Een nieuwe passage in de brief aan de Romeinen. Na de levenswijze beschreven te hebben als een logische dienst aan God (Rom 12:1 – Rom 15:7), richt Paulus zich nu op zijn eigen dagelijkse werk voor de kerken.

Uit de structuur van de brief, die al verschillende keren is getoond, blijkt dat Paulus twee keer over zijn bediening spreekt:

  • Rom 1:14-17 Eerdere bediening als evangelist
  • Rom 15:8-21 Voormalige dienst als priester

Zo noemt hij deze priesterlijke dienst in deze passage:

“Opdat ik een dienaar van Christus Jezus zou zijn voor de volken, werkend als een priester van het evangelie van God.”
Rom 15:16

Het evangelie van God was datgene waarvoor hij door God apart was gezet, volgens het eerste vers van de brief aan de Romeinen (Romeinen 1:1). Het is hiervoor dat Paulus werkt. Hij “werkt als een priester”. Er staat hier niet dat hij priester is, als functie, maar er wordt hier alleen een werkwoord genoemd – “als priester werken”, namelijk een priesterlijke dienst uitvoeren (Grieks hierourgeo, alleen hier). Het gaat dus niet om een functie, maar om wat het doet. De nadruk ligt op de activiteit.

Tegelijkertijd benadrukt dit gedeelte nogmaals duidelijk de verschillende doelgroepen voor wie Christus en Paulus werkten. Toen Jezus op aarde rondliep, was zijn aandacht gericht op de verloren schapen van het huis van Israël (Mt 15:24). Paulus bevestigt dit nogmaals in de volgende verzen. Paulus was echter niet geroepen voor de verloren schapen van het huis van Israël, maar als opdrachtgever voor alle volken. De tijd en de taak waren veranderd. Als slaaf van Christus Jezus (Romeinen 1:1) heeft Paulus niet dezelfde taak te vervullen als Jezus in de evangeliën. Dit kan niet genoeg benadrukt en erkend worden.

De waarachtigheid van God

Laten we nu de volgende passage 15:8-12 vanuit dit perspectief lezen.

“Want ik zeg datChristus de dienaar van de besnijdenis is geworden om de waarachtigheid van God, om de beloften van de vaderen te bevestigen.

Maar de volken zullen God verheerlijken om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat:

    • Daarom zal ik u aanbidden onder de volken en uw naam prijzen (Ps 18:50).
    • Elders staat weer: “Verheugt u, volken, met Zijn volk! (Deut 32,43)
    • En opnieuw staat er: “Prijs de Heer, alle volken! Laat alle volken Hem loven!” (Ps 117:1)

Rom 15:8-12

Eerst Israël, maar ook de naties. Deze twee groepen worden allebei door Paulus genoemd. Christus op aarde, zo lezen we in de Evangeliën, was een dienaar van de besnijdenis. Zijn bediening was aan Israël vanwege de waarachtigheid van God, die dit volk veel dingen beloofde. Deze beloften werden bevestigd door Christus. De bevestiging laat ook zien dat God betrouwbaar en waarachtig is. Hij doet wat Hij zegt. God houdt Zijn woord.

In één adem schrijft Paulus echter verder dat de volken ook in de beloften zijn opgenomen. Hij citeert drie passages uit het Oude Testament, waaruit blijkt dat God ook onder de volken wil wonen. Paulus legt hier een verband tussen Israël en de volken vanuit dit perspectief van de beloften. Maar we moeten hier niet de kortsluiting maken dat Paulus “daarom” precies schrijft wat de profeten bedoelden. Dit is niet het geval. Het evangelie, dat Paulus “zijn evangelie” noemt (Rom 2:16), was een mysterie en niet bekend bij de profeten (Rom 16:25-26). Als Paulus hier een vergelijking maakt, dan alleen als concept, niet als vervulling.

Hij sprak uitgebreid in hoofdstukken 9-11 over het feit dat God Zijn volk niet afwijst, ook al hebben ze Zijn Messias afgewezen. Gods visie gaat verder dan het afwijzen van mensen. We herkennen dit in Israël, in onszelf, en kunnen daarom begrijpen dat het alle mensen aangaat (1 Timoteüs 4:9-11).

Noch de mensen noch de naties accepteren de genade van God volledig. Vandaag gaat het om individuele mensen. Ze worden “uitgescholden” en komen terecht in de kerk (Grieks ekklesia of “uitgescholdenen”). Het gaat er ook niet om het in het hier en nu te implementeren. Voor de profeten was het de toekomst. Paulus beschrijft het in een bepaalde context: het is al waar in de kerk dat God geprezen wordt onder de volken. Ze ervaren dat God waar is en dat Zijn beloften worden vervuld.

“Maar de volken zullen God verheerlijken om zijn barmhartigheid.”
Rom 15:9

De God van vertrouwen

Omdat Paulus Gods waarachtigheid heeft bevestigd, kan hij Hem nu de “God van vertrouwen” noemen:

“Moge de God van vertrouwen u vervullen met alle vreugde en vrede in het geloven, zodat u overloopt van vertrouwen in de kracht van de Heilige Geest.”
Rom 15:13

Dit is de les die Paulus uit deze verhalen en beloften haalt. Hij erkent dat God vol vertrouwen en oprecht naar een doel toe werkt. Deze God van vertrouwen zou ons nu moeten vervullen met vreugde en vrede in geloof. Want als dit gebeurt, stromen we ook over van vertrouwen, van de kracht van de Heilige Geest. Vertrouwen in Zijn daden volgt uit de kennis van God.

