In het eerste vers van het tweede hoofdstuk van Romeinen lezen we iets vreemds. Ik ben er verschillende keren over gestruikeld, niet wetende waarom deze woorden er nu staan. Paulus schrijft daar:

“Daarom bent u onvergeeflijk, o mens – iedereen die oordeelt; want als u een ander oordeelt, veroordeelt u uzelf; want u die oordeelt, doet hetzelfde. Maar wij weten dat het oordeel van God over hen die zulke dingen doen naar waarheid is.”
Rom 2:1-2

Deze woorden, hoe vreemd ook bij eerste lezing, zijn vol vertrouwen als Paulus de achtergrond schetst van Gods werk in Christus.

Vanuit welk gezichtspunt wordt er gesproken?

Wie is deze persoon over wie Paulus spreekt? En waarom spreekt de apostel over veroordeling en over het oordeel van God? Wat is hier precies aan de hand? Het klinkt alsof hier een confrontatie plaatsvindt tussen goed en kwaad, waarbij God de positie van goed inneemt en een mens – of alle mensen? – de positie van het kwaad innemen. Je leest hier geen bemoediging, maar harde woorden.

Zoals altijd bij het lezen van de Bijbel moeten we een tekst niet uit zijn verband rukken. De tekst heeft een betekenis in zijn eigen context en we kunnen die betekenis niet zomaar naar eigen inzicht buigen, veranderen of wijzigen.

Soms gebeurt er echter iets anders: sommige mensen lezen zulke woorden en voelen zich veroordeeld, alsof God het op hem, op haar, op jou gemunt heeft. Dit zijn verschrikkelijke woorden van een ongenaakbare God die naar je toekomt met oordeel en gerechtigheid en helemaal niet met liefde. Vooral bij een dergelijke interpretatie is het essentieel voor het begrip dat we de tekst in zijn eigen context lezen. Misschien zijn we bedoeld, of misschien niet, of misschien gaat het over iets heel anders.

De structuur van de brief aan de Romeinen

Er is al iets geschreven over de structuur van de Brief aan de Romeinen (“Structuur van de Brief aan de Romeinen”). Dit gaat over het grotere geheel. Als we slechts één of twee verzen lezen, verliezen we gemakkelijk het contact met de context van deze woorden.

Van Romeinen 1:18 tot Romeinen 3:20 loopt een lang gedeelte waarin Paulus spreekt over de verandering van de mensheid. Hij bekijkt deze kwestie vanuit verschillende invalshoeken. Aan het einde van dit gedeelte vat hij het samen door te zeggen dat er geen mens rechtvaardig is, zelfs niet één. De hele mensheid slaagt er niet in om in harmonie te blijven met Gods aard en werk (Rom 3:9-12).

Dus als we in hoofdstuk 2:1-2 horen over “één man” die over anderen oordeelt, dan gaat het niet over het oordelen over iemand en niet over anderen. Paulus is bezig om alle mensen onder het rechtvaardige oordeel van God te plaatsen.

“Opdat ieders mond wordt gestopt en de hele wereld onder het rechtvaardig oordeel van God komt…”
Rom 3:19

We moeten aandachtig luisteren, maar er is geen reden om over zichzelf te oordelen en zichzelf in te delen als meer waard om veroordeeld te worden dan anderen. Paulus maakt alle mensen gelijk door te zeggen: Niemand is rechtvaardig, zelfs niet één.

In deze structuur van de Brief aan de Romeinen bouwt Paulus zijn toespraak paragraaf voor paragraaf op. We bestuderen deze passages veel langzamer dan vroeger, toen ze gewoon aan de gemeente werden voorgelezen. Het kan heel nuttig zijn als we deze passage (Rom 1:18 tot Rom 3:20) één keer doorlezen. Dan wordt de innerlijke verbinding duidelijker.

Oh man!

“Daarom ben je onvergeeflijk, o mens.”

Het “daarom” introduceert een redenering. Het verbindt de uitspraken uit het vorige hoofdstuk met deze verzen. De persoon die Paulus nu noemt moet iets te maken hebben met de voorgaande verzen.

