Het begin van de brief

De zender en ontvanger worden in bijbelse tijden samen aan het begin genoemd. De eerste paar verzen in Romeinen leggen dus uit wie de brief heeft geschreven en wie de brief moet ontvangen. Net als bij e-mails tegenwoordig stonden de afzender en het adres bovenaan. Want als het schrift op een rol geschreven is, hoef je alleen maar het begin op te rollen om het adres te vinden. De Brief aan de Romeinen begint met deze woorden:

“Paulus, slaaf van Christus Jezus, apostel genaamd, apart gezet voor het evangelie van God …”
Rom 1,1 (KNT)

Paul is de afzender. De kerk in Rome is de ontvanger (Rom 1:7). Paulus schreef verschillende brieven aan kerken. In de meeste kerkbrieven noemt de apostel meteen aan het begin andere medewerkers die met hem meereizen. Alleen in de Brief aan de Romeinen en de Brief aan de Efeziërs is dit niet het geval. In deze twee brieven lijkt het van bijzonder belang dat Paulus het begin alleen maakt.

Vervolgens legt hij iets uit over zichzelf en over zijn functie. Dit zou nuttig moeten zijn voor de Romeinen, omdat ze hem tot nu toe niet hebben gekend. Paulus is nog nooit in Rome geweest. Er was echter al een gemeente in de hoofdstad van het Romeinse Rijk. Hij schrijft nu aan deze gemeente als een “slaaf van Christus Jezus”.

Paulus imiteert Christus, net als de kerk in Rome. Dat verbindt. De apostel verwijst naar “Christus Jezus”, deze uitdrukking gebruikt Paulus veel. Hij spreekt niet over “Jezus Christus”, maar over “Christus Jezus”. De titel komt eerst, dan de naam. Dat heeft betekenis. Met de titel komt de positie van de Opgestane. Paulus spreekt Jezus aan op de taak die Jezus van God had gekregen.

Paulus noemt zichzelf ook een “slaaf” van Christus Jezus. Dit verwijst ook naar een positie. Paulus was een vrij man in deze wereld, geen slaaf. Hij zag zichzelf echter als een slaaf van Christus Jezus. Paulus was dus niet van zichzelf, maar kwam namens zijn Heer. Daar komen we zo op.

In relatie tot de gemeenschap komt hij naar hen toe met een speciale missie. Daarom geeft hij zijn functie ook een naam. Paulus is een “geroepen apostel”. Samen vormen deze uitspraken zoiets als een introductie tot zijn persoon.

Een positieve start

Een paar verzen verder schrijft hij:

“Allereerst dank ik mijn God door Jezus Christus voor jullie allemaal, zodat jullie geloof over de hele wereld wordt verkondigd. Want God is mijn getuige, die ik in mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, terwijl ik jullie voortdurend noem in mijn gebeden, smekend of ik eindelijk, door de wil van God, zo gelukkig mag zijn om bij jullie te komen. Want ik verlang ernaar u te zien, zodat ik u een of andere geestelijke genadegave kan geven om u te versterken….”
Rom 1:8-11

Het is belangrijk dat de apostel zichzelf voorstelt, want hij heeft een belangrijke boodschap. Dit moet serieus worden genomen op grond van haar mandaat. Hij heeft nog veel te vertellen.

De gemeenschap was in Rome. Rome was een kosmopolitische stad. Het was Paulus ter ore gekomen dat de gemeente daar een levend geloof cultiveerde, zodat hun geloof over de hele wereld werd geroepen. Paulus kijkt ook al uit naar de dag dat hij zelf de Romeinse gelovigen kan bezoeken. Het is een positieve en welwillende start. Paulus is in deze inleiding al op zoek naar samenbindende elementen. Hij wil niet alleen iets overbrengen aan de lezers in Rome, maar ook een relatie aangaan.

Paul een slaaf?

Paulus ziet zichzelf als een “slaaf van Christus Jezus”. Veel vertalingen zwakken dit af tot een “dienaar” of “dienares”. De basistekst spreekt echter van een slaaf. Het is opmerkelijk hoe Paulus zichzelf op deze manier positioneert. Het is de positie van totale afhankelijkheid. Een slaaf is niet van zichzelf, maar van zijn meester. Zouden we in zijn plaats niet liever hebben geschreven dat we een “kind van God” of “kind van de koning” zijn? Alsof we altijd op zoek zijn naar bevestiging dat we ook gewaardeerd en geliefd zijn en bij elke stap door God bewaakt en beschermd worden? Hoe anders is de zelfbeoordeling van de apostel!