Vertrouwen en taak van de apostel

In het volgende gedeelte beschrijft Paulus zijn bediening. Het is spannend om te zien hoe positief hij over de Romeinen schrijft.

“Ik ben er zelf ook van overtuigd, wat u, mijn broeders, betreft, dat u zelf ook vergroot bent door goedheid, vervuld met alle kennis, ook in staat om elkaar te vermanen. Toch heb ik jullie (soms vrijmoedig) geschreven om jullie er opnieuw aan te herinneren, omwille van de genade die God mij gegeven heeft, Opdat ik een dienaar van Christus Jezus zou zijn voor de volken, dienend als een priester van het evangelie van God, opdat de offers van de volken aanvaardbaar zouden zijn, geheiligd in de Heilige Geest.”
Rom 15:14

De ernst en vastberadenheid waarmee hij herhaaldelijk stelling nam, was maar op één doel gericht: “opdat het offer van de volken aanvaardbaar zou zijn . Paulus ziet een kerk voor zich, een doel waarin het geloof levend en effectief is. Het resultaat is een “offer van de naties”, een vrucht die als het ware als een offer voor God wordt beschouwd. Aan het begin van de brief had hij hier al op gewezen:

“Ik zal jullie ook niet in onwetendheid laten, mijn broeders, dat ik vaak van plan ben geweest om naar jullie toe te komen (tot nu toe ben ik verloochend), opdat jullie vrucht zullen dragen, zowel onder jullie als onder de rest van de volken.”
Rom 1:13

Hij heeft nu voor dit effect gepleit in zijn brief. Dat is zijn doel. Het gaat niet om hemzelf, maar om Christus en de zaak van God:

“In mijn dienst voor de zaak van God beroem ik mij daarom alleen op Christus Jezus. Want ik zou niet durven spreken over iets dat Christus niet door mij heeft gedaan om de volken te leiden tot geloofsgehoorzaamheid door woord en daad, in de kracht van tekenen en wonderen, in de kracht van de Geest van God.”
Rom 15:17-19

Tekens en wonderen

Het feit dat Paulus spreekt over tekenen en wonderen die expliciet wijzen op het messiaanse koninkrijk in de evangeliën (Mt 10,5-7; Mt 11,2-6; Heb 6,5) kan alleen goed worden gewaardeerd als we zien dat Paulus’ bediening ook een ontwikkeling kent. Zijn tekenen en wonderen, zoals bekend uit zijn eerste ambtsperiode, overtroffen de krachten van de Twaalf Apostelen. Ze verdwenen echter allemaal in zijn latere jaren (we lezen niets meer over hen). Het was een goede afwisseling. Zijn boodschap werd dieper. Christus werd groter. Verlossing werd meer omvattend. Het uitzicht werd nog indrukwekkender. Grace werd levendiger. Geen tekenen en wonderen meer, maar meer geestelijke rijkdom.

Paulus blijft verslag doen van deze reizen:

“Zodat ik van Jeruzalem rondom tot aan Illyrië het evangelie van Christus volledig gevestigd heb. Daarom heb ik mijn eer gesteld niet het evangelie te verkondigen waar Christus al genoemd wordt, opdat ik niet op andermans fundament zou bouwen, maar zoals geschreven staat: Zij die van Hem niet gehoord hebben, zullen zien; en zij die niet gehoord hebben, zullen verstaan.” (Jes 52:15)
Rom 15:19-21

Paulus werkte meer dan alle andere apostelen, schrijft hij zelf (1 Korintiërs 15:10). Dit is waarschijnlijk een verwijzing naar zijn vele reizen en zijn werk in veel verschillende kerken. Paulus zou bijvoorbeeld nooit voortbouwen op het werk van een andere apostel. Rome is ook niet door Petrus gesticht, want Petrus is nooit in Rome geweest voor zover de Bijbel vermeldt. De kerk was er wel, maar was waarschijnlijk gesticht door reizigers die het evangelie hadden meegenomen. Paulus was nu in staat om zijn bediening hier te vervullen, hoewel hij de kerk in Rome ook niet stichtte.

Vertrouwen voor de kerk in Rome

Het vertrouwen dat Paulus heeft in de kerk ziet hij ook in de kerk in Rome zelf.

“Maar ook ikzelf, mijn broeders, ben ervan overtuigd dat u zelf vol goedheid bent, vervuld van alle kennis en ook in staat om elkaar te vermanen.”
Rom 15:14

Geloof is nooit iets dat je alleen in jezelf hebt. Geloof ontstaat en bloeit in gemeenschap. Het is daarom cruciaal dat we elkaar vertrouwen geven. Als Paulus het heeft over Zijn vertrouwen en taak, dan blijft het daar niet bij. Hij schrijft hier aan de kerk in Rome en vergeet niet om deze mensen te bevestigen in hun geloof.

Verdieping

  • Wanneer heb je voor het laatst iemand anders bevestigd in zijn/haar geloof?
  • Begrijp je je taak in deze wereld?
  • Vertrouwen en vooruitzichten komen voort uit het evangelie. Schets waarom het werkt.
  • Welk doel heeft Paulus voor ogen als hij dit schrijft (Romeinen 15:7-21)?