Paulus spaart geen moeite om ons te laten zien dat alles in Gods handen is. Hij deed dit meerdere keren in de Brief aan de Romeinen en ook in dit negende hoofdstuk. De voorbeelden die hij geeft verwijzen naar de verhalen uit het Oude Testament. Nadenken over wat dit betekent kan gemakkelijk leiden tot afwijzing. Paul heeft het nu over mogelijke reacties.

God handelt

Vanuit de levens van de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob laat Paulus zien dat God te allen tijde de richting heeft bepaald (Rom 9:6-13). Zij waren de belangrijkste voorouders van Israël. Het verhaal begon daar al. Daarna werd het volk Israël groter en verscheen Mozes op het toneel.

“Tot Mozes zegt Hij: Wees barmhartig over wie Ik barmhartig wil zijn, en heb medelijden met wie Ik medelijden wil hebben.
Romeinen 9:15; Ex 33:19

De volgende gebeurtenis in de geschiedenis van het volk Israël is de confrontatie met de Farao van Egypte. Het is allemaal een visuele les dat God alles in Zijn handen heeft.

“Want de Schrift zegt tegen Farao: ‘Juist daarom heb Ik u opgewekt, opdat Ik Mijn macht in u zou tonen en Mijn naam op de hele aarde bekend zou worden.'”
Rom 9:17

God handelt. Daar draait het allemaal om. Wanneer God handelt, speelt uitverkiezing een grote rol (Rom 9:11). Het is Zijn keuze om het verhaal in deze of gene richting te sturen. Het feit dat God genadig is voor wie Hij wil en ook verhardt wie Hij wil (Rom 9:18) is een uitdrukking van Zijn God-zijn. Alleen Hij is God en niemand bemoeit zich met Hem. Zo’n duidelijke uitspraak roept echter – misschien ook bij ons – een onmiddellijke reactie op.

De pottenbakker en de klei

Paul heeft zijn zin nauwelijks afgemaakt, of hij krijgt deze waarschijnlijk zeer menselijke klaagzang al te verwerken:

“Nu zult u mij antwoorden: Wat berispt Hij dan? Wie heeft dan ooit Zijn voornemen weerstaan?”
Rom 9:19

Hier verandert de apostel het perspectief. Richtte hij zich eerst op Gods handelen, nu gaat het over ons, over onze conclusies en beoordelingen. Zo moeilijk als het is om God echt als God te erkennen, zo heftig en zwaar kan het zijn om onszelf te erkennen als niet-God, als wezens met beperkte mogelijkheden. Vertrouwen in God, aan de andere kant, erkent: we zijn afhankelijk van Hem. De twee visies zijn werelden van verschil.

Een probleem met misvattingen ligt waarschijnlijk ook in de kortsluiting die mensen erover maken. Het gaat ongeveer zo: “Als God alles zou regelen, dan zijn wij marionetten”. Dit is zwart-wit denken dat niets te maken heeft met de werkelijkheid of met Gods uitspraken.

Paulus ontkracht deze al te menselijke conclusies en gebrek aan kennis in de volgende passage:

“O mens, wie ben jij om zo’n antwoord aan God te geven? Het voorwerp zal de maker toch niet antwoorden: “Waarom hebt Gij mij zo gemaakt? Waarom hebt Gij mij zo gemaakt? Heeft de pottenbakker niet het gezag over de klei om van dezelfde klei het ene vat tot eer en het andere tot oneer te maken?”
Rom 9:20-21

Degenen die zichzelf snel boven God verheffen en Hem op de korrel willen nemen, erkennen het verschil tussen Schepper en schepping niet. Heeft de pottenbakker geen gezag over de klei? De figuurlijke vergelijking is natuurlijk een retorische vraag, want de pottenbakker heeft natuurlijk gezag over de klei. God heeft dus ook een vanzelfsprekende autoriteit over ons, over de wereld. In een directe vergelijking: Als we door Hem gevormd zijn, hoe zouden we dan in opstand kunnen komen en zeggen: Waarom hebt U mij zo gemaakt?

Wat gebeurt hier?

Het is de menselijke rebellie tegen God die Paulus hier aan de kaak stelt. Hij spreekt over de eigengerechtigheid die mensen tegenover God uiten. Het is de verkeerde beoordeling van het “ik” ten opzichte van een almachtige God, de verkeerde focus op jezelf in plaats van op Hem.