Als “slaaf” plaatst Paulus zichzelf op een andere plek. Het gaat niet om hemzelf, maar om zijn Heer. Hij gebruikt een beeldtaal uit het dagelijks leven. Iedereen wist wat een slaaf was. We hoeven dat vandaag de dag niet te verdoezelen, maar het helpt om het te begrijpen als we ons inleven in de situatie van toen. Dit is wat een slaaf onderscheidt van een arbeider: een slaaf is niet langer van zichzelf, maar is het eigendom van zijn meester – hij is gekocht (1 Kor 7:22-23).

Terwijl een bediende een deel van zijn tijd “verkoopt”, is een slaaf 24 uur per dag gehoorzaamheid verschuldigd zonder vergoeding. In deze houding komt Paulus tot de Romeinen. Hij behoort Christus toe en hij gehoorzaamt Hem. Als hij komt, is dat namens zijn Heer. Als hij spreekt, zijn het de woorden van zijn Heer. Of anders gezegd: Paulus is niet bezig met zelfpromotie. Paulus laat zien hoe hij bij Christus hoort en hoe hij alleen in Zijn naam schrijft.

Het gaat om de levensstandaard

Dit zijn geen vrome woorden, maar een realisatie en levenshouding. Dat heeft een effect: Je kunt geen slaaf zijn in de studeerkamer, maar alleen in de praktijk, in het dagelijks leven. Heinz Schuhmacher schrijft:

“… Alleen mensen met zo’n basishouding ten opzichte van het leven kunnen dan ook door God worden opgedragen en gemachtigd om zijn kerk te dienen. Waar deze belangrijkste van alle voorwaarden ontbreekt – de gehoorzaamheid van een slaaf – en eigenwil en hoogmoed tussenbeide komen, kan God geen opdracht geven, geen gezag geven. Wie dan toch probeert de gemeente te dienen, brengt alleen maar schade toe: Omdat de eigen wil niet doorbroken wordt, ontstaan er “eigen” leringen, “eigen” groeperingen en afsplitsingen van het geheel, “eigen” ijver en “eigen” strijd. Maar wie gehoorzaamt, wordt in staat om ook anderen tot gehoorzaamheid te brengen (Rom 1:5).”
Heinz Schuhmacher, Der Römerbrief, pagina 12.

Het beeld van een slaaf klinkt ons negatief in de oren en wordt al snel opgevat in de betekenis van “knechten”, namelijk “onvrijwillig onderdrukken”. In de context van de Bijbelse verhalen is het echter meer gedifferentieerd. In de bepalingen voor het volk Israël is er dus de mogelijkheid dat een slaaf vrij wordt, maar ervoor kiest om bij zijn meester te blijven:

“Maar als de slaaf zegt: Ik heb mijn meester, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als een vrije man uitgaan, dan zal zijn meester hem voor God brengen en hem aan de deur of aan de deurpost zetten en zijn meester zal zijn oor met een priem doorboren; dan zal hij hem voor altijd dienen.”
Ex 21:5-6

Dus hier wordt een (weer) vrij persoon weer slaaf uit liefde voor zijn meester en voor zijn familie. Paulus gebruikt de term op een soortgelijke gedifferentieerde manier in de Brief aan de Romeinen. Hij ziet zichzelf als een slaaf van Christus Jezus, en in Romeinen 12 draagt hij gelovigen ook op om zichzelf zo te zien:

“Laat de liefde ongeveinsd zijn! Weest diegenen die het kwade verafschuwen en zich vastklampen aan het goede! Wees in broederlijke vriendschap hartelijk jegens elkaar, in eerbied elkaar achtend, in ijver niet aarzelend, in geest vurig, de Heer dienend als slaven, in blijde verwachting, in verdrukking volhardend, in gebed volhardend, bijdragend aan de noden van de heiligen, gastvrijheid nastrevend!”
Rom 12:9-13

“Het koninkrijk van God is geen spijs en drank, maar gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest; want wie in deze dingen als slaaf Christus dient, is God welgevallig en bij de mensen goedgekeurd.”
Rom 14:17-18

Aandachtig lezen

Paulus beschrijft zichzelf in figuurlijke taal als een slaaf. Hij doet dit omdat hij er iets mee wil uitdrukken. Als we de Brief aan de Romeinen aandachtig en met kleine stapjes doornemen, zullen we andere dingen opmerken. Paulus spreekt bijvoorbeeld niet over Christus als de Messias van Israël en zijn boodschap gaat niet over het messiaanse koninkrijk. Op deze manier wijkt hij af van de verslagen in de evangeliën en ook van de andere apostelen.

Als Paulus over Christus Jezus spreekt, heeft hij de opgestane en verhoogde Heer in gedachten die hem riep voor een speciale taak: om de gemeente uit alle volken te roepen, inclusief de gelovigen in Rome. De contouren van deze taak en het bijbehorende evangelie worden in grote lijnen uitgemeten in de Brief aan de Romeinen. Het is de moeite waard om hier goed naar te luisteren.