“Wat volgt hieruit? Moeten we zondigen omdat we niet onder de wet maar onder de genade zijn? Dat mag niet worden afgeleid!”
Romeinen 6:15-23

Wat volgt hieruit?

Met deze woorden haakt Paulus in op iets wat hij eerder heeft gezegd: Hij schreef aan het begin van het hoofdstuk:

“Wat zullen we dan pleiten? Dat we moeten volharden in de zonde opdat de genade toeneemt? Moge dit niet worden afgeleid!”
Rom 6:1-2

In vers 15 lijkt hij de vraag te herhalen. Het gaat altijd over nieuwe aspecten van dezelfde bevindingen. – Alles wat er met Christus is gebeurd, is voor ons en daar moeten we op rekenen. Maar we moeten deze basis niet verkeerd interpreteren. We moeten geen verkeerde conclusies trekken.

De wet, zoals Mozes die aan het volk Israël had gegeven, had de zonde alleen maar zichtbaar gemaakt. Eerder maakte Paulus duidelijk dat door de wet slechts kennis van zonde komt (Rom 3:20). De wet brengt nooit gerechtigheid. Waarom deze herhaalde vergelijking tussen wet en genade?

Sommigen houden van de wet en willen erbij blijven. Het is een religieuze zorg. Religiositeit – als uitdrukking van het menselijk streven om rechtvaardig te zijn voor God – brengt ons nergens. Maar het komt duidelijk overeen met Paulus’ ervaring in de kerken, daarom noemt hij het hier. Zo legt hij enerzijds de genade van God in Christus Jezus uit en waarschuwt hij anderzijds tegen het eigen streven, dat de genade in de weg staat.

Gevolgen

In vers 15 gaat de apostel nu een stap verder als hij voortbouwt op de kennis die hij nu heeft opgedaan dat “we niet onder de wet maar onder de genade zijn”. Tegen deze achtergrond vraagt hij: “Moeten we zondigen? Want wie vrij is van dwang kan tot de verkeerde conclusie komen dat er nu niets toe doet. Maar dit mag niet worden afgeleid! Paulus heeft het nu over de gevolgen in het dagelijks leven. Want in alledaagse beslissingen laten we zien bij wie we horen:

“Weet gij niet, aan wie gij u als slaven overgeeft om te gehoorzamen, aan hem zijt gij slaven en aan hem gehoorzaamt gij, hetzij als slaven van de zonde tot de dood, hetzij als slaven van de gehoorzaamheid tot de gerechtigheid?”Rom 6:16
Opnieuw noemt Paulus hier het woord “voorzien” (vgl. Rom 6:13).

Het gaat om de context in ons spirituele leven: Waar we op bouwen zal zichtbaar worden. Wat we geloven zullen we onder ogen zien, en wat we onder ogen zien zal onze gedachten en daden bepalen. Daarom moet het volgende voor ons duidelijk zijn:

“Maar God zij dank dat u, die eens slaven van de zonde was, nu uit het hart gehoorzaamt aan het voorbeeld van de leer waaraan u bent overgeleverd. Want bevrijd van de heerschappij van de zonde ben je nu slaaf van de gerechtigheid. Ik zeg dit, menselijk gesproken, omwille van de zwakheid van jullie vlees. Want zoals u, als slaven van onreinheid en wetteloosheid, uw leden voorbereidde voor wetteloosheid, zo bereidt u nu, als slaven van gerechtigheid, uw leden voor op heiliging.”
Rom 6:17-19

Hier spreekt Paulus “menselijk, om de zwakheid van uw vlees”. Want hoewel Gods Woord een duidelijke boodschap van genade heeft, staan we er altijd zwak tegenover. Hij spreekt menselijk om ons op te halen waar we tekortschieten in ons dagelijks leven. Gelukkig dus degene die Gods boodschap van genade direct in praktijk brengt – en voor degenen die dat in eerste instantie niet kunnen, dubbelt hij hier. Zijn perspectief is hier niet van Gods kant, maar hij spreekt vanuit zijn eigen menselijke ervaring. Hij spreekt de gelovige aan als een mens, maar als een mens die geroepen is tot betere dingen:

