In deze voortdurende studie over de Brief aan de Romeinen komen we nu bij het vierde hoofdstuk. Daarin legt de apostel de gerechtigheid van God uit. Abraham wordt nu als voorbeeld gebruikt, en om een goede reden.

Net hiervoor begon Paulus de betekenis van de wet breder te definiëren. Hij sprak over de “wet van de werken” en stelde deze tegenover de “wet van het geloof”. Vooral voor de Joden in de gemeente in Rome hielp hij hier de betekenis van de Tenach (het Oude Testament) te verdiepen. Hij gaat ervan uit dat de mens gerechtvaardigd wordt door geloof, zonder enige werken van de wet (Rom 3:28), en dat dit al zo is vastgelegd in de Tenach.

Waarom is Abraham hier zo belangrijk? Misschien ontdekken we dat nu.

1 Wat zullen we dan zeggen, heeft Abraham, onze voorvader naar het vlees, gevonden? 2 Want als Abraham gerechtvaardigd werd door werken, dan heeft hij iets om zich op te beroemen, maar niet voor God. 3 Want wat zegt de Schrift? Maar Abraham geloofde God, en het werd hem tot gerechtigheid gerekend.” (Gen 15:6)
4 Maar aan wie werken doet, wordt het loon niet berekend naar genade, maar naar schuld. 5 Maar wie geen werken doet, maar gelooft in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, zijn geloof wordt gerekend tot gerechtigheid,
6 Zoals David de zaligheid uitspreekt van de man aan wie God gerechtigheid toerekent zonder werken: 7 “Zalig zijn zij wier wetteloosheid is vergeven en wier zonden zijn bedekt! 8 Zalig de mens aan wie de Heer geen zonde toerekent!” (Ps 32:1)
9 Verwijst deze zaligheid naar besnijdenis of ook naar onbesneden zijn? Want wij zeggen dat het geloof Abraham tot gerechtigheid werd gerekend. 10 Hoe werd het dan aan hem toegeschreven? Toen hij besneden of onbesneden was? Niet in besneden zijn, maar in onbesneden zijn.
11 En hij ontving het teken van de besnijdenis als een zegel van de rechtvaardigheid van het geloof dat hij had toen hij onbesneden was, opdat hij vader van allen zou zijn, Die in de onbesnedenen geloven, opdat hun de gerechtigheid worde toegerekend; 12 en vader der besnijdenis, niet alleen van hen die tot de besnijdenis behoren, maar ook van hen die in de voetstappen des geloofs wandelen, welke onze vader Abraham had toen hij onbesneden was.
13 Want niet door de wet is aan Abraham of zijn nageslacht de erfgenaam van de wereld beloofd, maar door de gerechtigheid van het geloof. 14 Want indien zij, die der wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof vervallen en de belofte afgeschaft. 15 Want de wet werkt toorn; maar waar geen wet is, daar is geen overtreding. 16 Daarom is het door het geloof, dat het naar genade is, dat de belofte van al het zaad zeker is, niet alleen van de wet, maar ook van het geloof van Abraham, die de vader van ons allen is. 17 – zoals geschreven staat: “Ik heb u tot een vader van vele volken gemaakt” – (Gen 17:4) voor de God die hij geloofde, die de doden levend maakt, en die roept wat er niet is, alsof het er was; 18 die tegen beter weten in geloofde, dat hij een vader van vele volken zou worden, naar wat gezegd is: “Alzo zal uw zaad zijn.” (Gen 15:5) 19 En niet zwak van geloof zijnde, zag hij op zijn eigen lichaam dat al dood was, bijna honderd jaar oud zijnde, en op het sterven van Sara’s schoot 20 En hij twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof, maar werd gesterkt in geloof, omdat hij God eer gaf. 21 En hij was er ten volle van verzekerd dat wat Hij beloofd had, Hij ook zou kunnen doen. 22 Daarom werd het hem tot gerechtigheid gerekend.
23 Er staat niet alleen om hem geschreven dat het hem is toegerekend, 24 maar ook om ons, aan wie het zal worden toegerekend, die geloven in hem die Jezus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt, 25 die voor onze overtredingen is overgegeven en voor onze rechtvaardiging is opgewekt.

Rom 4:1-25 (Openb. Elbf.)

Voor of na zijn besnijdenis?

Abraham is om verschillende redenen een interessant voorbeeld. Vooral de Joden in de gemeenschap kenden het idee dat ze kinderen van Abraham waren. Zo zag het Joodse volk zichzelf en sommigen ontleenden hieraan religieuze superioriteit. Zo drukte Jezus zich ook kritisch uit:

“Maar toen hij vele Farizeeën en Sadduceeën tot zijn doop liet komen, zei hij tegen hen: “Adderengebroed! Wie heeft jullie wijsgemaakt dat jullie kunnen vluchten voor de toekomende toorn? Breng dus vruchten voort die berouw waardig zijn! Denk niet dat jullie tegen jezelf kunnen zeggen: ‘Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg u: God is bij machte uit deze stenen kinderen voor Abraham voort te brengen.
Mt 3,7-9

Abraham heeft daarom een speciale religieuze betekenis in de ogen van veel tijdgenoten van Jezus. Abraham stond echter op een speciale plaats. God sloot een verbond met hem, waaruit later Israël voortkwam. Het teken van dit verbond was de besnijdenis (Gen 17:10; Hand 7:8).

Voor Abraham was de besnijdenis echter niet kort na zijn geboorte, maar hij was 99 jaar oud (Gen 17:24). Dit was voor Abraham in meer dan één opzicht een “indringende” ervaring. Er was een tijd voor zijn besnijdenis en een tijd na zijn besnijdenis. Er was dus een tijd waarin hij God al geloofde en er was een tijd waarin zijn besnijdenis de basis werd voor het volk Israël. Je zou ook kunnen zeggen: Abraham leefde een tijd zoals de volken nu – alleen door geloof – en pas daarna kwamen besnijdenis, verbond en wet. Dit wordt nu overgenomen door Paulus.

In Romeinen 4 gebruikt Paulus verschillende episodes uit het leven van Abraham om uit te leggen dat, hoewel de besnijdenis iets is, Abraham al door geloof leefde voordat hij besneden werd. Zij die zich als Joden verheugen dat ze van Abraham afstammen, moeten ook bedenken dat hun besnijdenis pas op zeer hoge leeftijd plaatsvond. Voor die tijd volgde hij al Gods roep (lees uit Gen. 12).

Joden en niet-Joden

Abraham is de vader van alle gelovigen, zowel van de onbesnedenen als van de besnedenen. Abraham kan niet alleen door de Joden gehuurd worden, want God was al met hem onderweg voordat hij besneden werd. In dit hoofdstuk legt Paulus aan de gemeente in Rome uit dat vermeende verschillen in Christus zijn weggevallen. Rechtvaardiging is niet alleen uit de wet, maar ook door geloof alleen, waarvan Abraham in het bijzonder getuigt.

We zullen dit hoofdstuk nu nader bekijken in verdere artikelen.