Wie kwaad doet, zal toorn ontvangen. Dat is niet moeilijk. Het is heel belangrijk wat we doen. We geloven, zijn gered en verheugen ons in het vooruitzicht van Gods verlossing. Maar dat is geen vrijbrief voor buitensporige dwalingen. Het blijft belangrijk dat we gezond bouwen op het fundament dat we hebben ontvangen (1Cor 3:10-15). Waarom? Want op een dag zal het gezien worden met Gods rechtvaardige ogen.

Want God wordt:

“Aan hen die volharden in goede werken, zoekend naar heerlijkheid en eer en eeuwig leven, eeuwig leven; maar aan hen die bedrieglijk handelen en opstandig zijn tegen de waarheid, maar willens en wetens ongerechtigheid volgen, toorn en gramschap – verdrukking en druk op ieders ziel die kwaad doet (zowel aan de Jood als aan de Griek) – maar heerlijkheid en eer en vrede aan iedereen die goed doet (zowel aan de Jood als aan de Griek)”.
Rom 2:6-10

De ernst van de situatie wordt hier duidelijk. Zodra God Zichzelf bekend maakt in deze wereld, zal dat gepaard gaan met een oordeel over onze werken. Dit is de waarschuwing die Paulus naar de leden van de kerk stuurt. De redding wordt niet in twijfel getrokken. Maar iedereen die moedwillig kwaad doet, zal het opnieuw ontvangen in de dag van de toorn en de onthulling van het rechtvaardig oordeel van God. Dit zijn geen dreigementen met de hel, maar het nuchtere besef van Gods grootheid, rechtvaardigheid en aanwezigheid.

Wanneer zal dit zijn? Nou, dit gaat niet over een definitief oordeel. Wanneer Paulus hier aan de Romeinen schrijft, leeft er nog steeds een sterke nabije verwachting van Jezus’ terugkeer in de kerk. Het is niet bekend wanneer dit zal zijn, maar het wordt wel verwacht. Het is geschreven alsof het in dit leven kan gebeuren. Dit is ook hoe de toorn van God moet worden begrepen, die altijd op aarde plaatsvindt (en niet na een hemels oordeel ergens in de ruimte). Zie ook het artikel “De toorn van God”.

Wat Paulus hier beschrijft is een waarschuwing aan de gelovigen in de kerk in Rome die zich neerbuigend opstellen tegenover anderen. Hij vertelt hen duidelijk dat dit niet mogelijk is. Want iedereen zal van God terugkrijgen wat hij hier en nu heeft gedaan. Dit geldt zowel voor de goede als de slechte.

De Joden eerst, evenals de Grieken

In de kerk in Rome zijn er gelovigen van verschillende afkomst. Er zijn Joodse gelovigen (met een achtergrond in het Jodendom van hun tijd) en niet-Joden in de gemeenschap (die in het algemeen “Grieken” worden genoemd). Paulus richt zich hier tot beide groepen. Als God komt met Zijn rechtvaardig oordeel en iedereen wordt beoordeeld naar zijn of haar werken, dan zal dat iedereen in de kerk raken. Er zijn geen uitzonderingen. Het treft zelfs eerst de Joden, maar ook de Grieken.

Waarschijnlijk had Paulus speciaal werk te doen met betrekking tot de leden van Zijn volk. Dit gaat niet alleen over verdienste, maar ook over vrome zelfingenomenheid. Keer op keer rapporteert Paulus over zulke Joodse gelovigen die dachten dat ze nog steeds Joodse of oudtestamentische ordeningen in de kerk moesten instellen. Wie zich op dit spoor waagt, neemt wat genade mee, maar ook iets van de wet – van deze regels die in de Tenach zoveel betekenis kregen voor het volk Israël. Het losmaken van deze regels en de ontwikkeling van een evangelie van genade voor de gelovigen uit de naties kostte tijd. Hier, in de Brief aan de Romeinen, lezen we iets van dit argument.

De ernst van de situatie geldt in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor de Grieken. Niemand in de gemeenschap is vrijgesteld. Laat dit eerst tegen de Joden gezegd worden. Er is geen speciale positie.

Zonder wet, met wet

Paul legt verder uit:

“Want bij God is er geen aanzien des persoons. Want allen die zonder de wet gezondigd hebben, zullen ook zonder de wet verloren gaan; en allen die in de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden. Want niet de hoorders der wet worden bij God gerechtvaardigd, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden.”
Rom 2:11-13

We zijn hier nog steeds in deze tegenstelling tussen Joden en Grieken in de gemeenschap. Paulus richt zich hier tot de Joden. Zijn uitspraken zijn onbegrijpelijk voor niet-joden. Paulus schrijft geen theologische verhandeling, maar richt zich op concrete situaties. Hij moest de Joden in de gemeente duidelijk maken dat deze wet – hoe goed ook – niets anders eist dan wat van hen zonder wet wordt geëist. Het gaat niet om de wet. Het gaat om wat je doet. Dus of iemand met of zonder de wet leeft, met of zonder deze regels voor Israël, is niet beslissend in termen van doen. De wet is uitstekend, schrijft Paulus elders. Maar het houden van de wet is geen doel. Het gaat om het resultaat.

Het resultaat is zichtbaar in ons leven. Het gaat over wat we wel en niet doen in het dagelijks leven. Paulus reduceert de relevantie van de wet tot het resultaat en zegt dat mensen zonder de wet verloren zullen gaan en dat mensen met de wet door de wet beoordeeld zullen worden. Met de wet ben je niet veilig. Iedereen komt aan de beurt, want “bij God is er geen respect voor de persoon”.

Het goede nieuws heeft een achtergrond

Wat Paulus hier beschrijft komt uit het dagelijks leven van de kerk in Rome. Misschien ziet het er in ons dagelijks leven anders uit. Hier richt de apostel zich specifiek tot de mensen in deze gemeente. Hij weet hoe dingen worden gedaan. Hij wil daar een gezonde basis creëren.

God heeft geen favoriete christenen.

Deze beschrijvingen, deze afbakeningen, deze verduidelijkingen zijn geen droge kost. Het is de achtergrond waartegen Paulus vervolgens (vanaf hoofdstuk 3,21) spreekt over Gods handelen. De verduidelijking lijkt misschien irrelevant voor velen van ons, maar dat was het niet in de context van Romeinen. Toch kunnen we er veel van leren. Bijvoorbeeld dat het wel degelijk uitmaakt wat we doen en dat alles op een dag voor God geopenbaard zal worden. Zo kunnen we ook leren dat God niet partijdig is. Alle mensen zijn gelijk voor hem. Alle mensen die deel uitmaken van de ene wereldwijde kerk, die Paulus het “lichaam van Christus” noemt, zijn ook gelijk voor Hem.

Het volgende artikel gaat over de naties, over de niet-joden.