“Want toen jullie slaven van de zonde waren, waren jullie vrij in de gerechtigheid. Welke vrucht hebt gij dan gehad? Zulke als waarvoor gij u nu schaamt; want het einde daarvan is de dood. Maar nu, bevrijd van de heerschappij van de zonde, maar slaaf van God, hebt u uw vrucht voor heiliging, en als conclusie, eonisch leven.”
Rom 6:20-22

Twee tijden staan tegenover elkaar – we waren ooit slaven van de zonde, maar nu niet meer. Heiliging komt overeen met leven voor God, toegewijd aan Hem door de ervaren genade in Christus Jezus. Er is nu, volgens onze beslissingen, een logisch gevolg, elk met zijn eigen conclusie:

  • Op dat moment vrucht van de zonde, conclusie: dood
  • Nu vrucht voor heiliging, conclusie: aeonisch leven

Het loon (voedselrantsoen) van de zonde

We moeten altijd in gedachten houden dat Paulus hier tot de kerk spreekt. Dit is geen boodschap aan de wereld in het algemeen, maar het gaat over de manier van leven van de gelovigen in Rome – ook exemplarisch voor onze situatie. Ze worden op leven en dood gesteld voor het leven van alledag – als gevolg van actie. Het gaat over de richting van ons leven en Paulus spreekt tot ons over het beschikbaar stellen van ons leven voor God. Alleen dat is logisch.

“Want het voedselrantsoen van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.”
Rom 6:23

Dit vers wordt vaak uit zijn verband gerukt en daarom verkeerd geïnterpreteerd. In de meeste vertalingen staat er zoiets als “het loon van de zonde is de dood”. Dit wordt geïnterpreteerd als een algemene uitspraak over de hele mensheid – alsof het de zonde is die ons doet sterven. Maar we hebben al gezien dat dit niet het geval is. Paulus had dit al verduidelijkt. We sterven omdat we afstammen van Adam, die sterfelijk werd, en dit treft elk mens zonder onderscheid, ongeacht de mate van zonde (Rom 5:12).

Zonde, legde Paulus uit, is het gevolg van ons sterfelijke leven, niet de oorzaak van onze dood. Dus waarom gaat dit vers over?

Paulus spreekt hier tot de gemeente en de zin moet in de context worden geïnterpreteerd. Dit is geen verklaring dat iedereen die zondigt op een dag zal sterven. Paulus’ perspectief is duidelijk uitgelegd in de vorige verzen: hij vertelt ons dat we moeten kiezen hoe we willen leven. We blijven onszelf beschikbaar maken voor de zonde, of we maken onszelf beschikbaar voor God. Laten we dit eens in termen van gevolgen uitdrukken:

  • De “voedselrantsoen van de zonde” is de dood.
  • De “genadegave van God” is het eonische leven.

Het begrip “voedselrantsoen” (concordante weergave) is geen loon naar ons begrip, maar het is het gerantsoeneerde voedsel van een soldaat (Gr. opsonion, vgl. Luk 3,14, 1Cor 9,7). Dit woord zou beter worden begrepen als het met een koppelteken werd geschreven: Kost-Rantsoen. Het is geen verdienste die je krijgt door te werken, maar het karige salaris van iemand die in oorlog is of van een slaaf. Er is hier geen overvloed, maar voedsel is gerantsoeneerd. En dit weinige, zegt Paulus, is eenvoudigweg de dood aan de zonde. Dood is wat als mager resultaat uit de zonde komt.

Maar daartegenover staat, volgens de genade van God, het aeonische leven. Leven en dood staan hier tegenover elkaar. Het verschil is enorm: met zonde is de dood het magere resultaat, maar leven door genade is een overvloeiend geschenk.

Brandstof voor ons leven

Paulus gaf ons eerst inzicht in Gods hart en handelen en heeft dit nu aangevuld met een vooruitblik op ons dagelijks leven. Als we een anker voor de ziel hebben, dat we herkennen in Gods werk en handelen, dan kunnen we dit anker vasthouden en ons erop afstemmen. Hiermee rekening houden en zichzelf beschikbaar maken voor God volgens dit besef is zijn zorg. Zo zetten we het Evangelie om in brandstof voor ons leven. We ervaren, om zo te zeggen, het aeonische leven nu al, ver voor de werkelijke vervulling.

Laten we er helemaal voor gaan.