In de evangeliën lezen we hoe Jezus regelmatig in discussie gaat met schriftgeleerden. Deze pleiten voor een trouw aan de wet die ze zelf vaak niet in acht namen. Het waren religieuze grieven die Jezus herhaaldelijk aan de schandpaal nagelde. Het was ook een religieus begrip dat in sommige kringen de overhand had. De voordelen van de Wet, de rijkdom uit de boeken van Mozes (de Torah, de Wet) hadden om goede redenen een hoge status. Als we dit nu erkennen, helpt dat ook om dit vers in Romeinen te begrijpen.

Wordt de wet nu ingetrokken?

“Schaffen we dan de wet af door het geloof? Dat mag niet worden afgeleid! Maar wij handhaven de wet!” Met deze woorden gaat Paulus waarschijnlijk in tegen de beschuldiging uit Joodse kringen dat de leer van de gerechtigheid van God de instructies van de Torah opheft. Want dat is niet het geval. De Torah wordt niet afgeschaft, maar vervuld en uitgebreid.

Deze uitspraak is ook interessant omdat in christelijke gemeenten in het hele land wordt geleerd dat de wet is afgeschaft. Dat is niet helemaal verkeerd, maar ook niet helemaal goed. Jezus zelf had gezegd:

“Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om af te schaffen, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één hoorn van de Wet voorbijgaan, totdat alles volbracht is.”
Mt 5:17-18

Vanuit het perspectief van vandaag kunnen we dus twee visies zien, die allebei moeten worden herzien:

  1. Voor Israël: De wet wordt niet zomaar terzijde geschoven en ongeldig verklaard.
  2. Voor de gemeenschap van vandaag: De wet wordt niet zomaar terzijde geschoven en ongeldig verklaard.

Voor beide groepen geldt dat men Gods natuur en werk alleen voor zichzelf heeft gezien. Beide groepen hebben belangrijke dingen erkend. Beide groepen zagen dat er iets mis was.

  1. Israël erkende de wet, maar in diezelfde wet is er een gerechtigheid die zelfs werkte zonder “de wet te volgen”, en dat is door middel van geloof.
  2. Kerken en gemeenten hebben vandaag de dag vaak verklaard dat de wet bindend is voor henzelf (en anderen), ook al is deze nooit aan de naties gegeven.

Beide fouten worden gecorrigeerd als we ons kunnen bezighouden met de tekst van de Torah en de brieven van Paulus. Het gaat om een andere en bredere kijk. Er wordt niets geannuleerd, maar bestaande verklaringen worden bevestigd – verklaringen waar men misschien nog niet eerder aan gedacht heeft.

Het gaat niet om het houden van de wet

Paulus kwam ook niet om de wet door geloof af te schaffen. Maar dit betekent niet(!) dat de wet alsnog moet worden gevolgd. Het gaat er meer om een stap verder te gaan. De wet maakt duidelijk dat het zo niet verder kan (Rom 3:19-20). Jezus zei dat Hij kwam om de Wet en de Profeten te vervullen. Paulus zegt dat hij de wet handhaaft. Niets wordt ontkracht alsof het iets verkeerds is, maar het wordt in een nieuwe, bevrijdende en bredere context geplaatst.

Net zoals de Joden een beperkte opvatting hadden van Gods activiteit en genade, wijst Jezus op de nog steeds niet vervulde uitspraken. Paulus gaat nog een stap verder en versoepelt de enge kijk opnieuw – deze keer door het kruis en de opstanding, waarbij Gods gerechtigheid werd vervuld. De gerechtigheid van God kan nooit bereikt worden door werken van de wet.

Elders:

“Daarom zij het u bekend, mensen, broeders, dat u door deze [Jesus die] vergeving [der] der zonden is verkondigd; en van alle [von], die gij in de wet [des] van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden, daarin is een ieder gerechtvaardigd, die gelooft.”
Handelingen 13:38-39 (Paulus in Antiochië)

In de Brief aan de Romeinen legt de apostel (die zelf een Jood was) aan zijn mede-Joden in de gemeente uit dat hij niet tegen de wet spreekt, noch de wet ongeldig verklaart, maar uit de wet erkent dat het God niet gaat om het houden van de wet. Daarmee bevestigt hij de wet, ook al is het houden van de geboden en verboden niet de weg naar verlossing.