Eerder had de apostel gesproken over dwalingen. Geen afwijkingen door mensen in de gemeenschap, maar door mensen buiten de gemeenschap. God straft deze mensen niet, maar er wordt meerdere keren op gewezen dat “God hen overgaf in de begeerten van hun hart” (Rom 1:24; Rom 1:26; Rom 1:28). Hij specificeerde dit ook door te spreken over onrechtvaardigheid, slechtheid, slechte natuur, hebzucht, afgunst en vele andere dingen.

Het is bij zulke dingen zo gemakkelijk om jezelf erboven te plaatsen en op die anderen neer te kijken. Dit is min of meer hoe Paulus zich de gedachten van de lezers moet hebben voorgesteld, want dit is waar de eerste verzen van het tweede hoofdstuk beginnen:

“Daarom bent u onvergeeflijk, o mens – iedereen die oordeelt; want door de ander te oordelen, veroordeelt u uzelf; want u die oordeelt, begaat hetzelfde.”
Rom 2:1

Dus Paulus stelt zich een reactie van arrogantie voor bij zijn publiek. Als God bepaalde dingen afwijst, maar mensen ook hun eigen weg laat gaan, dan moeten we niet neerbuigend en veroordelend zijn over degenen die dat wel doen. Want als we dat doen, dan behoren we tot dezelfde groep waar onrechtvaardigheid, slechtheid, kwade natuur, hebzucht, afgunst en vele andere negatieve dingen welig tieren. Het is niet aan ons om dat te doen. We moeten onderscheid maken en duidelijkheid scheppen voor onszelf, maar oordelen is niet aan ons.

Het punt is dit: eigengerechtigheid beschermt niet tegen Gods oordeel. Daarom blijft de apostel meerijden:

“Maar we weten dat het oordeel van God over hen die zulke dingen doen naar de waarheid is.”
Rom 2:2

Of met andere woorden: We moeten niet dezelfde fout maken.

Onvergeeflijk

Het woord “onvergeeflijk” (Gr. anapologeton) komt maar twee keer voor. De eerste keer dat we het woord lazen was in Romeinen 1:20. Daar staat het:

“Zijn onzichtbare eigenschappen zijn sinds de schepping van de wereld begrijpelijk en zichtbaar geworden in de daden (namelijk Zijn onwaarneembare macht en goddelijkheid), zodat ze onvergeeflijk zijn. Omdat zij God kennen, maar Hem niet als God verheerlijken en Hem niet danken.”
Rom 1:20-21

De tweede keer is hier in het tweede hoofdstuk:

“Daarom ben je onvergeeflijk, o mens – iedereen die oordeelt.”
Rom 2:1

Dus zowel degenen buiten de gemeenschap als degenen binnen de gemeenschap liggen niet ver uit elkaar. We maken deel uit van de gemeenschap, maar dat betekent niet dat we foutloos zijn en vanuit een hogere positie op anderen kunnen neerkijken. Integendeel! We weten dit, maar kiezen er bewust voor om het anders op te zetten. Dat is zonder perfectie, maar met een duidelijk doel voor ogen. Degenen die zich anders gedragen, blijven in een oude positie. Zij die anderen veroordelen maken zichzelf schuldig. Hij is onvergeeflijk.

Paulus gaat op veel plaatsen op dit thema in. Het oude is voorbij en zie, alles is nieuw geworden! We moeten dus niet de fouten uit het verleden herhalen, maar ons uitstrekken naar een nieuw leven. Dit zijn dagelijkse, bewust genomen beslissingen. We hoeven niet langer te oordelen, maar kunnen iets ten goede bijdragen. Het heeft geen zin om te blijven mopperen als we kunnen groeien in het leven.

Veel later, in Efeziërs, schrijft de apostel in deze zin:

“Wandel als kinderen van het licht (want de vrucht van het licht bestaat uit alle goedheid, gerechtigheid en waarheid), test wat de Heer welgevallig is! Doe niet mee aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar stel ze als zodanig aan de kaak! […] Daarom is er ook gezegd: Ontwaak gij die sluimert, sta op uit de dood, en de Christus zal over u lichten!”
Uit: Ef 5:9-14