Het evangelie van God, schrijft Paulus aan het begin van Romeinen, gaat over Zijn Zoon, Jezus Christus, onze Heer. Dit is de verkorte versie. Verdere informatie wordt echter ingevoegd in ondergeschikte clausules. Wanneer de apostel schrijft dat het evangelie van God over Zijn Zoon gaat, wordt dit gevolgd door een tussenzin:

“(Dienaar het vlees uit het zaad van David is, die door de opstanding van de doden bewezen is de Zoon van God te zijn in kracht naar de Geest van heiligheid)”.
Rom 1:3-4

Nu gaat het erom uit te leggen wie precies de Zoon is, en waaruit dit blijkt. Twee dingen worden genoemd:

  • Naar het vlees komt de Zoon van God uit het zaad van David
  • Volgens de Geest (heiligheid) is bewezen dat hij de Zoon van God is in kracht – door de opstanding van de doden.

Volgens het vlees

God voorzag een koning als David op de troon. In Psalm 132 schrijft David:

“De HEER heeft David een eed van trouw gezworen, daarvan zal hij niet afwijken: “Van de vrucht van uw schoot zal Ik op uw troon zetten. Als uw zonen mijn verbond en mijn getuigenissen bewaren, die ik hun zal leren, zullen ook hun zonen voor eeuwig op uw troon zitten.”
Psalm 132:11-12 (vgl. 1Koningen 8:25, 2Chr 7:18, Ps 89:4-5, Jer 33:17 etc.)

In het Evangelie van Johannes lezen we:

Sommigen van de menigte zeiden, toen zij deze woorden hoorden: “Dit is waarlijk de Profeet. Anderen zeiden: Dit is de Christus. Weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? Heeft de Schrift niet gezegd: ‘Uit de nakomelingen van David en uit Bethlehem, het dorp waar David was, komt de Christus’? Er ontstond verdeeldheid in de menigte vanwege hem.”
Johannes 7:40-43

Van de afstammelingen van David – dit wordt bewezen in de stamboom van Matteüs 1 (Mt 1,1). Dat de Zoon van God uit Bethlehem komt, heeft ook met David te maken. Want David kwam uit Bethlehem (1Sam 17,12, 1Sam 17,58 etc.). Dit was dus duidelijk uit de Schriften. Daarom noemden de Joden het een tegenstrijdigheid met betrekking tot Jezus, omdat ze zich niet realiseerden dat Jezus in Bethlehem werd geboren, hoewel hij in Galilea opgroeide.

De vleselijke afkomst verzekert de aanspraak op de troon, en dus op het koninkrijk dat aan Israël beloofd was. In de kerk in Rome waren er ook Joden aan wie hij het evangelie verkondigde. Deze legt hij uit in relatie tot Jezus. Eerst kwam de verwijzing naar de profeten en de Schriften in vers 2 (Rom 1:2) en nu volgt hier de verankering in de beloften van een Messias en Koning.

We hebben al gezien dat het woord “zoon” te maken heeft met “bouwen”. In het Hebreeuws is het grondwoord hetzelfde. Het is door de Zoon dat de Vader verder bouwt. De Zoon is degene door wie het huis van de Vader wordt gebouwd. Daarom is het belangrijk dat de zoon na het vlees precies aan deze eis kan voldoen, om deze afdaling en dit verder bouwen mogelijk te maken.

De geest van heiligheid volgen

Het tweede deel van de uitspraak is gericht op het feit dat hij de Zoon van God in kracht is. Met andere woorden, Gods kracht wordt zichtbaar door Jezus. Niets maakt dit duidelijker dan de opstanding van de doden. Dit is geen truc die nieuw is uitgevonden, maar het heeft te maken met Zijn aard en oorsprong. Het heeft leven in zich.

In het Evangelie van Johannes lezen we:

“Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf.”
Johannes 5:26

We zijn stervende mensen vanaf onze geboorte. Jezus had echter “leven in zichzelf”, zoals God zelf dat heeft. Het was Hem gegeven door de Vader. Aan het kruis gaf hij daarom bewust zijn leven op:

“En het was omstreeks het zesde uur, en er was duisternis over het gehele land tot het negende uur, toen de zon verduisterd werd; en het voorhangsel van de tempel werd in tweeën gescheurd. En Jezus riep met luide stem, zeggende: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. En toen Hij dit gezegd had, ging Hij heen.”
Lc 23:44-46

Hij, die het leven in Zichzelf had, legde Zijn leven zelf af. Hij wekte anderen op uit de dood, Hij stierf zelf. Laten we denken aan deze opwekkingen van de doden:

  • Het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge (Mc 5:21-42)
  • De zoon van de weduwe van Nain (Lc 7:11-17)
  • Lazarus van Bethanië, de broer van Martha en Maria (Joh 11)

Jezus spreekt een woord en de doden staan op. Hij is de Zoon van God. Het is uniek. Het is heilig zoals God heilig is. Door Hem bouwt God de Vader Zijn huis en dit zijn de tekenen en wonderen die daarop wijzen. Paulus beschrijft het als volgt:

“Die, de Zoon van God zijnde, in kracht bewezen is volgens de Geest der heiligheid door de opstanding der doden.”
Rom 1:4

Toekomstige wederopstanding

Bijgevolg is dit ook wat de Zoon van God in de toekomst zal doen, zoals ze zeggen:

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt, en is nu, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die gehoord hebben, zullen leven. Want gelijk de Vader het leven in Zichzelf heeft, zo heeft Hij ook de Zoon het leven in Zichzelf gegeven; en Hij heeft Hem macht gegeven het oordeel uit te voeren, omdat Hij de Zoon des mensen is. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, waarin allen, die in de graven zijn, zijn stem zullen horen en tevoorschijn komen; zij, die goed gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en zij, die kwaad gedaan hebben, tot de opstanding des oordeels.”
Johannes 5:25-29

We hebben het hier over de toekomst. Er zal nog een opstanding zijn. De opstanding van het leven en de opstanding van het oordeel worden genoemd. Volgens Openbaring zullen dit twee afzonderlijke opstandingen zijn, meer dan 1000 jaar na elkaar (Openb. 19-20).

Veelzeggend voor onze lezing van de Brief aan de Romeinen is dat we hier de Zoon van God herkennen. De opstandingen – in het verleden en in de toekomst – laten krachtig zien dat Hij de Zoon van God is, omdat God door Hem werkt.