In Galaten schrijft hij:

“Maar voordat het geloof kwam, werden we veilig bewaard onder de wet en samen opgesloten voor het geloof dat in de toekomst geopenbaard zou worden. Daarom is de wet onze metgezel (Gr. paidagogos) tot Christus geworden, zodat we gerechtvaardigd worden door [Seinem] geloof.
[Seit] nu het geloof is gekomen, zijn we niet langer [einem] metgezellen, want jullie zijn allemaal zonen van God door het geloof in Christus Jezus.”

Gal 3:23-26

Is de wet nog steeds de basis?

Dit is allemaal verleden tijd. Soms wordt de vorige uitspraak verdraaid om te zeggen dat de wet nog steeds een leidraad moet zijn voor Christus, en dat we daarom nog steeds de wet moeten gehoorzamen – als we het helemaal goed willen doen. De wet zou dan een soort voorloper van genade zijn. Deze opvatting is te vinden bij sommige supervrome mensen en in calvinistische kringen. Maar dat is niet wat Paulus zegt. Ten eerste spreekt Paulus hier uitsluitend tot Joodse gelovigen en legt alleen aan hen de functie van de Wet voor het volk Israël uit. Maar dan is het ook verleden tijd, en niet iets wat we moeten imiteren. “Omdat nu het geloof is gekomen, zijn we niet langer onder een metgezel!” schrijft hij ondubbelzinnig.

Verrassend vaak dringen christenen aan op het houden van de wet. Waarschijnlijk komt dat omdat je denkt in termen van absolute tegenstellingen en goed versus fout. Dus in de zin: of je houdt je aan de wet of je wordt wetteloos. Maar dat is zwart-wit denken en een hopeloze puinhoop. Paulus had in de Brief aan de Romeinen al uitgelegd dat er mensen zijn die “van nature doen wat de wet eist” (Rom 2:14). Het is dus helemaal niet zo dat mensen zonder Mozaïsche wet gewoon wetteloze monsters zijn. Dit gitzwarte beeld van de mens komt niet overeen met de werkelijkheid. Integendeel, er zijn mensen die noch Joods noch Christelijk zijn en die in dit leven ethisch onberispelijk en vol naastenliefde zijn. Geloof gaat niet over onberispelijk zijn.

Juist daarom moeten we leren dat het evangelie goed nieuws is en niet slechts een oproep om aan wettelijke eisen te voldoen. Wie christen wordt of is, moet de wereld niet zwart-wit zien, maar leren leven in genade. Degenen die Joods zijn zullen misschien herkennen dat de boeken van Mozes al een veel breder beeld van Gods aard en werk bevatten dan wat specifiek ooit aan Israël werd gegeven. De ene is God van de hele wereld. Dit wordt bevestigd in de Torah, de vijf boeken van Mozes.

De wet is waardevol, maar geen uitgangspunt of doel. Het is iets wat onderweg is gekomen, zodat “ieders mond wordt gestopt en de hele wereld onder het rechtvaardig oordeel van God komt, want uit werken van de wet wordt voor Hem geen vlees gerechtvaardigd. Want door de wet komt slechts de kennis van de zonde” (Rom. 3:19-20). Elders schrijft Paulus: “Want wij weten dat de wet geestelijk is” (Rom 7:14). Degenen die aandringen op de uiterlijke naleving van wetten miskennen daarom de essentie van de wet.

De wet wordt niet ingetrokken

Wat Paulus doet is het volgende: Hij stelt de wet, de Torah, niet buiten werking, maar laat deze woorden in hun eigen context. Bovendien maakt hij duidelijk dat de wet, de Torah, veel uitgebreider is dan alleen de wet voor Israël. Hij die de wet de plaats geeft die haar toekomt, hoeft de wet niet af te schaffen, maar kan haar laten staan voor wat ze ooit gegeven is.

We vinden dit thema overal in Paulus, want het betreft een belangrijke controverse in de vroegste kerken.