We lezen door de Brief aan de Romeinen en in hoofdstuk 8 zijn we aangekomen bij de kern van de Brief aan de Romeinen. In de verzen hiervoor verklaarde Paulus dat God voor ons is (Rom 8:31-32). Dit kenmerkt de betekenis en reikwijdte van het Evangelie. Daar draait het allemaal om. Het is een verbluffend positief statement, maar niet iedereen kan het zomaar accepteren. Daarom verdubbelt de apostel opnieuw in de volgende verzen.

Is de belofte van God genoeg?

In Romeinen 8:33-34 heeft Paulus het over een ander aspect. Hij stelt zich voor hoe we ons over onszelf voelen. Dit heeft niets te maken met de werkelijkheid van God, maar onze gedachten kunnen gekenmerkt worden door onzekerheid. Daarom glijdt de apostel in de rol van de onzekere gelovige:

“Wie zal de uitverkorenen van God beschuldigen?
God, de rechtvaardiger?

Wie zou hen moeten veroordelen?
Bijvoorbeeld Christus Jezus, die stierf, of beter gezegd uit de dood werd opgewekt,
die aan de rechterhand van God is,
die ook zichzelf voor ons gebruikt?”

Rom 8:33-34

Net daarvoor had de apostel benadrukt dat God voor ons is en niet tegen ons (Rom 8:31-32). Voor sommige mensen is zulke genade te gemakkelijk. Men heeft liever een God die regels maakt – omdat het gemakkelijker is om de regels te volgen dan om een relatie te hebben en getransformeerd te worden. Een ander zal zichzelf echter niet voldoende vinden. Weet je soms niet zeker of God bij je is? Dit zijn dingen waar we over moeten praten. Paulus deed het, waarschijnlijk uit ervaring, hier in Romeinen.

Weet je soms niet zeker of God bij je is?

De focus op de eigen gebreken kan een reden hebben in de eigenwaarde of in het besef van de eigen ontoereikendheid. Het kan ook een gevolg zijn van catastrofale theologie.

Lang geleden bezocht ik herhaaldelijk een diepgelovige en diepbevreesde man die verlamd in het ziekenhuis lag. Hij lag op het witte ziekenhuisbed in een zwart pak. Het zwarte pak kwam overeen met de ideeën van zijn streng calvinistische kerk, die de nadruk legde op zonde en ontoereikendheid. Gods genade was alleen voor speciale mensen die hun schuld als bodemloos erkenden. Niemand wist zeker of hij ooit waardig zou zijn om de genade van God te ontvangen. Barmhartigheid werd een schaars goed. Zonde drukte zwaar. Hij kon geen genade aanvaarden omdat zijn theologie hem in de weg stond. Hij was bang voor God, hoewel het evangelie zegt dat God voor hem was. Een God die gekenmerkt wordt door willekeur en genadeloze wraak laat gevolgen achter in de levens van gelovigen.

Gods belofte dat Hij er voor ons is, dringt om verschillende redenen maar moeizaam tot ons door. Het kan ook zijn dat we niet zo gemakkelijk bevestigd worden door een onzichtbare God als we tegelijkertijd in het nauw gedreven worden door heel echte mensen en de last van het leven tonnen weegt op ons dagelijks leven. Degenen die voor waardeloos worden uitgemaakt hebben een sterkere belofte nodig.

De apostel lijkt uit ervaring te spreken als hij Gods belofte iets verder uitwerkt en vraagt: “Wie zal jullie beschuldigen?” en “Wie zou ons moeten veroordelen?”.

De dubbele bevestiging

Je moet prioriteiten stellen! Het maakt wel degelijk uit wat we denken. We kunnen gedreven en ook onzeker zijn door allerlei ideeën. Daarbij zou het zinvol zijn om ons bezig te houden met betrouwbare uitspraken en ons hart daarin te versterken.

Paulus vraagt ons dus wie ons ergens van moet beschuldigen of ons moet veroordelen? Wat is hier het belangrijkste? Het is alsof hij zegt: “Richt je blik! Blijf niet scrollen! Veeg niet de hele dag de vele gedachten naar links of rechts zoals op een smartphone, alsof er geen einde aan komt. Wat doet er echt toe? Richt je blik en vraag jezelf af wat het belangrijkst is”.

De apostel citeert daarom slechts twee belangrijke stemmen: God en Christus. Focus!

Eerder schreef hij: “Als God voor ons is, wie kan er dan tegen ons zijn?” (Rom 8:31). Dit is een retorische vraag, want Gods “voor ons” is groter dan al het andere. Daarom verdubbelt hij en zegt: “Wie zal de uitverkorenen van God beschuldigen? Is het God, de rechtvaardige?” (Rom 8:33). Als God ons rechtvaardigt, wie moet ons dan overtuigen van schuld? Dit is geen bagatellisering van fouten, maar de focus van het evangelie, het goede nieuws. Het is van ons en we moeten het vasthouden.

Focus!