Paulus bidt voor de gelovigen

Misschien herinneren we ons nog het begin van de brief aan de Romeinen, waar Paulus vermeldt dat Gods toorn zich openbaart tegen de ongerechtigheid en onrechtvaardigheid van de mensen. Want hoewel de mensen God vanaf de schepping kennen, hebben ze Hem niet als God verheerlijkt of Hem gedankt (Rom 1:18-21).

Het is verbazingwekkend dat hier nu hetzelfde wordt gezegd door gelovigen. Blijkbaar is het erkennen van God zelfs voor gelovigen niet vanzelfsprekend. Ook in andere brieven is Paulus bezorgd dat we God leren kennen en bidt hij voor gelovigen om verlichte ogen van het hart (Ef 1:15-17), zodat we groeien in de kennis van God (Kol 1:10).

Blijkbaar is het erkennen van God zelfs voor gelovigen niet vanzelfsprekend.

Nederigheid en godvrezendheid zijn op hun plaats, evenals een nuchtere erkenning van je eigen onvermogen om alles juist in te schatten.

Een dubbele predestinatie is niet bedoeld

Paulus nodigt ons uit om het menselijke perspectief in te ruilen voor het goddelijke perspectief:

Menselijk perspectief > Goddelijk perspectief.

Het calvinisme en sommige andere theologische benaderingen gebruiken deze verzen om een dubbele voorbestemming (een dubbele voorkennis en bestemming) vast te stellen. Dit is een speciaal onderricht. Deze verzen worden uit hun context gehaald en gebruikt om iets anders te rechtvaardigen dan wat Paulus uitlegt. In deze doctrine is de mens ondergeschikt aan het werk van God, maar op zo’n manier dat Hij sommigen bestemt voor de hemel en anderen voor de hel. Dubbele predestinatie gaat over de uiteindelijke bestemming van mensen en God gooit sommigen in deze pot en anderen in die pot. Je kunt er niets aan doen.

De doctrine van de dubbele predestinatie gaat er stilzwijgend en zonder rechtvaardiging van uit dat dit een kwestie is van de uiteindelijke bestemming van de mens en natuurlijk dat alles in ons leven draait om voor of tegen God zijn. Deze beperkte kijk leidt stap voor stap tot verkeerde aannames over de tekst. De doctrine van de dubbele predestinatie gedijt dus niet alleen uitsluitend op deze teksten, maar ook op bepaalde aannames die hier (of elders) met geen woord worden genoemd. Als we dit kunnen herkennen, wordt de exegese van deze verzen veel gemakkelijker. We hoeven er niet in te projecteren wat er niet staat, maar kunnen ontdekken wat Paulus hier wil uitleggen in de context van die tijd.

Maar als we de woorden van de apostel volgen, dan is er geen sprake van hemel, hel of definitief lot. Paulus houdt zich bezig met de loop van de wereld en in het bijzonder met de positie en taak van Israël (Rom 9:1-5). Het gaat om de vraag wat er is veranderd. Hoe zit het nu met Israël? Hoe zit het met de naties? Paulus beantwoordt deze vragen hier zorgvuldig. In algemene termen heeft hij het er hier over, maar met andere voorbeelden. Dit verband mag niet verloren gaan in onze overwegingen. God is soeverein over alles. Hij werkt, zowel voor Israël als voor de naties. Dit is de zorg die Paulus hier beschrijft.

Het is dus geen kwestie van dubbele predestinatie. Een andere oorzaak voor het ontsporen van de “dubbele predestinatie” kan misschien gevonden worden in het feit dat Israël lange tijd geen eigen toekomst heeft gehad in de theologie. Zolang het begrip is dat de kerk van vandaag simpelweg Israël heeft vervangen, is er natuurlijk geen toepassing meer voor een verklaring over Israël, zoals Paulus hier in Romeinen doet. Daarom waren Paulus’ woorden waarschijnlijk moeilijk te begrijpen. Naar mijn mening bevorderden dergelijke opvattingen de ontwikkeling van de doctrine van de “dubbele predestinatie”.

Theologische veronderstellingen over sommige kwesties beïnvloeden dus andere kwesties. Als je echter meeleest met de ontwikkeling van de dingen in het Nieuwe Testament, is de kwestie Israël (Handelingen 1:6) heel erg aan de orde en de opmerkingen van Paulus in Romeinen 9-11 zijn hier bijzonder relevant voor.