Hij schrijft ook: “Wie zou hen moeten veroordelen? Christus Jezus, die gestorven en uit de dood opgewekt is?” (Rom 8:34). In dit tweede punt verwijst Paulus naar de kern van het Goede Nieuws, naar Christus, die door God gezonden is om de wereld te redden. Dit is waar Hij voor gestorven was. Zo werd Hij ook uit de dood opgewekt als een bevestiging van rechtvaardiging (Rom 4:25). Moeten deze dingen opeens geen waarde meer hebben? Christus zal ons toch niet veroordelen? Dat zou in tegenspraak zijn met het Evangelie.

Haal adem, wees dankbaar – dat is wat Paulus aanmoedigt. De onzekerheid die van onszelf of van de omgeving komt, kan als minder dan de zekerheid van God worden beschouwd.

“Maar uit Hem [Gott] zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiliging, en verlossing; opdat het zo zij, gelijk geschreven staat: Laat wie zich beroemt, zich beroemen op de Heer!”
1Cor 1,30-31

Vier bemoedigende feiten

Paulus beschrijft 4 dingen over Christus Jezus in deze passage:

  1. die stierf
  2. maar is herrezen
  3. die aan de rechterhand van God is
  4. die ook zichzelf voor ons gebruikt.

De eerste twee punten heb ik al genoemd: zij vormen de fundamenten van het evangelie van vandaag (1Cor 15,1-4). Het gaat echter verder dan alleen deze twee dingen. De verrezen Heer zit nu aan de rechterhand van God. Dit doet denken aan het visioen van Stefanus toen hij gestenigd werd:

“Zie, ik zie de hemelen geopend en de Mensenzoon staande aan de rechterhand van God!”
Handelingen 7:56

Op dit moment staat de Mensenzoon aan de rechterhand van God. Paulus zegt eenvoudigweg in Romeinen dat Christus Jezus “aan de rechterhand van God is”. Dit is een eervolle positie – Gods “rechterhand”, zogezegd. We lezen dit ook in de brief aan de Efeziërs:

“God, die Hem uit de doden heeft opgewekt en Hem aan Zijn rechterhand heeft geplaatst in het midden van de bovenhemelse, hoog verheven boven alle vorstendom en gezag, macht en heerschappij, ja boven elke naam die wordt aangeroepen, niet alleen in deze eon, maar ook in de toekomende.”
Ef 1:20-21

De schrijver van Hebreeën ziet de Zoon niet alleen “staan” aan de rechterhand van God, maar ook “zitten”, wat een uitdrukking is van een blijvende positie.

“Maar deze heeft slechts één offer voor de zonden gebracht, en is aan Zijn rechterhand gaan zitten tot aan de uitvoering, en wacht voortaan totdat Zijn vijanden aan de voetbank van Zijn voeten gelegd zijn.”
Heb 10:12-13

“Daarom mogen wij ook … kijken naar de Auteur en Voleinder van het geloof, naar Jezus, die in plaats van de vreugde die Hem ten deel viel het kruis heeft verdragen, de schande verachtend, en is gaan zitten aan de rechterhand van de troon van God.”
Heb 12:2

In deze positie “gebruikt” Christus zichzelf voor ons. Als we nog steeds twijfelen, onzeker zijn – Christus is niet alleen de weg van het kruis gegaan, maar zit op de belangrijkste plaats naast God en “gebruikt” Zichzelf daar voor ons, d.w.z. Hij treedt voor ons op. Zijn we zwakzinnig? Hij blijft grootmoedig.

Het woord “gebruiken” (Grieks: entugchano) wordt op twee andere plaatsen in de Brief aan de Romeinen gebruikt.

  1. Kort daarvoor verwees Paulus naar Gods Geest en noteerde “wat de gezindheid van de Geest is, omdat Hij zich godvruchtig inzet voor heiligen”. Gods Geest bemiddelt voor ons als wij zelf het niet meer weten en bidt in ons met onuitgesproken gekreun (Rom 8:26-27).
  2. In Romeinen 11:2 noemt de apostel de profeet Elia: “Weet u niet wat de Schrift zegt over Elia, hoe hij voorstellingen maakt bij God tegen Israël?” Elia richtte zich tot God met betrekking tot Israël. Het verhaal staat in 1Koningen 19:14.

Wanneer Christus Jezus “zichzelf voor ons gebruikt”, dan betekent dit een vermelding voor God die alles in Zijn handen heeft. Hoger dan dat kan niet. Er is geen betere voorbede.

De huidige beoordeling van de situatie

Hoe staan we er nu voor? We weten dat God er voor ons is. Mochten we nog steeds onzeker zijn, dan bevestigt Paulus de belofte door onze gedachten op God zelf en zijn Christus te richten. Daar ligt de absolute norm, de hoogste autoriteit. Als we daar onze gedachten op richten, zullen we zeker bemoediging ontvangen. Wie kan er dan nog tegen ons zijn?

Verdieping

  • Deel je vragen op een concrete manier met anderen
  • Praat over je vertrouwen, onbeantwoorde vragen en onzekerheden.
  • Neem elkaar serieus.
  • Laat Gods beloften je bemoedigen.
  • Niet elke vraag kan worden opgelost – zoek hulp en ondersteuning als vragen te groot lijken.
  • Hulp kan bestaan uit pastorale zorg, coaching, psychologische hulp of andere.